5 april 2019
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel C, onder 2, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «wordt een lid toegevoegd» vervangen door «worden twee leden toegevoegd».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. De voordracht voor een krachtens het achtste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overlegd.
In de memorie van toelichting staat: «De precieze effecten van het abonnementstarief, in het bijzonder op de toestroom naar voorzieningen (aanzuigende werking), zijn op voorhand lastig in te schatten. Daarom is het goed een vinger aan de pols te houden. Met het oog hierop zullen de effecten van de maatregel in de praktijk via een monitor worden gevolgd. Als er zich in de praktijk inderdaad ongewenste effecten voordoen die zich onvoldoende met de huidige wettelijke kaders en gemeentelijk lokaal beleid laten beïnvloeden, moeten er mogelijkheden zijn om deze ongewenste effecten terug te dringen. Dit wordt mogelijk gemaakt door in dit wetsvoorstel op te nemen dat bij AMvB regels gesteld kunnen worden met betrekking tot de beoordeling van het college voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening (artikel 2.3.5 van de Wmo 2015).» Door een lichte voorhang toe te voegen krijgt de Kamer de mogelijkheid grenzen aan te geven waarbinnen het college kan beslissen tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening. Indiener vindt dit belangrijk omdat de gevolgen voor mensen groot kunnen zijn en de regering op voorhand al aangeeft dat de effecten onduidelijk zijn. Voorkomen moet worden dat mensen die een maatwerkvoorziening nodig hebben de dupe worden, wanneer de toestroom vanwege invoering van het abonnementstarief zo groot is dat een gemeente om budgettaire redenen strengere criteria wil hanteren bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen.
Kerstens