Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 8 december 2017

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben een enkele vraag over de mogelijke kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de wet.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij zien een meerwaarde in het vergemakkelijken van de uitwisseling van officiële documenten tussen lidstaten. Over het wetsvoorstel hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De verordening heeft tot doel de aanvaarding van bepaalde openbare documenten, zoals met betrekking tot geboorte, overlijden, huwelijk, geregistreerd partnerschap, woonplaats en nationaliteit, in andere EU-lidstaten te vereenvoudigen door afschaffing van de vereisten van legalisatie en apostillering. Het lijkt deze leden nuttig administratieve formaliteiten en kosten voor burgers terug te dringen, wat een van de doelen is van de verordening. Ook staan zij positief tegenover het vergemakkelijken van het vrije verkeer van openbare akten. Voornoemde leden hebben slechts enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het doel van deze verordening, te weten het terugdringen van administratieve formaliteiten, het beperken van kosten voor het aanleveren van vertalingen door burgers en het vergemakkelijken van het vrije verkeer. Deze leden kunnen zich ook voorstellen dat de gemeente Den Haag, waar al veel relevante kennis en ervaring voorhanden is, wordt aangewezen als centrale autoriteit in de zin van deze uitvoeringswet. Voornoemde leden hebben nog enkele vragen.

2. Toepassingsgebied

De leden van de CDA-fractie vragen of het vergemakkelijken van aanvaarding van bepaalde openbare documenten door afschaffing van de vereisten van legalisatie en apostillering ook gevolgen heeft voor de onderliggende erkenning van bepaalde documenten. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om huwelijken met minderjarigen die in Nederland niet rechtsgeldig zijn, waarbij de originele huwelijksakte in het land van de huwelijksvoltrekking wel rechtsgeldig is.

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de verordening zich beperkt tot, globaal geformuleerd, de documenten die betrekking hebben op de persoonlijke staat en op de uitoefening van actief en passief kiesrecht. In de memorie van toelichting wordt expliciet aangegeven dat de verordening bijvoorbeeld niet ziet op openbare documenten die door derde landen zijn afgegeven en evenmin op diploma’s of andere verklaringen, zoals een gehandicaptenverklaring. Deze leden vragen of niet ook voor dit soort openbare documenten, denk bijvoorbeeld ook aan verleende vergunningen met een grensoverschrijdend karakter, moet worden gekeken of administratieve lasten kunnen worden beperkt. Waarom is er voor gekozen de verordening te laten zien op de materiële erkenning van de rechtsfeiten in plaats van op de vorm en echtheid van de documenten?

3. Verhouding verordening tot bestaande rechtsinstrumenten en internationale verplichtingen

De leden van de CDA-fractie lezen dat de keuze van de burger wat betreft het Apostilleverdrag bij invoering van deze verordening nog steeds leidend is. Kan de regering aangeven wanneer het meerwaarde heeft voor de burger om te kiezen voor het blijven gebruiken van een apostille? Hoe wordt vermeden dat men niet alsnog louter gebruik blijft maken van apostilles? Daarnaast vragen deze leden of een apostille ondanks deze verordening niet alsnog een sterkere rechtsgeldigheid kent en daarmee aantrekkelijker blijft. Kan de regering daar op ingaan?

Ook lezen de aan het woord zijnde leden dat de door de Europese Unie ingevoerde systemen voor administratieve samenwerking gewoon in gebruik blijven naast het systeem uit de verordening overlegging openbare documenten. Voornoemde leden vragen hoe wordt gewaarborgd dat het oprichten van een extra systeem, zoals uit deze verordening zonder andere systemen af te schaffen, niet juist zal leiden tot meer administratie.

4. Centrale autoriteit

De leden van de D66-fractie vragen naar de rol van de gemeente Den Haag als centrale autoriteit die tot taak heeft bijstand te verlenen bij verzoeken om informatie die afkomstig zijn van autoriteiten uit een andere lidstaat. De centrale autoriteit doet het informatieverzoek in beginsel binnen tien werkdagen af. Voornoemde leden vragen of en hoeveel capaciteit (fte) de gemeente Den Haag hiervoor heeft gereserveerd. Hoeveel verzoeken verwacht Den Haag wekelijks binnen te krijgen? Kan de gemeente Den Haag de doelstelling van tien werkdagen halen?

5. Informatiesysteem interne markt (IMI)

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat alle correspondentie tussen lidstaten over de echtheid van stukken die in het buitenland zijn aangeboden, via het Informatiesysteem Interne Markt (IMI) dient te worden gevoerd. Maakt dit de installatie van speciale apparatuur en/of programmatuur nodig? Zo ja, welke kosten zijn hieraan verbonden?

De leden van de CDA-fractie lezen ook dat er bij de uitwisseling van gegevens en documenten gebruik gemaakt dient te worden van het IMI. Aan de hand van dit systeem kan worden gecontroleerd of het document authentiek is. Deze leden vragen hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van dit systeem sinds de invoering in 2012. Hoeveel meldingen van mogelijk vervalste documenten worden er jaarlijks ontvangen en in hoeveel gevallen betreft het daadwerkelijk vervalste documenten?

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts