Ontvangen 5 februari 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1. » geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) vervalt «, 16».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De voordracht voor een krachtens artikel 16, vierde lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd, tenzij binnen deze termijn door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet te regelen.
Dit amendement regelt dat er een duidelijke controlerende rol voor de Tweede Kamer is om de AMvB inzake de bescherming van persoonsgegevens inhoudelijk te beoordelen. De AMvB moet in voorhang naar de Kamers. Als de leden het niet eens zijn met de inhoud van de AMvB, kunnen zij met dertig leden deze tegenhouden. De Minister moet vervolgens een wetsvoorstel opstellen om de toelatingseisen vast te stellen. In dat geval staan ook de mogelijkheden tot amendering open voor de Kamer.
Verhoeven Özütok