Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 13 september 2017 en het nader rapport d.d. 8 november 2017, aangeboden aan de Koning door de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2017, no. 2017001241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de bescherming van bedrijfsgeheimen ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van richtlijn 2016/943/EU die regels bevat tot het beschermen van bedrijfsgeheimen.2 Het grootste deel van de richtlijn wordt geïmplementeerd in een nieuwe wet, de Wet bescherming bedrijfsgeheimen. De procesrechtelijke aspecten worden geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, maar wijst op het volgende.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 juli 2017, no. 2017001241, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 september 2017, no. W15.17.0234/IV, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
1. Volgens de memorie van toelichting is het wetsvoorstel voorgelegd aan de Raad voor de rechtspraak voor een uitvoeringstoets.3 Deze toets is pas recent verschenen en is inhoudelijk niet verwerkt in het wetsvoorstel dat voor advies bij de Afdeling aanhangig is.4 De Afdeling benadrukt nogmaals dat haar rol als adviseur in laatste instantie vergt dat andere adviezen of toetsen beschikbaar en verwerkt zijn op het moment dat een voorstel bij de Afdeling aanhangig wordt gemaakt. Met betrekking tot de uitvoeringstoets van de Raad voor de rechtspraak adviseert de Afdeling dit alsnog te wegen. Indien het advies leidt tot wijzigingen op belangrijke onderdelen, dan adviseert de Afdeling het wetsvoorstel opnieuw voor advies voor te leggen aan de Afdeling als laatste adviseur.
1. De Afdeling wijst erop dat haar rol als adviseur in laatste instantie vergt dat andere adviezen of toetsen, dus ook de recent verschenen uitvoeringstoets van de Raad voor de rechtspraak, beschikbaar en verwerkt zijn op het moment dat een voorstel bij de Afdeling aanhangig wordt gemaakt. Dat was niet het geval. Met betrekking tot de uitvoeringstoets van de Raad voor de rechtspraak adviseert de Afdeling dit alsnog te wegen.
In verband met de korte implementatietermijn van de richtlijn is, terwijl het advies van de Raad voor de rechtspraak nog niet was uitgebracht, bij wijze van hoge uitzondering het wetsvoorstel reeds aan de Afdeling voorgelegd. Het op 7 september 2017 vastgestelde advies van de Raad voor de rechtspraak, dat terstond ter kennis van de Afdeling is gebracht, leidt niet tot wijzigingen op belangrijke onderdelen.
2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
2. De redactionele opmerkingen van de Afdeling zijn overgenomen, met dien verstande dat de opmerkingen ten aanzien van de artikelen 5 en 8 zijn verwerkt in de memorie van toelichting.
In de toelichting bij artikel 5 is verduidelijkt welke onderdelen van het beslag- en executierecht van toepassing zijn. De verduidelijking hoe ingevolge artikel 8 een forfaitair bedrag aan schadevergoeding kan worden berekend, is in de toelichting gehandhaafd. Bij de intellectuele-eigendomswetten waarin een vergelijkbare bepaling uit de Handhavingsrichtlijn (artikel 13, eerste lid, onder a) is geïmplementeerd, is de berekeningswijze eveneens in de toelichting overgenomen (bij artikel 27, eerste lid, Auteurswet en artikel 70, vierde lid, Rijksoctrooiwet 1995).
3. Verder zijn nog enkele redactionele en kleine juridisch technische wijzigingenaangebracht en is de toelichting op een aantal punten verduidelijkt, ter verwerking van het advies van de Raad voor de rechtspraak (zie paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting).
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
J.P.H. Donner
Ik moge U verzoeken, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W15.17.0234/IV
– In artikel 1 «voordeel hebben» wijzigen in: voordeel heeft of hebben.
– In artikel 4, onderdeel c, na «overeenkomstig» invoegen: het recht van de Europese Unie of (Conform artikel 5, onderdeel c, van de richtlijn).
– In artikel 5, tweede lid, specificeren welke artikelen of beslagtitels uit Rv toepasselijk zijn en de regeling zo nodig uitbreiden tot onroerende zaken (Vgl. aanwijzing 79 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
– In artikel 7, tweede lid, «onderdeel a,» wijzigen in: onderdeel a en b, (Conform artikel 13, eerste lid, laatste alinea, van de richtlijn).
– In artikel 7, vijfde lid, «mag niet meer bedragen» wijzigen in: bedraagt niet meer.
– Aan artikel 8 toevoegen: op basis van elementen, waaronder tenminste het bedrag aan royalty’s of vergoedingen dat verschuldigd zou zijn geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het betrokken bedrijfsgeheim te gebruiken (Conform artikel 14, tweede lid, laatste volzin, van de richtlijn).
– In artikel 1019ib, tweede lid, Rv «De in het eerste lid bedoelde verplichting» wijzigen in: Het in het eerste lid bedoelde verbod en «verplichting» wijzigen in: verbod (Conform artikel 1019ib Rv, eerste en tweede lid, laatste zin).