Gepubliceerd: 22 november 2018
Indiener(s): Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35087-2.html
ID: 35087-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat – met het oog op uitvoerbaarheid en het terugdringen van regeldruk – het wenselijk is om de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg aan te passen zodat de arts, de gezondheidszorgpsycholoog en de orthopedagoog-generalist als Wzd-functionaris kunnen fungeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel m, wordt «Wzd-arts: ter zake kundige arts,» vervangen door «Wzd-functionaris: ter zake kundige arts, gezondheidszorgpsycholoog of orthopedagoog-generalist».

B

In artikel 2b, eerste tot en met derde lid, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

C

In artikel 3, derde en vierde lid, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De zorgverantwoordelijke vraagt advies over het zorgplan aan een externe deskundige indien na het uitgebreid deskundigenoverleg als bedoeld in artikel 10, tiende lid, het niet lukt de onvrijwillige zorg binnen de in het zorgplan opgenomen termijn af te bouwen.

2. In het tweede lid wordt «onderdeel b,» geschrapt.

E

In artikel 11a, eerste tot en met vierde lid, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

F

In artikel 13, tweede lid, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

G

In artikel 15, vierde lid, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

H

In artikel 16, tweede lid, onderdelen f en o, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

I

In artikel 17, eerste lid, onderdeel j, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

J

In artikel 18c, eerste en derde tot en met vijfde lid, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

K

In artikel 22, eerste lid, onderdeel e, wordt wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

L

In artikel 25, eerste lid, onderdeel e, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

M

In artikel 41, eerste lid, onderdeel i, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

N

In artikel 44, tweede lid, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

O

In artikel 47, derde, vierde, zesde, achtste en negende lid, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

P

In artikel 48, zesde, zevende, tiende, elfde en vijftiende lid, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

Q

In artikel 50 wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

R

In artikel 51a, vierde lid, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

S

In artikel 55, tweede lid, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

T

In artikel 56d, tweede lid, onderdeel g, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

U

In artikel 56f, vierde lid, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

V

In artikel 57, derde lid, wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».

W

In artikel 60a, eerste en tweede lid, wordt «Wzd-arts» steeds vervangen door «Wzd-functionaris».

ARTIKEL II

Na artikel 13:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13:3a

  • 1. Indien het ernstige vermoeden bestaat dat betrokkene, die zich aan de uitvoering van de verplichte zorg heeft onttrokken, in levensgevaar verkeert of een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal plegen met een aanzienlijk risico op ernstig nadeel voor hemzelf of voor een ander, kan de officier van justitie, na machtiging daartoe door de rechter-commissaris, met het oog op de vaststelling van de verblijfplaats van betrokkene een opsporingsambtenaar bevelen:

    • a. een persoon stelselmatig te volgen of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waar te nemen, zo nodig met behulp van een technisch hulpmiddel;

    • b. vertrouwelijke communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, op te nemen met een technisch hulpmiddel;

    • c. gegevens te vorderen over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking hebben op gegevens die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan gegevens betreffen die ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel na het tijdstip van de vordering worden verwerkt;

    • d. gegevens te vorderen ter zake van naam, adres, postcode, woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruiker van een communicatiedienst;

    • e. met inachtneming van artikel 3.22, derde en vierde lid, van de Telecommunicatiewet, met behulp van in dat artikel bedoelde apparatuur het nummer te verkrijgen waarmee de gebruiker van een communicatiedienst kan worden geïdentificeerd;

    • f. gegevens te vorderen van degene die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt ter zake van naam, adres, postcode, woonplaats, postadres, geboortedatum, geslacht en administratieve kenmerken;

    • g. gegevens te vorderen van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens.

  • 2. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste een week. Het kan telkens voor een termijn van ten hoogste een week worden verlengd.

  • 3. Het bevel is schriftelijk en vermeldt:

    • a. de naam van betrokkene;

    • b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;

    • c. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel a of c, de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de bedoelde persoon;

    • d. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, zo mogelijk het nummer of een andere aanduiding waarmee de individuele gebruiker van de communicatiedienst wordt geïdentificeerd alsmede, voor zover bekend, de naam en het adres van de gebruiker;

    • e. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel a, een aanduiding van de aard van het technisch hulpmiddel of de technische hulpmiddelen waarmee de communicatie wordt opgenomen;

    • f. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel e, de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gebruiker van een communicatiedienst van wie het nummer moet worden verkregen;

    • g. bij toepassing van het eerste lid, onderdelen f of g, de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon op wie de te verstrekken gegevens betrekking hebben;

    • h. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en;

    • i. de geldigheidsduur van het bevel.

  • 4. Indien bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, het bevel betrekking heeft op communicatie die plaatsvindt via een openbaar telecommunicatienetwerk of met gebruikmaking van een openbare telecommunicatiedienst in de zin van de Telecommunicatiewet, wordt – tenzij zulks niet mogelijk is – het bevel ten uitvoer gelegd met medewerking van de aanbieder van het openbare telecommunicatienetwerk of de openbare telecommunicatiedienst en gaat het bevel vergezeld van de vordering van de officier van justitie aan de aanbieder om medewerking te verlenen.

  • 5. Indien bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, het bevel betrekking heeft op andere communicatie dan bedoeld in het tweede lid, wordt – tenzij zulks niet mogelijk is – de aanbieder in de gelegenheid gesteld medewerking te verlenen bij de tenuitvoerlegging van het bevel.

  • 6. Het bevel wordt bij toepassing van het eerste lid, onderdeel f, gegeven aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, van de Telecommunicatiewet.

  • 7. Bij dringende noodzaak kan het bevel mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt in dat geval het bevel binnen drie dagen op schrift.

  • 8. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van het bevel wordt beëindigd.

  • 9. Het bevel kan schriftelijk en met redenen omkleed worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of beëindigd.

  • 10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld:

    • a. over de wijze waarop het bevel wordt gegeven;

    • b. over de wijze waarop de gegevens worden gevorderd;

    • c. over de wijze waarop aan de vordering wordt voldaan;

    • d. met betrekking tot de opsporingsambtenaar die de gegevens vordert.

  • 11. De officier van justitie doet van de verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, d, f en g proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:

    • a. de naam van betrokkene;

    • b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;

    • c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon omtrent wie gegevens worden gevorderd;

    • d. de verstrekte gegevens;

    • e. de periode waarover de vordering zich uitstrekt.

  • 12. De vordering van gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, d, f en g, wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.

  • 13. Van een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering doet de officier van justitie proces-verbaal opmaken.

  • 14. De vordering bedoeld in het eerste lid, onderdelen f en g, kan geen betrekking hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging.

  • 15. De met de tenuitvoerlegging belaste ambtenaar kan ter aanhouding van betrokkene elke plaats betreden en doorzoeken.

ARTIKEL III

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het onderdeel «physician assistent» door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

orthopedagoog-generalist.

B

In artikel 10, tweede lid, wordt «een arts of een psychotherapeut betreft» vervangen door «een arts, een psychotherapeut of een orthopedagoog-generalist betreft».

C

Na artikel 33b wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 10. Orthopedagogen-generalist

Artikel 33c

Om in het desbetreffende register als orthopedagoog-generalist te kunnen worden ingeschreven, wordt vereist het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet aan de daartoe bij algemene maatregel van bestuur gestelde opleidingseisen.

Artikel 33d

Tot het gebied van deskundigheid van de orthopedagoog-generalist wordt gerekend het verrichten van onderzoek en diagnostiek en het behandelen en begeleiden van zich in een persoonlijke afhankelijkheidsrelatie bevindende personen met leer-, gedrags-, en ontwikkelingsproblemen.

D

In artikel 47, tweede lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van het onderdeel «physician assistent» door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

orthopedagoog-generalist.

ARTIKEL IV

  • 1. Ten aanzien van degenen die het beroep van orthopedagoog-generalist reeds uitoefenden vóór het tijdstip waarop artikel III, onderdeel A, in werking is getreden, blijft het in artikel 4, tweede lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gestelde verbod, voor zover het de titel betreft, waarvan het voeren voorbehouden is aan degenen die in de op dat beroep betrekking hebbende hoedanigheid in het desbetreffende register ingeschreven staan, gedurende zes maanden na dat tijdstip en, indien binnen dat tijdstip overeenkomstig het bij of krachtens artikel 5 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bepaalde een aanvrage voor inschrijving in het register van orthopedagogen-generalist is ingediend, ook nadien totdat op hun aanvrage onherroepelijk is beslist, buiten toepassing.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn aan tuchtrechtspraak overeenkomstig de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onderworpen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde personen worden voor de toepassing van in andere wetten opgenomen bepalingen, betrekking hebbende op degenen die in het desbetreffende register ingeschreven staan, gedurende de in het eerste lid bedoelde periode gelijkgesteld met degenen die in dat register ingeschreven staan.

ARTIKEL V

De Wet toelating zorginstellingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, tweede lid, wordt «indien de toelating een instelling met artsen of psychotherapeuten betreft» vervangen door «indien de toelating een instelling met artsen, psychotherapeuten of orthopedagogen-generalist betreft».

B

In artikel 14, derde lid, wordt «van een instelling met artsen of psychotherapeuten betreft» vervangen door «van een instelling met artsen, psychotherapeuten of orthopedagogen-generalist betreft».

ARTIKEL VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 december 2017 ingediende voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap van cliënten in zorginstellingen (Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018) (Kamerstukken 34 858) tot wet is of wordt verheven, wordt in de artikelen 17 en 18 van die wet de zinsnede «Wzd-arts» telkens vervangen door «Wzd-functionaris».

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister voor Medische Zorg,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,