Kamerstuk 35084-33

Reactie op motie van het lid Omtzigt over een extra geldigheidsduur voor de Britse rijbewijzen van Nederlandse chauffeurs

Dossier: Wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Verzamelwet Brexit)

Gepubliceerd: 12 februari 2019
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: economie europese zaken internationaal organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35084-33.html
ID: 35084-33

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2019

Op 29 januari jl. heeft de Tweede Kamer de motie van het lid Omtzigt (Kamerstuk 35 084, nr. 28) aangenomen, waarin wordt verzocht om binnen twee weken een oplossing voor te stellen voor Nederlandse chauffeurs die reeds tijdig verlenging van hun rijbewijs hebben aangevraagd, maar door de problematiek bij het CBR geen geldig rijbewijs hebben.

Ik realiseer me dat het rijbewijs, niet in de laatste plaats voor beroepschauffeurs, van eminent belang is. Daarom heeft de uitvoeringsbeheersing van CBR ook uw en mijn volle aandacht.

Door het CBR wordt sinds vorige maand prioritair gestuurd op de verloopdatum van het rijbewijs. Dit houdt in dat de aanvragen van rijbewijzen waarvan de geldigheid op korte termijn komt te vervallen als eerste worden behandeld, om zoveel mogelijk te voorkomen dat de rijbewijzen ongeldig worden en aanvragers tijdelijk zonder rijbewijzen komen te zitten. Deze benadering wordt toegepast in alle gevallen. Om de aanvragen van beroepschauffeurs zo snel mogelijk te behandelen en te voorkomen dat zij zonder rijbewijs komen te zitten is begin 2019 een spoedprocedure afgesproken met TLN waarbij brancheorganisaties EVOFenedex en KNV zich hebben aangesloten. Sinds de invoering van de procedure zijn 130 chauffeurs gemeld en in de spoedprocedure opgenomen. TLN heeft onlangs verklaard positief te zijn over de resultaten. De procedure houdt in dat de brancheorganisaties bemiddelen bij het CBR voor leden die lang moeten wachten op een nieuw rijbewijs en/of waarvan de geldigheid van hun rijbewijs dreigt te verlopen. De aanvraag van deze rijbewijshouders wordt dan met voorrang behandeld. De behandeling kan eruit bestaan dat zij, afhankelijk van het stadium waarin de aanvraag zich bevindt en de situatie, meteen een verklaring van geschiktheid (VvG) krijgen of dat het CBR als extra dienstverlening zo mogelijk versneld een afspraak bij een keuringsarts of specialist regelt.

De heer Omtzigt constateert in zijn motie dat de regering bij een harde brexit Britse rijbewijzen die eigenlijk ongeldig zijn, een extra geldigheidsduur van vijftien maanden geeft. Dat de overgangsregeling voorziet in een verlenging van de geldigheid van VK-rijbewijzen is echter een misvatting. Ik heb niet de bevoegdheid om de geldigheid van VK-rijbewijzen te verlengen. Die bevoegdheid heb ik ook niet voor NL-rijbewijzen. De overgangsregeling voorziet uitsluitend in een verlenging (tot 15 maanden na de Brexit) van de periode waarin VK-rijbewijzen onder dezelfde voorwaarden als EU-rijbewijzen kunnen worden omgewisseld. De geldigheid van het VK-rijbewijs zelf blijft ongewijzigd. Als de geldigheid van het rijbewijs vóór het einde van de periode van 15 maanden na de Brexit afloopt, moeten Britten net als Nederlandse chauffeurs hun rijbewijs vernieuwen, waar nodig met een gezondheidsverklaring.

Ik heb gezien het belang van de problematiek ook de mogelijkheid verkend om rijbewijshouders die in afwachting zijn van een VvG een document te geven dat kan dienen als vervangend rijbewijs, zodat zij ondertussen kunnen blijven doorrijden. Deze optie is echter juridisch niet mogelijk. Zij zou in feite neerkomen op een (tijdelijke) verlenging van de geldigheid van het rijbewijs. Dat zou in strijd zijn met de Europese rijbewijsrichtlijn en de daarop gebaseerde Nederlandse regelgeving.

Het onderzoek heeft mij dan ook tot de conclusie gebracht dat er geen juridische mogelijkheden voorhanden zijn om de Nederlandse beroepschauffeurs te helpen met een overgangsregeling. Daarmee is en blijft de uitvoeringsbeheersing door het CBR van het grootste belang en houdt het mijn maximale aandacht. De inzet is er op gericht om met de ingerichte spoedprocedure chauffeurs zo spoedig mogelijk te helpen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga