Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2019
Door middel van deze brief geef ik mijn advies op de herziene amendementen van het lid Kerstens met Kamerstuk 35 093, nr. 26 en nr. 271.
In amendement met Kamerstuk 35 093, nr. 26 wordt voorgesteld om een lichte voorhangbepaling toe te voegen bij de algemene maatregel van bestuur (AMvB) waarmee regels gesteld kunnen worden met betrekking tot de beoordeling van het college bij de beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening(wijzing artikel 2.3.5 van de Wmo 2015 opgenomen in artikel I, onderdeel C).
Momenteel is er alleen een voorhangbepaling van toepassing op de AMvB die de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen regelt. Deze voorhang geldt alleen voor een AMvB die betrekking heeft op het meewegen van het vermogen in het bepalen van de eigen bijdrage.
Met het voorgestelde lid, dat het mogelijk maakt om regels te stellen aan de beoordeling van het college, wordt de wet op een belangrijk punt uitgebreid. Eventuele aanvullende regels die stoelen op deze grondslag dienen zorgvuldig opgesteld te worden. Ik vind het om die reden goed voorstelbaar dat uw Kamer hier ook een voorhangbepaling voor wil opnemen. Ik laat het oordeel over dit amendement aan uw Kamer.
In amendement met Kamerstuk 35 093, nr. 27 wordt voorgesteld om binnen drie jaar de doeltreffendheid en de effecten van het wetsvoorstel te evalueren. Ik vind het belangrijk om in beeld te brengen of met het wetsvoorstel de beoogde doelen worden bereikt en wat de effecten zijn van het wetsvoorstel. De termijn van 3 jaar geeft de kans om hiervan een beeld te vormen. De laatste zin van de toelichting op dit amendement luidt: «Daarnaast beschikt het CAK over alle gegevens en is een evaluatie dus niet ingewikkeld.» Ik hecht er aan te verhelderen dat een evaluatie van de effecten van de evaluatie van dit wetsvoorstel een breder onderzoek, en daarmee meer informatie vraagt, dan bij het CAK beschikbare data. Met die toevoeging laat ik het oordeel over dit amendement aan uw Kamer.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge