Ontvangen 14 december 2017
De regering heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Defensie met de vragen over het wetsvoorstel. Zij is de commissie erkentelijk dat het verslag zo spoedig is uitgebracht. Met deze nota naar aanleiding van het verslag worden de door de leden gestelde vragen beantwoord. Voor deze beantwoording is ten dele gekozen voor bundeling van vragen over dezelfde onderwerpen.
De leden van de CDA-fractie hebben de vraag gesteld of de dienstplicht ook gaat gelden voor transgenders. Het antwoord hierop is bevestigend.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben verzocht om een motivering op het feit dat in de memorie van toelichting de toegenomen arbeidsparticipatie en het hogere gemiddelde opleidingsniveau van vrouwen zijn aangevoerd als argumenten voor het uitbreiden van de dienstplicht naar vrouwen. De regering roept in herinnering dat zij ten tijde van de invoering van de Kaderwet dienstplicht het standpunt innam – zoals eerder in de nota «Vrouw in de krijgsmacht» verwoord1 – dat militaire dienstplicht voor vrouwen niet aan de orde was zolang de maatschappelijke positie van mannen en vrouwen niet gelijkwaardig was voor wat betreft inkomen, status en macht. De maatschappelijke positie van vrouwen in 1995 ten opzichte van mannen, vereiste destijds nog altijd het voeren van een emancipatiebeleid2 door de overheid. Uit de toename van de arbeidsparticipatie en uit het hogere opleidingsniveau van vrouwen kan worden opgemaakt dat vrouwen ten opzichte van mannen inmiddels een meer gelijkwaardige maatschappelijke positie hebben bereikt.
De leden van de VVD-fractie hebben geïnformeerd naar de afwegingen in de wellicht uitzonderlijke situatie dat twee ouders gelijktijdig voor de dienstplicht zouden worden opgeroepen. De regering merkt op dat op dit moment de opkomstplicht is opgeschort. Pas als de opschorting van de opkomstplicht daadwerkelijk aan de orde is, zal worden bekeken welke afweging wordt gemaakt in een situatie als deze. Denkbaar is dat – zoals in het verleden ook geschiedde in gevallen van persoonlijke onmisbaarheid – aan een van de ouders op aanvraag uitstel wordt verleend om de zorg voor het gezin veilig te stellen.
De leden van de CDA-fractie hebben de vraag gesteld of de Kaderwet dienstplicht en het onderhavige wetsvoorstel een mogelijke wettelijke basis kunnen vormen voor invoering van een maatschappelijke dienstplicht voor jongeren bij Defensie, in de zorg, bij de politie of andere maatschappelijke organisaties. De regering antwoordt deze leden dat het verbod op verplichte of dwangarbeid, verwoord in artikel 4, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, daar aan in de weg staat. Het voldoen aan de militaire dienstplicht is uitgezonderd van dit verbod. Het artikel verzet zich niet tegen de invoering van vrijwillige maatschappelijke stages waar in het vooruitzicht gestelde beloningen tegenover staan. Dit kan echter niet worden gebaseerd op de Kaderwet dienstplicht of het onderhavige wetsvoorstel, omdat deze het verplicht verrichten van arbeid betreffen en bovendien beperkt zijn tot Defensie.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben geïnformeerd naar de beweegredenen van de regering om niet te kiezen voor een zware voorhangprocedure en hebben de regering verzocht of zij bereid is dit alsnog te doen. De regering heeft niet gekozen voor een zware voorhangprocedure en is niet bereid om dat alsnog te doen omdat directe inspraak van de bevolking kan worden bereikt met een effectiever middel, namelijk internetconsultatie. Bij internetconsultatie wordt de algemene maatregel van bestuur via internet voorgelegd aan de bevolking en kunnen burgers rechtstreeks, via internet, reageren. Wanneer gekozen wordt voor een zware voorhangprocedure wordt de algemene maatregel van bestuur door publicatie in de Staatscourant aan de bevolking voorgelegd en is niet in een directe reactiemogelijkheid voorzien. De regering schat de kans dat men de Staatscourant leest lager in dan de kans dat men de internetconsultatiepagina raadpleegt.
De leden van de SP-fractie hebben geïnformeerd naar de politieke en praktische gevolgen van een invoering van de dienstplicht. De regering beantwoordt deze vragen als volgt. Op het moment dat besloten wordt tot reactivering van de opkomstplicht, worden nadere regels gesteld over de uitvoering daarvan en maakt Defensie zich klaar voor keuring, opleiding en oefening van dienstplichtigen en voor facilitering ten behoeve van hun inzet. Dit creëert een reservoir aan geoefende militairen die bij mobilisatie kunnen worden ingezet. De omvang van dit reservoir kan op dit moment niet worden gegeven. Reactivering van de opkomstplicht vergt een anders ingerichte krijgsmacht waar nog geen blauwdruk van voorhanden is. Daarom kan op dit moment evenmin worden gemeld wat de getalsmatige verhouding is tussen de parate eenheden en de mobilisabele eenheden. Daarom kan op dit moment voor de komende tien jaar ook niet worden aangegeven hoeveel dienstplichtigen benodigd of beschikbaar zijn. Het laatste hangt bovendien mede af van de nu nog onbekende aard en omvang van de dreiging. Zolang de opkomstplicht is opgeschort, zijn er geen dienstplichtigen. Men is pas dienstplichtige als men na een oproep voor de dienstplicht is goedgekeurd. De vraag naar de verdeling in mannelijke en vrouwelijke functies kan evenmin worden beantwoord omdat de regering daarin geen onderscheid maakt.
De regering dankt de leden van de PvdA-fractie voor hun positieve ontvangst van het voorstel om pas in geval van reactivering van de dienstplicht bij algemene maatregel van bestuur nadere algemene regels te stellen opdat optimaal rekening kan worden gehouden met de alsdan meest actuele inrichting van de maatschappij. De regering dankt deze leden voor hun instemming voor de keuze van de regering inzake de voorhangprocedure.
De leden van de SP-fractie hebben de vraag gesteld hoeveel reservisten in tijden van crisis opgeroepen zouden moeten worden om een effectief leger op de been te kunnen brengen. De beantwoording van die vraag hangt af van aard en omvang van de dreiging en van de beschikbaarheid van deze reservisten. Daarom kan deze vraag helaas nu niet worden beantwoord. Op de vraag van deze leden naar de criteria voor opkomst of heenzending antwoordt de regering dat ook ten tijde van de actieve dienstplicht het nooit is voorgekomen dat honderd procent van de mannen werd opgeroepen. De regering heeft geen reden om aan te nemen waarom dit bij reactivering van de opkomstplicht anders zou zijn. De toetsingscriteria worden geformuleerd aan de hand van de dan geldende inzichten, met inachtneming van op dat moment geldend recht en van daarmee samenhangende waarborgen. Op die manier kan optimaal rekening worden gehouden met de meest actuele inrichting van de maatschappij. De regering deelt niet de indruk dat er voor het huidige ook een grote organisatorische opgave voorligt die verder gaat dan het aannemen van twee extra administratieve medewerkers. Er is immers met het aannemen van dit wetsvoorstel alleen een administratieve handeling van inschrijven voor de dienstplicht aan de orde. Er is geen sprake van het treffen van voorbereiding voor het reactiveren van de opkomstplicht. Voor het mogelijk maken van een mobilisatie is evenwel meer nodig. Dit vergt een (gedeeltelijke) herinvoering van het vroegere legervormingssysteem.
In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie naar een digitaal alternatief voor het versturen van de brieven waarin wordt medegedeeld dat men is ingeschreven voor de dienstplicht antwoordt de regering, dat onderzocht is of gebruik kan worden gemaakt van het digitaal loket. Men is echter niet verplicht om zich aan te melden bij dit digitaal loket. Voorts is inmiddels bekend dat overheidsberichten in het digitaal loket in het algemeen niet of sporadisch worden gelezen. Het versturen van brieven lijkt vooralsnog de meest zekere methode om personen te bereiken.
Op de vragen van de VVD-fractie waarom binnen de Navo louter Nederland en Noorwegen een dienstplicht hebben voor vrouwen wijst de regering erop dat deze landen gendergelijkheid hoog in het vaandel hebben staan. Hetzelfde geldt voor Zweden, dat binnen afzienbare tijd de dienstplicht voor vrouwen invoert in verband met de gewenste genderneutraliteit. De meerderheid van de lidstaten van de Europese Unie kent geen dienstplicht en baseert de militaire capaciteit op professionele militairen en vrijwilligers. Er is wel sprake van dienstplicht in Cyprus, Denemarken, Estland, Finland, Griekenland, Litouwen, Noorwegen, Oostenrijk en Zweden. Van deze landen zijn alleen Denemarken, Estland, Griekenland, Litouwen en Noorwegen lid van de Navo. In Duitsland is herinvoering van de dienstplicht overwogen als tijdelijke maatregel in tijden van nationale noodsituaties. De VVD-fractie heeft geïnformeerd of er bondgenoten zijn die voornemens zijn om de dienstplicht voor vrouwen in te voeren. Afgezien van Zweden kent de regering dergelijke voornemens niet. In de landen waarin nog sprake is van dienstplicht kan veelal worden gekozen voor vervangende dienst voor de gemeenschap.
Sinds 2015 is Noorwegen het eerste land in Europa en binnen de Navo dat de dienstplicht verplicht stelt voor mannen en vrouwen. Noorwegen heeft daartoe besloten omdat dit de kans vergroot tot het hebben van de juiste persoon op de juiste plaats. In de uitoefening van het merendeel van de functies maakt het geslacht niet uit. In een aantal gevallen echter, kan het verschil maken. Zo kunnen vrouwen in landen als Afghanistan beter benaderd worden door vrouwelijke militairen. Op de vraag van deze leden of dit ook een gespreksonderwerp is binnen de Navo antwoordt de regering dat de krijgsmacht, dus ook de dienstplicht, in de EU-lidstaten of bij Navo-bondgenoten als een nationale aangelegenheid wordt beschouwd. De invoering van de dienstplicht voor vrouwen wordt dan ook niet in EU- of Navo-verband besproken.
De leden van de SP-fractie hebben de vraag gesteld of de regering andere omstandigheden dan een internationale politieke crisis voorziet als reden tot beëindiging van de opschorting van de opkomstplicht. Een dergelijke beëindiging kan onder meer geschieden bij een ernstige territoriale dreiging of een nationale crisis.
De regering deelt niet het vermoeden van deze leden dat invoering van de dienstplicht voor vrouwen leidt tot maatschappelijke ophef. Het voornemen tot invoering van dienstplicht voor vrouwen is inmiddels een aantal keer in het nieuws geweest en is ter internetconsultatie aan de Nederlandse bevolking voorgelegd. Tot op heden heeft dit niet tot ophef geleid. Integendeel: het bureau dat de dienstplichtbrieven verstuurt, krijgt geregeld vragen van vrouwen waarom zij niet worden ingeschreven.
De regering dankt de leden van de PvdA-fractie voor hun positieve visie op de internetconsultatiereacties en de wijze waarop dit wetsvoorstel een belangrijke concrete bijdrage kan leveren aan de gelijkwaardigheid van man en vrouw.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten