Vastgesteld 17 november 2017
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Achtergrond en inhoud van het voorstel |
3 |
3. |
Advies en consultatie |
4 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden. Het voorstel betreft een verruiming van de bestaande bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing van het woonplaatsvereiste aan wethouders en gedeputeerden te verlenen. Het is een uitwerking van de breed gesteunde motie-Litjens c.s. (TK 33 691, nr. 16) waarin de Kamer uitspreekt dat de beslissing over het woonplaatsvereiste van wethouders moet worden overgelaten aan de gemeenteraad zodat maatwerk mogelijk is en meer recht wordt gedaan aan de lokale autonomie. Het wetsvoorstel heeft de steun van de VNG, het IPO en de Wethoudersvereniging. Graag willen de leden van de VVD-fractie een aantal vragen aan de regering stellen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende voorstel tot wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden. Met het voorliggende wetsvoorstel geeft de regering uitvoering aan de motie-Litjens c.s. (TK 33 691, nr. 16). Een van de overwegingen van deze motie was, dat de wettelijk verplichte verleningsverzoeken in principe altijd worden gehonoreerd, zodat deze verzoeken hun doel voorbijschieten. De regering voert in de memorie van toelichting echter ook aan, dat (mede) door politieke overwegingen ingegeven besluiten tot niet-verlenging worden genomen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hiervan voorbeelden te geven. Ook vragen deze leden, in hoeverre met het voorliggende wetsvoorstel voorkomen wordt, dat besluiten tot niet-verlenging van de ontheffing door politieke overwegingen of mede door politieke overwegingen worden ingegeven.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot de verruiming van de bevoegdheid van de Gemeenteraad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap van wethouders. De voornoemde leden zijn van mening dat de wijziging maatwerk en meer lokale autonomie oplevert, die kan bijdragen aan een stabielere en sterke lokale democratische vertegenwoordiging die duidelijkheid schept voor het bestuur, alsmede voor de bestuurder zelf.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het al dan niet verlengen van de ontheffing vatbaar kan zijn voor politieke beoordeling. Zij vragen de regering of gemeenten hebben aangegeven dat dit een reëel probleem is. Immers, uit het onderzoek van 2011 blijkt dat alle verlengingsverzoeken werden gehonoreerd.
Daarnaast vragen zij tevens of er is onderzocht hoeveel gedeputeerden op dit moment niet woonachtig in hun provincie zijn en of er behoefte is aan wijziging van de Provinciewet, binnen de provinciale staten en de gedeputeerde staten van de provincies die ons land rijk is.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden. Deze leden hechten aan het uitgangspunt van het woonplaatsvereiste van wethouders en gedeputeerden, vanwege de voeling en binding met de lokale gemeenschap. Tegelijk zien deze leden de behoefte aan meer ruimte voor een lokale afweging. Met betrekking tot de voorgestelde wijziging hebben de leden van deze fractie nog op een enkel punt behoefte aan een nadere toelichting.
De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennis genomen van de voorliggende wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet en het advies van de Raad van State terzake.
Deze leden onderschrijven de overwegingen van de Afdeling advisering van de Raad van State dat, in het licht van verdere decentralisatie, de «gemeenten en provincies zo dicht mogelijk bij de burger lokaal maatwerk kunnen leveren» en dat daarbij «bestuurders [passen] die doordat zij in de betreffende gemeente of provincie woonachtig zijn, in de lokale gemeenschap zijn geworteld.» Op grond van deze overwegingen verzoeken de leden van de 50Plus-fractie de regering het wetsvoorstel in te trekken.
Allereerst merken de leden van de VVD-fractie op dat zij er aan hechten dat in het wetsvoorstel het woonplaatsvereiste het uitgangspunt blijft. Wethouders dienen immers voldoende voeling en binding met de lokale gemeenschap te hebben of te krijgen; het in de gemeente woonachtig zijn, draagt daar in belangrijke mate aan bij.
De regering ziet als risico van de huidige regeling dat het al dan niet verlengen van de ontheffing vatbaar kan zijn voor partijpolitieke beoordeling. Daarom wordt een ongeclausuleerde bevoegdheid voorgesteld inzake het verlenen van ontheffing. De raad mag naar eigen inzicht bepalen hoe de ontheffing wordt vormgegeven, en daar eventuele voorwaarden aan verbinden. Naar de mening van de leden van de VVD-fractie kunnen partijpolitieke overwegingen dan nog steeds een rol spelen. Hoe denkt de regering dit met deze regeling te voorkomen? Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.
Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat de Raad van State constateert dat het wetsvoorstel op twee gedachten lijkt te hinken en dat het niet denkbeeldig is dat het woonplaatsvereiste als hoofdregel in de praktijk door het wetsvoorstel (verder) zal worden ondergraven. Zoals opgemerkt hechten de leden van de VVD-fractie aan het uitgangspunt van het woonplaatsvereiste. De reactie van de regering in het nader rapport op de constatering van de Raad vinden zij niet geheel overtuigend. Zij vragen de regering daarom een nadere motivering van de reactie op de constatering van de Raad van State.
Tevens vernemen de leden van de VVD-fractie graag van de regering hoe zij denkt te borgen dat gemeenteraden voldoende bewust omgaan met het uitgangspunt van het woonplaatsvereiste. In hoeverre is dat punt in de consultatieronde aan de orde geweest? Zo ja, wat is daar specifiek gewisseld? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
In de memorie van toelichting wordt gesteld dat het de bedoeling is dat de verruiming van de bevoegdheid om ontheffing te verlenen ingaat bij aanvang van de volgende zittingsperiode (maart 2018). De leden van de VVD-fractie constateren dat er nu nog maar weinig tijd resteert om de wet in maart 2018 in te laten gaan. Zij vragen zich af waarom het wetsvoorstel niet eerder aan de Kamer is gezonden. Waarom pas in oktober jl.? De motie-Litjens c.s. dateert immers van juni 2014. Overigens vragen de leden van de VVD-fractie zich af wanneer de wijziging voor provinciale staten zal ingaan. Zal dit ook in maart 2018 zijn of pas in maart 2019?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven met de regering, dat het woonplaatsvereiste als zodanig niet ter discussie staat en het uitgangspunt blijft. Deze leden zijn van mening, dat een lokale bestuurder binding en voeling met de lokale gemeenschap moet hebben.
Deze leden vragen de regering nader te onderbouwen, dat de praktijk die zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, laat zien dat de vrees voor het ontstaan van een technocratisch wethouderscircuit, waardoor de wethouder te ver komt af te staan van de lokale samenleving, ongegrond is gebleken. Hoe verhoudt deze constatering zich tot de stelling van de Raad van State, dat er in de bestuurspraktijk, zeker in de kleinere gemeenten, een toegenomen behoefte is om, mede met het oog op de gewenste kwaliteit, bestuurders van buiten aan te stellen.
Deze leden constateren voorts, dat in 2010 94% van de wethouders binnen de gemeente woonde. Hoeveel procent van de wethouders woont op dit moment binnen de gemeente? Heeft de regering de verwachting dat het voorliggende wetsvoorstel tot gevolg zal hebben, dat in meer gevallen ontheffing zal worden verleend van het woonplaatsvereiste?
De leden van de D66-fractie merken op dat in het advies van de Raad van State wordt gewezen op het gevaar van een technocratisch wethouderscircuit. In hoeverre acht de regering dit een relevant probleem? Zijn er signalen die daarop wijzen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het percentage niet-ingezeten wethouders groeit. De achtergrond van het ingezetenschap van de wethouder ligt in het belang dat de lokale bestuurder binding heeft met de lokale gemeenschap. Deze leden vragen de regering of zij, door het vereenvoudigen van een vrijstelling van de vereiste van het ingezetenschap, een groei van het aantal niet-ingezeten wethouders verwacht, en hoe zij dit effect kwalificeert.
De regering ziet de waarde niet in van een administratieve handeling die niet meer is dan een jaarlijkse (steeds op dezelfde wijze) gemotiveerde verlening van de ontheffing. Is bij het opstellen van het wetsvoorstel en de gevoerde advies- en consultatieronde ingegaan op de mogelijkheid in de wet op te nemen dat de ontheffing jaarlijks stilzwijgend verlengd wordt tenzij daartegen bezwaar is? Zo nee, waarom niet? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De leden van de D66-fractie lezen dat het de intentie is van de Minister om de verruiming van de bevoegdheid om ontheffing te verlenen in te laten gaan in het voorjaar van 2018. Ook de Wethoudersvereniging roept op om de verruiming voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2018 te organiseren. Acht de regering het haalbaar om deze wetswijziging te laten gelden voor de nieuwe gemeentebesturen per 2018?
De fungerend voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx