Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de definitie van «vaste beloning» aan te scherpen en een instemmingsrecht voor Onze Minister van Financiën te introduceren met betrekking tot een voorgenomen vaststelling of verhoging van de vaste beloning van een bestuurder van een systeemrelevante bank;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:111 komt de definitie van «vaste beloning» te luiden:
het deel van de totale beloning dat bestaat uit onvoorwaardelijke financiële of niet-financiële voordelen, daaronder niet begrepen aandelen in de onderneming of andere financiële instrumenten waarvan de waardestijging mede afhankelijk is van de waardestijging van aandelen in de onderneming of daaraan verbonden uitkeringen, zoals uitgewerkt in het beloningsbeleid van de onderneming of in overeenkomsten ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden voor de onderneming.
B
In artikel 1:116, derde lid, wordt « of 1:128, eerste lid» vervangen door «, 1:128, eerste lid, of 1:130, eerste lid».
C
Na afdeling 1.7.8 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Een voorgenomen vaststelling van de vaste beloning van een nieuwe bestuurder of verhoging van de vaste beloning van een bestuurder van een bank die een kapitaalbuffer moet aanhouden in de zin van artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel b, door het orgaan dat of degene die binnen de bank de beloning vaststelt, wordt ter voorafgaande instemming voorgelegd aan Onze Minister.
2. Indien de bank deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de bestuurders van financiële holdings en gemengde financiële holdings met zetel in Nederland waarvan de bank een dochteronderneming is.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in verband met de instemming, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld over de te overleggen gegevens.
4. Instemming, bedoeld in het eerste lid, wordt geweigerd indien de hoogte van de vaste beloning naar het oordeel van Onze Minister niet passend is met het oog op een zorgvuldig, beheerst en duurzaam beloningsbeleid waarbij rekening wordt gehouden met het maatschappelijk draagvlak. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de passendheid van de hoogte van een vaste beloning.
5. Onze Minister stelt de Tweede Kamer der Staten-Generaal schriftelijk in kennis van instemming met een voorgenomen vaststelling of verhoging van de vaste beloning van een bestuurder, bedoeld in het eerste lid.
6. De voordracht voor een krachtens het derde of vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
In afwijking van artikel 1:111 van de Wet op het financieel toezicht, blijft op overeenkomsten ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden voor de onderneming die zijn aangegaan voor inwerkingtreding van deze wet de definitie van vaste beloning zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze wet, tot twee jaar na inwerkingtreding van deze wet, van toepassing. Overeenkomsten die na inwerkingtreding van deze wet worden verlengd, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met overeenkomsten die zijn aangegaan na inwerkingtreding van deze wet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,