Ontvangen 6 februari 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel V, onderdeel B, wordt «5:25, eerste lid» vervangen door: 5:25v, eerste lid.
B
Na artikel X wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XA
Aan artikel 10, tweede lid, van de Sanctiewet 1977 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland rechten van deelneming in een icbe mogen aanbieden of beheerder van een icbe mogen zijn.
C
Na artikel XI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XIA
In hoofdstuk VIII van de Wet tuchtrechtspraak accountants wordt na het opschrift van dat hoofdstuk een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 51
Artikel 22, eerste lid, is niet van toepassing op handelen of nalaten dat heeft plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel A, van de Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties, indien de termijn waarbinnen op grond van artikel 22, eerste lid, zoals dat voor bedoeld tijdstip luidde, ter zake van dat handelen of nalaten een klacht kon worden ingediend bij de accountantskamer, op dat tijdstip reeds was verstreken.
Deze nota van wijziging bevat, naast het herstel van een onjuiste verwijzing, twee aanvullingen van het onderhavige wetsvoorstel. De eerste aanvulling is vooral technisch van aard en ziet op de toepasselijkheid van de Sanctiewet 1977 op financiële ondernemingen die in Nederland rechten van deelneming in een icbe mogen aanbieden of beheerder van een icbe mogen zijn.
De tweede aanvulling is meer inhoudelijk van aard en houdt verband met het thans bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties.1 Zoals aangegeven in mijn brief over dat wetsvoorstel die ik gelijktijdig met deze nota van wijziging aan Uw Kamer zend, is tijdens de behandeling van dat wetsvoorstel in de Eerste Kamer gebleken dat het wenselijk is om met betrekking tot de verlenging van de vervaltermijn voor tuchtrechtelijke klachten tegen accountants te voorzien in overgangsrecht. Dit om te voorkomen dat klachten die naar huidig recht reeds «verjaard» zijn, door de verlenging van de vervaltermijn weer zouden kunnen herleven.
De verschillende onderdelen worden hieronder nader toegelicht.
A
Dit onderdeel herstelt een onjuiste verwijzing. In de verwijzing naar artikel 5:25v, eerste lid, was de «v» weggevallen.
B
Op grond van artikel 10, tweede lid, van de Sanctiewet 1977 kan de Minister van Financiën één of meer rechtspersonen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de Sanctiewet 1977 met betrekking tot het financieel verkeer. Op grond van de Regeling van de Minister van Financiën van 5 juni 2002, houdende aanwijzing rechtspersonen Sanctiewet 1977 (Stcrt. 2002, 106) is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) belast met het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdelen b en d, van de Sanctiewet 1977.
Artikel 10, tweede lid, onderdeel b,van de Sanctiewet 1977 ziet op financiële ondernemingen die ingevolge de Wft in Nederland rechten van deelneming in een beleggingsinstelling mogen aanbieden of beheerder van een beleggingsinstelling mogen zijn. Echter, in artikel 1:1 Wft worden beleggingsinstellingen gedefinieerd als beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen in de vorm van een beleggingsfonds of een beleggingsmaatschappij (abi). Hierdoor kan de indruk ontstaan dat instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe) buiten de reikwijdte van het toezicht van de AFM vallen. Dit is onwenselijk voor het waarborgen van de integriteit van de financiële markten.
Met de aanvulling van artikel 10, tweede lid, van de Sanctiewet 1977 wordt verduidelijkt dat financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland rechten van deelneming in een icbe mogen aanbieden of beheerder van een icbe mogen zijn, eveneens onder de reikwijdte van artikel 10 van de Sanctiewet 1977 vallen. De hierboven genoemde regeling aanwijzing rechtspersonen Sanctiewet 1977 zal overeenkomstig worden aangepast.
C
Artikel 22 van de Wet tuchtrechtspraak accountants regelt het recht om ter zake van handelen of nalaten van accountants een klacht in te dienen bij de accountantskamer. Naar huidig recht dient de klacht te worden ingediend binnen drie jaar nadat de klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat de accountant mogelijk tuchtwaardig heeft gehandeld of nagelaten. In alle gevallen moet de klacht uiterlijk binnen zes jaar nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, worden ingediend.
In de praktijk is gebleken dat vooral het vaststellen van het aanvangstijdstip van de subjectieve termijn van drie jaar lastig is, terwijl met regelmaat klagers op basis van die termijn niet-ontvankelijk worden verklaard. Om die reden had de regering in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties gekozen voor een verlenging van de vervaltermijn waarbij de subjectieve termijn van drie jaar werd geschrapt. Daardoor zou in toekomstige zaken alleen nog de objectieve termijn van zes jaar gaan gelden.
Tijdens de behandeling van genoemd wetsvoorstel is als gevolg van het amendement Nijboer (PvdA)/Aukje de Vries (VVD) de vervaltermijn verlengd naar tien jaar.2 Omdat het amendement geen overgangsbepaling bevat, kan deze aanzienlijke verlenging van de vervaltermijn betekenen dat het recht om een klacht in te dienen bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties, alsnog zou herleven.
Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid voor de betrokken accountant hecht de regering er evenwel aan dat een naar huidig recht vervallen recht tot het indienen van een klacht niet alsnog kan herleven onder het nieuwe regime.3 Onderdeel C van deze nota van wijziging strekt er daarom toe om in de Wet tuchtrechtspraak accountants een bepaling van overgangsrecht op te nemen, waarin wordt geregeld dat het gewijzigde artikel 22 niet van toepassing is op handelen of nalaten, indien het recht om ter zake van dat handelen of nalaten een klacht in te dienen op grond van artikel 22 zoals dat voor wijziging luidde, reeds was vervallen.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra