Vastgesteld 23 november 2017
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regering ervoor heeft gekozen het begrip «groep» uit artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) uit het tweede lid van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet (Tw) te schrappen, terwijl datzelfde begrip «groep» binnen de bedrijfsvoering van frequentiehouders op meerder plaatsen wordt toegepast, zoals bij fiscale verplichtingen. Deelt de regering de mening dat eenduidigheid op dit punt gewenst is?
Deze leden vragen of de regering de mening dat de in artikel 3.11, tweede lid, Tw beoogde ministeriële regeling potentieel een risico op willekeur oproept, en in elk geval minder objectiviteit, rechtszekerheid en uniformiteit biedt dan het begrip «groep», zoals gedefinieerd in artikel 24b van boek 2 van het BW. Deelt de regering de mening dat – om die reden – handhaving van het neutrale begrip «groep» de voorkeur geniet boven de nu beoogde wijziging van art. 3.11, tweede lid, Tw?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering toe te lichten hoe de beoogde wijziging van artikel 3.11, tweede lid, Tw zich verhoudt tot joint ventures die juist wel nodig of gewenst zijn, zoals onder meer het samenwerkingsverband van commerciële radiostations bij DAB+. Is de regering bereid haar voornemen tot het schrappen van artikel 24b van boek 2 BW uit artikel 3.11, tweede lid, Tw aan te passen door alsnog het begrip «groep» te handhaven en af te zien van de beoogde ministeriële regeling?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de rechtvaardiging is om bij een gebrek aan schaarste toch caps voor frequentieruimte op te leggen. Creëert dat niet juist een risico op het ontstaan van kunstmatige schaarste, braakliggend spectrum en een ondoelmatig beheer van spectrum?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden hebben nog een vraag op welke wijze de Tweede Kamer vooraf wordt betrokken bij een toekomstige nieuwe aanpassing van de gebruiksbeperking voor frequentieruimte via een ministeriele regeling. Kan de regering aangeven of een bepaling in het wetsvoorstel is opgenomen dat bij een toekomstige nieuwe aanpassing van de gebruiksbeperking voor frequentieruimte via een ministeriele regeling deze wordt voorgehangen aan de Tweede Kamer via een voorhangprocedure? Indien dit niet het geval is, waarom is hier niet voor gekozen? Kan de regering toezeggen dat de Tweede Kamer vooraf zal worden betrokken indien er in de toekomst een voornemen is van de regering om de gebruiksbeperking voor frequentieruimte via een ministeriele regeling aan te passen, zodat de Tweede Kamer niet voor een voldongen feit komt te staan? Zo ja, op welke wijze zal dit dan plaatsvinden?
De voorzitter van de commissie, Diks
De griffier van de commissie, Nava