Ontvangen 17 april 2018
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel I, onderdeel OO, wordt in artikel 3A:77 in de definitie salderingsovereenkomst «zijn verschuldigd zijn» vervangen door: zijn verschuldigd.
B
In artikel I, onderdeel OO, wordt in artikel 3A:133, derde lid, «als bedoeld in 3A:93, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 3A:93, eerste lid.
C
In artikel II, onderdeel D, onder 2, , wordt «negende (nieuw)» vervangen door: negende lid (nieuw).
D
In artikel II, onderdeel F, wordt in Bijlage V, kolom Personen, onderdeel c, «die een verklaring hebben overlegd» vervangen door: die een verklaring hebben overgelegd.
E
In artikel IV, onderdeel D, wordt in artikel 212hi, eerste lid, «artikel 212hb, 212hg a, eerste lid, of 212hg b, eerste lid» vervangen door: artikel 212hb, 212hga, eerste lid, of 212hgb, eerste lid.
F
In artikel IV, onderdeel P, wordt in artikel 213ah «artikel 213ag b en 213ag a, eerste lid» vervangen door: de artikelen 213agb en 213aga, eerste lid.
G
In artikel IV, onderdeel R, wordt in artikel 213e «Wet op het financiële toezicht» vervangen door: Wet op het financieel toezicht.
H
In artikel IV, onderdeel U, wordt «artikel 213ag a, en van de machtiging, bedoeld in artikel 212ag b, eerste lid» vervangen door: artikel 213aga, en van de machtiging, bedoeld in artikel 212agb, eerste lid.
I
Artikel IV, onderdeel V, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «twee artikelen» vervangen door: drie artikelen.
2. In artikel 213ka, eerste lid, wordt «het onzekere voorval waarop de overeenkomst van verzekering betrekking heeft zich op dat tijdstip nog niet heeft voorgedaan» vervangen door: een onzeker voorval waarop de overeenkomst van verzekering betrekking heeft zich op dat tijdstip nog kan voordoen.
3. Na artikel 213ka wordt een artikel ingevoegd luidende:
Artikel 213kaa
1. De curator kan eigener beweging of op schriftelijk verzoek van de wederpartij met toestemming van de rechter-commissaris de verzekering beëindigen met inachtneming van een termijn van drie maanden, indien:
a. de wederpartij van de verzekeraar op het tijdstip van de faillietverklaring aan haar verplichting tot het betalen van premie volledig heeft voldaan;
b. het een verzekering betreft op grond waarvan alleen dan een uitkering wordt gedaan indien zich een onzeker voorval voordoet voorafgaand aan een in de overeenkomst bepaald tijdstip; en
c. een onzeker voorval waarop de verzekering betrekking heeft zich nog kan voordoen.
2. Artikel 213ka, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
J
In artikel IV, onderdeel V, wordt in artikel 213l, derde lid, «een overeenkomst van verzekering geverifieerd» vervangen door «een overeenkomst van verzekering wordt geverifieerd».
K
In artikel IV, onderdeel X, wordt artikel 213ma, eerste lid, gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. ontstaan krachtens overeenkomsten van schadeverzekering betreffende uitkeringen ter zake van letsel, ziekte of overlijden van natuurlijke personen;
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. betreffende reeds vervallen termijnen ter zake van pensioenen, toegezegd aan werknemers of gewezen werknemers van de verzekeraar of aan hun nabestaanden;
3. Onder verlettering van onderdeel e tot d, vervalt het voorgestelde onderdeel d;
4. In onderdeel d (nieuw) wordt «a tot en met d» vervangen door: a tot en met c.
L
In artikel IV, onderdeel X, wordt artikel 213mb gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel c, wordt na «de Wet aansprakelijkheidsverzekering» ingevoegd: motorrijtuigen.
2. In onderdeel d wordt «motorverkeer» vervangen door: Motorverkeer.
M
In artikel IV, onderdeel X, wordt in artikel 213me, eerste lid, aanhef, «als bedoeld artikel» vervangen door: als bedoeld in artikel.
N
In artikel IV, onderdeel X, wordt in artikel 213mk, onderdeel c, «wordt de beschikking wordt» vervangen door: wordt de beschikking.
O
In artikel XIII, onderdeel B, onder 2, vervalt aan het slot de komma.
In deze nota van wijziging worden technische onvolkomenheden verbeterd, zoals het verwijderen van dubbel opgenomen woorden, het toevoegen van weggevallen woorden, en het verbeteren van spelfouten, nummering en citeertitels.
Daarnaast worden 2 inhoudelijke verbeteringen voorgesteld:
In onderdeel I wordt een nieuw artikel 213kaa in de Faillissementswet ingevoegd.
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid tot opzegging van een specifiek type verzekeringsovereenkomsten door de curator. Het moet gaan om zogenoemde risicoverzekeringen (bijvoorbeeld brandverzekeringen). Kenmerk van risicoverzekeringen is dat alleen door de verzekeraar wordt uitgekeerd indien een specifieke gebeurtenis zich gedurende de looptijd voordoet (de brand). In veel gevallen zal een dergelijke verzekering nooit tot uitkering komen. De beperking tot risicoverzekeringen volgt uit artikel 213kaa, eerste lid, onderdeel b. In de tweede plaats moet die verzekerde onzekere gebeurtenis zich nog niet hebben voorgedaan of moet zich nogmaals kunnen voordoen (met andere woorden: de verzekering «loopt nog»). En ten slotte moeten alle premies voor de gehele looptijd al door de verzekeringnemer zijn voldaan.
In een dergelijke opzeggingsmogelijkheid voor de curator is nog niet voorzien.
Een mogelijkheid voor de curator om de verzekering te kunnen beëindigen is wenselijk om de volgende redenen:
Ten eerste is het voor de polishouder ongunstig dat hij een verzekering heeft bij een failliete verzekeraar. Het is immers niet onwaarschijnlijk dat indien het verzekerde voorval zich voordoet, die vordering van de polishouder niet volledig zal worden voldaan. De verzekeraar is immers failliet. Ten tweede kunnen risicoverzekeringen lange looptijden hebben, bijvoorbeeld dertig jaar bij een overlijdensrisicoverzekering die is gekoppeld aan een hypotheek. Indien de curator aan een dergelijke overeenkomst gebonden blijft, is een snelle afwikkeling van het faillissement niet mogelijk. Hij zal moeten wachten totdat de looptijd is verstreken. Ten derde is het voor de curator buitengewoon lastig om in te schatten hoeveel geld er moet worden gereserveerd voor dergelijke verzekeringen, hetgeen het tijdig uitkeren van de vorderingen van andere crediteuren vertraagt. Hij zal immers al die tijd rekening moeten houden met de kans dat het verzekerde voorval zich voordoet. Het is dus zowel in het belang van de polishouder als van de boedel dat de overeenkomst eindigt.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de bevoegdheid tot beëindiging alleen betrekking heeft op de toekomst. Voor zover het verzekerde voorval zich al heeft voorgedaan en op de verzekeraar naar aanleiding daarvan een uitkeringsverplichting rust, blijft deze gelden. Het is dus niet mogelijk dat de curator de overeenkomst beëindigt en daarmee betalingen kan aantasten aan een polishouder van een brandverzekering wanneer het huis van de verzekerde door brand is verwoest en de verzekeraar nog niet is toegekomen aan de volledige vergoeding van de schade op basis van een opstalverzekering.
De curator dient bij de beëindiging een termijn van drie maanden in acht te nemen. Anders gezegd: wanneer de curator meedeelt de verzekering te zullen beëindigen, loopt de verzekering nog drie maanden door. In die periode kan de polishouder op zoek gaan naar eenzelfde soort verzekering bij een andere verzekeraar. Doet zich in die periode het verzekerde voorval voor, dan heeft de verzekeringscrediteur ter zake daarvan een vordering op de boedel.
Wanneer de curator de verzekering opzegt, heeft de polishouder recht op teruggave van premies of dat deel van de koopsom dat betrekking heeft op de periode na de beëindiging van de verzekering. Dat behoeft niet uitdrukkelijk te worden bepaald, want hier geldt de contractenrechtelijke hoofdregel dat na beëindiging van een overeenkomst voor de contractpartijen een verbintenis ontstaat «tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties» (artikel 6:271 van het Burgerlijk Wetboek). In de verzekeringswereld worden dit «onverdiende premies» genoemd. De vordering tot teruggave van premies vallen onder de term «betalingen waaraan de rechtsgrond is komen te ontvallen» en daarom is de vordering tot teruggave hoog bevoorrecht op grond van artikel 213m Fw. De premies die betrekking hebben op de termijn van drie maanden worden niet gerestitueerd. De verzekeringsovereenkomst liep gedurende die periode immers nog.
In het huidige recht is reeds een bepaling als artikel 213kaa opgenomen met betrekking tot de noodregeling: artikel 3:195, eerste lid, onderdeel b, Wft. Daarin is bepaald dat de rechtbank aan de bewindvoerder een machtiging kan geven om de duur van de verzekering te verkorten. Verkorting van de duur komt neer op beëindiging. Uit de praktijk blijkt dat behoefte is aan een dergelijke bepaling: de rechtbank Amsterdam heeft een keer de verzekering beëindigd. De rechtbank overweegt:
De rechtbank is van oordeel dat [...] het verzoek [...] dient te worden toegewezen en zij heeft [...] dienovereenkomstig beslist. Gezien de ontstane situatie is een beëindiging van de polissen noodzakelijk, omdat het voortduren van de verzekeringen leidt tot oplopende verliezen bij [de verzekeraar] en voor de verzekerden betekent dat hun kans op (volledige) betaling bij schade afneemt. De beëindiging van de lopende verzekeringen is daarom zowel in het belang van [de verzekeraar], althans de gezamenlijke schuldeisers, als in het belang van de verzekerden. Voor hen ontstaat daarmee immers de mogelijkheid om hun risico bij een andere verzekeraar onder te brengen, waar in geval van schade wel een volledige uitkering kan worden verwacht.1
Ten slotte wordt nog kort ingegaan op de verhouding tot het reeds voorgestelde artikel 213ka Fw. Deze regeling vormt een verbijzondering van artikel 37 Fw en ziet op de situatie waarin de verzekeraar failliet gaat, er nog een verzekering loopt waarvoor geldt dat de verzekerde gebeurtenis zich nog niet heeft voorgedaan of nogmaals zou kunnen voordoen en de verzekerde nog niet al zijn premies heeft voldaan. Artikel 213ka geeft de curator in die situatie de mogelijkheid om op eigen initiatief te verklaren of de verzekeringsovereenkomst zal worden nagekomen.
Geeft de curator niet een dergelijke verklaring (de curator geeft aan de overeenkomst niet te zullen nakomen) dan zal de polishouder kunnen stoppen met betalen van premie. De overeenkomst eindigt echter, anders dan onder 213kaa, niet uit dien hoofde. Dat is ook nadrukkelijk niet de bedoeling.
Artikel 213ka Fw is namelijk niet beperkt tot risicoverzekeringen, met andere woorden artikel 213ka heeft ook betrekking op verzekeringen waarbij er door de verzekeraar altijd een uitkering zal moeten worden gedaan (zogenoemde verzekeringen met «stellige uitkeringen»). Het is bij dergelijke verzekeringen onzeker wanneer de uitkering moet worden gedaan of tot welk bedrag maar niet dat een uitkering moet worden gedaan.2 Het is niet de bedoeling dat de curator zich met een beroep op 213ka Fw onttrekt aan de verplichting om een uitkering te doen uit hoofde van dergelijke verzekeringen.
Voor risicoverzekeringen geldt wel dat wanneer de polishouder stopt met het betalen van premie ook de dekking eindigt.
Onderdeel K
In onderdeel K wordt artikel 213ma Fw, voorgesteld in onderdeel X, gewijzigd. Het oorspronkelijk voorgestelde onderdeel c van artikel 213ma Fw gaf de bedoeling niet juist weer. Naar de letter van het oorspronkelijk voorgestelde onderdeel kwamen ook toekomstige pensioentermijnen voor een tussentijdse uitkering in aanmerking. Bij tussentijdse uitkering wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de verzekeringscrediteur voor het voorzien in zijn levensonderhoud geheel of gedeeltelijk afhankelijk is van de uitkering. Dat is bij pensioentermijnen die nog moeten vervallen niet het geval.
Daarnaast kwamen in het oorspronkelijke voorstel van wet voor een tussentijdse uitkering in aanmerking vorderingen ter zake van pensioenuitkeringen voor zover zij niet ouder dan een jaar zijn. Dat was overgenomen uit artikel 213m, derde lid, onderdeel a. Voor de regeling betreffende tussentijdse uitkeringen is evenwel geen reden voor de beperking tot vorderingen jonger dan een jaar. Juist degene die ten tijde van de faillietverklaring al meer dan een jaar wacht op een uitkering, heeft behoefte aan een snelle uitkering.
Deze nota van wijziging wordt ondertekend mede namens de Minister voor Rechtsbescherming.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra