Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22) het noodzakelijk maakt de Wet wapens en munitie en de Wet natuurbescherming te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1 wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
2. Onderdeel 12 komt te luiden:
het document bedoeld in artikel 1, derde lid, van Richtlijn (EEG) 91/477van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEG L 256/51);
3. Na onderdeel 15 worden, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, drie onderdelen ingevoegd, luidende:
Richtlijn (EEG) 91/477van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEG L 256/51);
een essentieel onderdeel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 2, van de Richtlijn van een vuurwapen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn;
vuurwapens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn die voorgoed onbruikbaar zijn gemaakt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 6, van de Richtlijn.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De bepalingen betreffende wapens zijn mede van toepassing op hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens, de essentiële onderdelen van vuurwapens en op de onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Magazijnen voor vuurwapens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn zijn in elk geval hulpstukken als bedoeld in het eerste lid.
D
In artikel 4 worden, onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:
3. Een ontheffing op grond van het eerste lid voor een museum als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 7, van de Richtlijn of voor een verzamelaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 8, van de Richtlijn, wordt slechts verstrekt als het museum of de verzamelaar door Onze Minister als zodanig is erkend.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden de voorwaarden voor de erkenning van een museum of verzamelaar bepaald.
E
Er wordt na artikel 6a een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ontheffingen op grond van artikel 4 en verloven op grond van de artikelen 28, 29 en 32 worden aangewezen die, onverminderd het bepaalde in de artikelen 6, 6a en 7, worden geweigerd indien de aanvrager geen bewijs van lidmaatschap overlegt van een door Onze Minister erkende vereniging.
2. Onze Minister erkent slechts een vereniging die:
a. is ingeschreven in het handelsregister;
b. zich blijkens zijn statuten ten doel stelt zijn leden in de gelegenheid te stellen een of meer erkende of gereglementeerde schietsportdisciplines te beoefenen;
c. een presentieregister, een wapenuitgifteregister, een munitie-uitgifteregister en een introducé-register bijhoudt, overeenkomstig door Onze Minister vastgestelde modellen;
d. ten minste één lid verantwoordelijk voor het beheer van wapens op de vereniging heeft gesteld en dat beheer voldoet aan nadere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, en;
e. van zijn leden die geen verlof als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet hebben, een verklaring omtrent het gedrag overgelegd heeft gekregen.
3. Onze Minister weigert, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, de erkenning indien er reden is om te vrezen dat door de vereniging of zijn leden misbruik wordt of zal worden gemaakt van wapens of munitie, zoals bedoeld in artikel 7, onderdeel d.
F
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De in het tweede lid bedoelde verloven en ontheffingen voor vuurwapens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn worden ingetrokken indien de houder ervan in het bezit is van een magazijn voor een vuurwapen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn zonder hiervoor een verlof of ontheffing te hebben.
G
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd:
Dit verbod is ook van toepassing op het onderhandelen over of regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie of het organiseren van de overbrenging van wapens of munitie binnen, naar of vanuit een lidstaat van de Europese Unie.
2. Er wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. Een erkenning strekt niet tot de ombouw of aanpassing van een wapen van categorie II, sub 6°, of categorie III, sub 2° of sub 4°, tot een vuurwapen.
H
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De houder van een erkenning of de beheerder meldt verdachte transacties rond de verwerving van munitie, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Richtlijn bij de korpschef.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat in elk geval onder verdachte transacties wordt verstaan.
I
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «en jagers» vervangen door «, jagers en personen die een ontheffing of verlof hebben ten behoeve van het nabootsen van historische gebeurtenissen».
2. Er wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. Het eerste lid is ook van toepassing bij verkoop middels een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 230g, eerste lid, onderdeel e, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
J
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt toegevoegd:
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen sprake is van een redelijk belang, als bedoeld in onderdeel a.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid wordt een verlof niet verstrekt voor een vuurwapen als bedoeld in Categorie A, onderdeel 8, in bijlage I van de Richtlijn.
K
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «een wapen van categorie III» vervangen door «wapens van categorie II of III».
2. Er wordt een lid toegevoegd:
6. Het eerste tot en met derde lid zijn ook van toepassing op verkoop middels een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 230g, eerste lid, onderdeel e, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
L
Artikel 32, eerste lid, komt te luiden:
1. Verlof tot verkrijging van wapens van categorie II of III wordt door de korpschef verleend aan:
a. personen die een ontheffing als bedoeld in artikel 4 voor een wapen van categorie II bezitten, of;
b. personen die een verlof tot voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens voorhanden mogen hebben.
M
Artikel 32a komt te luiden:
1. Een vuurwapen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn en de essentiële onderdelen daarvan, die op of na 14 september 2018 zijn vervaardigd of ingevoerd in de Europese Unie, zijn voorzien van een duidelijke, blijvende en unieke markering.
2. De markering bevat:
a. de naam van de fabrikant of het merk;
b. het land of de plaats van vervaardiging;
c. het serienummer en het jaar van vervaardiging, indien dit nog geen onderdeel uitmaakt van het serienummer, en
d. indien uitvoerbaar, het model.
3. De markering wordt aangebracht onmiddellijk na de vervaardiging van het vuurwapen of onverwijld na invoer in de Europese Unie. De markering dient in elk geval uiterlijk te zijn aangebracht op het moment van het op de markt brengen van het vuurwapen.
4. Indien een essentieel onderdeel van een vuurwapen te klein is om te worden gemarkeerd in overeenstemming met het tweede lid, wordt het ten minste gemarkeerd met een serienummer of een alfanumerieke of digitale code.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in afwijking van het eerste tot en met het vierde lid voorschriften worden gegeven voor de markering van vuurwapens in de zin van de Richtlijn en essentiële onderdelen van vuurwapens die van bijzonder historisch belang zijn.
N
In artikel 32b, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 1, eerste lid, in samenhang met bijlage I, van de richtlijn nr. 91/477/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEG L 256)» vervangen door «als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn».
O
Na artikel 34 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. De op grond van deze wet verleende erkenningen, vergunningen, verloven en ontheffingen voor vuurwapens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn, en de op grond van de Wet natuurbescherming verleende jachtaktes voor vuurwapens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn, worden door de korpschef ingevoerd en bijgehouden in een geautomatiseerd systeem van gegevensbestanden.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke persoonsgegevens en welke gegevens over de vuurwapens waarvoor een erkenning, vergunning, verlof, ontheffing of jachtakte is verleend op grond van het eerste lid worden ingevoerd en bijgehouden.
1. Om te voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn bedoelde verplichting worden de op grond van artikel 35, tweede lid, ingevoerde en bijgehouden gegevens gedurende een periode van 30 jaar na vernietiging van het vuurwapen of de betreffende essentiële onderdelen van het vuurwapen bewaard.
2. De op grond van artikel 35, tweede lid, ingevoerde en bijgehouden gegevens kunnen door Onze Minister, de korpschef en het onderdeel van de Belastingdienst, de Centrale dienst voor in- en uitvoer ten behoeve van hun taken met betrekking tot douaneprocedures tot tien jaar na vernietiging van het vuurwapen of de betreffende essentiële onderdelen van het vuurwapen worden geraadpleegd.
3. De op grond van artikel 35, tweede lid, ingevoerde en bijgehouden gegevens kunnen door Onze Minister, de politie en het openbaar ministerie ten behoeve van hun taken met betrekking tot de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, tot dertig jaar na vernietiging van het vuurwapen of de betreffende essentiële onderdelen van het vuurwapen worden geraadpleegd.
1. De korpschef verstrekt ter voldoening van de verplichting, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de Richtlijn op elektronische wijze, met gebruikmaking van een hiertoe, op grond van artikel 13, vijfde lid, van de Richtlijn voorzien systeem, aan de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten gegevens over vergunningen die zijn verleend voor de overbrenging van vuurwapens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn, naar een andere lidstaat en gegevens over de weigering om overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de Richtlijn vergunningen te verlenen op grond van veiligheidsoverwegingen of in verband met de betrouwbaarheid van de aanvrager.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke persoonsgegevens en gegevens over vuurwapens worden verstrekt op grond van het eerste lid.
P
Na artikel 42 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
De korpschef is de bevoegde autoriteit voor de controle, bedoeld in artikel 10 ter, eerste lid, van de Richtlijn.
Ten behoeve van de taakuitoefening op grond van de artikelen 35, 36 en 37 van de wet kan de korpschef persoonsgegevens verwerken waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen kan blijken, alsmede gegevens betreffende gezondheid, strafrechtelijke veroordelingen of strafbare feiten bedoeld in paragraaf 3.1 en 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Q
In artikel 54 wordt na «de artikelen 8, eerste lid,» ingevoegd: 9a,
Artikel 5.4, vierde lid, van de Wet natuurbescherming wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «, of» vervangen door een punt komma.
2. In onderdeel d wordt de punt aan het slot vervangen door: , of
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. indien de houder ervan in het bezit is van een magazijn voor een vuurwapen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn zonder hiervoor een verlof of ontheffing op grond van de Wet wapens en munitie te hebben.
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 april 2018 ingediende voorstel van wet tot Aanpassing van wetten ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming) (Kamerstukken 34 939) tot wet is of wordt verheven en artikel 1.12 uit Hoofstuk 1 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel P van deze wet als volgt te luiden:
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 april 2018 ingediende voorstel van wet tot Aanpassing van wetten ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming) (Kamerstukken 34 939) tot wet is of wordt verheven en artikel 1.12 uit Hoofstuk 1van die wet later in werking treedt dan deze wet, komt dat artikel als volgt te luiden:
Artikel 44 van de Wet wapens en munitie komt als volgt te luiden:
Ten behoeve van de taakuitoefening op grond van deze wet kan de korpschef persoonsgegevens verwerken waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen kan blijken, alsmede gegevens betreffende gezondheid, strafrechtelijke veroordelingen of strafbare feiten bedoeld in paragraaf 3.1 en 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,