Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 4 oktober 2017 en het nader rapport d.d. 16 oktober 2017, aangeboden aan de Koning door de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2017, no.2017001686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betaaldiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337) (Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel implementeert Richtlijn 2015/2366/EU («PSD II» of «de richtlijn») door wijziging van onder andere de Wet op het financieel toezicht (Wft). PSD II vervangt Richtlijn 2007/64/EG (PSD I), en bevat een groot aantal wijzigingen op die richtlijn. Zo is de reikwijdte vergroot, is de lijst met betaaldiensten waar de richtlijn betrekking op heeft uitgebreid met betaalinitiatie- en rekeninginformatiediensten, zijn nieuwe vergunningsvereisten geïntroduceerd en specifieke bepalingen met betrekking tot gegevensbescherming opgenomen.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar maakt een opmerking over de grondslag van de algemene maatregel van bestuur waarin regels over persoonsgegevensbescherming zullen worden geïmplementeerd.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 3 oktober 2017 nr. 2017001686, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State (van het Koninkrijk) haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van (rijks)wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 4 oktober 2017 nr. W06.17.0313/III, bied ik U hierbij aan.
De verlening van betaaldiensten kan de verwerking van persoonsgegevens met zich mee brengen. Hierop zijn in beginsel de algemene regels ter bescherming van persoonsgegevens van toepassing, zoals neergelegd in de spoedig in werking tredende Algemene verordening gegevensbescherming (AVG2).3 Ten aanzien van betaaldiensten schrijft PSD II specifiek voor dat betalingsdienstaanbieders enkel met uitdrukkelijke toestemming van de betalingsdienstgebruiker toegang mogen verkrijgen tot persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het aanbieden van hun betalingsdiensten, en het verwerken en bewaren daarvan.4 Daarmee biedt PSD II de betalingsdienstgebruikers extra waarborgen ten opzichte van het algemene regime. Het toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) op de naleving van deze bijzondere regels in het kader van de Wft laat uiteraard onverlet dat de Autoriteit Persoonsgegevens toezicht houdt op het algemene gegevensbeschermingsrecht. In de toelichting merkt de regering terecht op dat beide toezichthouders over de uitoefening van deze toezichthoudende taken onderling afspraken kunnen maken.5 Dergelijke afspraken in het kader van onderlinge coördinatie tussen toezichthouders zijn van wezenlijk belang. Dit is bovendien een gebruikelijke gang van zaken om onnodige administratieve lasten voor de onder toezicht staande instellingen te voorkomen.
Uit de toelichting van het wetsvoorstel blijkt dat het criterium van uitdrukkelijke toestemming zal worden geïmplementeerd bij algemene maatregel van bestuur. Daartoe zou het bestaande artikel 3:17, tweede lid, van de Wft toereikend zijn.6 Dat artikel geeft echter weliswaar een grondslag voor het stellen van nadere regels met betrekking tot (onder meer) betaalinstellingen, maar bevat geen specifieke grondslag voor wat betreft (bescherming van) persoonsgegevens.7
De Afdeling adviseert in het licht van het vorenstaande dragend te motiveren dat artikel 3:17, tweede lid van de Wft voldoende grondslag biedt ter implementatie van het vereiste van uitdrukkelijke toestemming, of, indien daarin niet kan worden voorzien, alsnog te voorzien in die grondslag.
De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van een opmerking over de bescherming van persoonsgegevens. Naar aanleiding hiervan is in het wetsvoorstel voorzien in een afzonderlijke grondslag ter implementatie van het in artikel 94, tweede lid, van PSD II gestelde vereiste van uitdrukkelijke toestemming.
De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn verwerkt.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De waarnemend vice-president van de Raad van State,
S.F.M. Wortmann
Ik moge U, mede namens mijn ambtsgenoot van Veiligheid en Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.17.0313/III
– Het eerste artikel VI te vernummeren tot artikel V.
– In artikel 2:106a expliciet opnemen dat de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis worden gesteld van de in artikel 28, vierde lid van de richtlijn bedoelde wijzigingen.
– In de transponeringstabel uitdrukkelijk vermelden dat artikel 106, derde en vierde lid worden uitgevoerd bij algemene maatregel van bestuur.
– De transponeringstabel verduidelijken door per lid en onderdeel van richtlijnbepalingen aan te geven waar deze nationaal worden of reeds zijn geïmplementeerd en de grondslagbepaling telkens te vermelden waar implementatie wordt voorzien bij lagere regelgeving.