Ontvangen 27 maart 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel C, worden na het eerste wijzigingsonderdeel twee onderdelen ingevoegd, luidende:
1a. In lid 3 wordt na «lid 2» ingevoegd «en lid 4a».
2a. Na lid 4 wordt een lid ingevoegd, luidende:
4a. Indien de vennootschap krachtens wettelijke bepalingen een ondernemingsraad heeft ingesteld en indien een voorstel tot vaststelling van de bezoldiging inhoudt dat de vaste bezoldiging wordt verhoogd met meer dan de gemiddelde jaarlijkse verandering in het gemiddelde loon als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 over de voorgaande vijf boekjaren van de werknemers van de vennootschap en haar groepsmaatschappijen die geen bestuurder zijn gedurende deze periode, uitgaande van een volledige werkweek, wordt de bezoldiging niet vastgesteld als bedoeld in lid 4, dan nadat de ondernemingsraad met dat voorstel heeft ingestemd.
Een gemiddelde werknemer moet tegenwoordig 171 jaar werken om het jaarsalaris van een CEO te verdienen. De afgelopen decennia is deze salariskloof geleidelijk aan toegenomen, onder meer omdat bestuurders en aandeelhouders meer zeggenschap hebben dan werknemers. Dit zorgt voor een toenemende ongelijkheid. Het is voor de samenleving beter om deze kloof te verkleinen in plaats van te vergroten.
Op dit moment is op grond van de Wet op de ondernemingsraden een jaarlijks gesprek tussen het bestuur en de OR over de ontwikkeling van de beloningsverhoudingen verplicht. Dit amendement zorgt ervoor dat werknemers instemmingsrecht krijgen wanneer de voorgestelde salarisstijging van bestuurders groter is dan de gemiddelde stijging van het salaris van de werknemers binnen de onderneming. Hierdoor kunnen controversiële voorstellen voor salarisverhogingen van bestuurders geen doorgang meer vinden zonder instemming van de werknemersvertegenwoordiging.
Snels Smeulders