Ontvangen 28 maart 2019
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel II, onder C, wordt «de meldkamerfunctie» vervangen door «de meldkamerfunctie,».
II
In artikel III worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
D
In artikel 13, eerste lid, wordt «de artikelen 4, tweede, derde en vierde lid,» vervangen door «de artikelen 4, tweede, derde, vierde en vijfde lid,».
E
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a
1. Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete ter handhaving van artikel 4, zesde lid.
2. De op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
F
In artikel 14, eerste lid, wordt «de artikelen 4, tweede, derde en vierde lid,» vervangen door «de artikelen 4, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid,».
Artikel I herstelt een onvolkomen wijzigingsopdracht.
Artikel II
Bij de voorgestelde wijziging van de Tijdelijke wet ambulancezorg was de wijziging van artikel 4 niet adequaat verwerkt in de artikelen 13 en 14 (de handhavingsartikelen). Zonder die aanpassing is handhaving van artikel 4, vijfde lid (nieuw), niet mogelijk. Met de wijziging van de artikelen 13 (in onderdeel D) en 14 (in onderdeel F) wordt dit hersteld. De handhaving van artikel 4, zesde lid (nieuw), komt hierna aan de orde.
Bovenstaande wijzigingen vloeien voort uit de Toezicht- en Handhaafbaarheidstoets van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), die werd ontvangen nadat het Nader rapport al was opgesteld. Die toets geeft, naast de wijzigingen die in de onderdelen D en F zijn opgenomen, aanleiding voor een derde wijziging in de handhavingsartikelen. Het huidige artikel 4, vierde lid, van de Tijdelijke wet ambulancezorg bevat het verbod om ambulancezorg te verlenen zonder opdracht van een meldkamer. De huidige bestuurlijke handhaving van dit artikellid is een last onder dwangsom (een herstelsanctie, waarbij een termijn wordt gegeven waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd). De Minister voor Medische Zorg volgt het oordeel van de IGJ dat voor de handhaving van dit artikellid een bestuurlijke boete de voorkeur verdient boven een herstelsanctie. Daarom wordt in onderdeel E een nieuw artikel (13a) ingevoegd in de Tijdelijke wet ambulancezorg. Daarin is sprake van artikel 4, zesde lid, omdat ingevolge onderdeel B het vierde lid wordt vernummerd tot zesde lid. De hoogte van de bestuurlijke boete wordt ten hoogste het bedrag dat in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is vastgesteld voor de vierde categorie (momenteel € 20.750), wat conform vergelijkbare overtredingen is.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus