Nr. 20 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DAM EN VAN DER GRAAF

Ontvangen 18 juni 2020

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Aan artikel 6, tweede lid, wordt toegevoegd «In afwijking van artikel 23b, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, op verzoek van Onze Minister of ambtshalve, bepalen dat de vereffenaar het in dat lid bedoelde overschot uitkeert aan de Staat.»

II

Voor de punt aan het slot van artikel 7, tweede lid, laatste zin, wordt ingevoegd «, met dien verstande dat de rechtbank, op verzoek van Onze Minister of ambtshalve, kan bepalen dat de vereffenaar het overschot, bedoeld in artikel 23b, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, uitkeert aan de Staat».

Toelichting

Een gevolg van een bestuurlijk verbod van een Nederlandse rechtspersoon is de ontbinding ervan (artikel 5) en de vereffening van zijn vermogen (artikel 6, tweede lid), net zoals dat het geval is bij een civiel verbod op grond van artikel 2:20 BW. Een buitenlandse organisatie kan na een Nederlands (civiel of bestuurlijk) verbod niet door een Nederlandse autoriteit worden ontbonden, maar in navolging van artikel 10:122, vierde lid, BW regelt artikel 7 wel dat de in Nederland gelegen goederen van de buitenlandse organisatie vereffend kunnen worden (overigens pas nadat het verbod onherroepelijk is geworden), met overeenkomstige toepassing van de BW-bepalingen over vereffening van het vermogen van Nederlandse rechtspersonen.

Onder de algemene regeling in het BW voor de vereffening na ontbinding van een rechtspersoon (artikel 2:23b, eerste lid, BW) komt het batig saldo ten goede aan een eventueel daartoe statutair vastgelegde bestemming. Is een dergelijke bestemming niet gegeven, dan wordt dit saldo overgemaakt aan de leden of aandeelhouders. Enkel als er geen ander is die recht heeft op het overschot, keert de vereffenaar het saldo uit aan de Staat, die het vervolgens zo veel mogelijk overeenkomstig het doel van de rechtspersoon dient te besteden. Dit alles ligt na een verbodenverklaring in het belang van de openbare orde niet voor de hand. Daarom regelt dit amendement dat de (civiele) rechter die een of meer vereffenaars benoemt, kan bepalen (ambtshalve of op verzoek van de Minister) dat het batig saldo wordt uitgekeerd aan de Staat. Daarmee wordt voorkomen dat dit saldo zal worden ingezet voor de voortzetting van de werkzaamheden die aanleiding hebben gegeven voor het verbod van de rechtspersoon of de buitenlandse organisatie.

Van Dam Van der Graaf