Gepubliceerd: 10 oktober 2017
Indiener(s): Barbara Visser (VVD)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34761-5.html
ID: 34761-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 10 oktober 2017

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

 
     

1.

Inleiding

1

2.

Hoofdlijnen van het voorstel

2

3.

Wat wordt niet gewijzigd door dit wetsvoorstel?

3

4.

Financiële gevolgen

3

5.

Advies en opinie

5

6.

Overig

5

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het mogelijk maken van Engelstalige rechtspraak bij de internationale handelskamers van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam (hierna: het wetsvoorstel). Zij vragen al tijden om de oprichting van een Netherlands Commercial Court (NCC). Het verheugt deze leden dat dit nu eindelijk mogelijk wordt gemaakt. Zij hebben enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden zien dat het nuttig kan zijn om internationale handelszaken te laten behandelen in een internationale kamer van de rechtbank Amsterdam en gerechtshof Amsterdam in het Engels. De genoemde leden willen echter benadrukken dat het uitgangspunt bij civiele zaken het Nederlands dient te blijven. De leden zien het als een gemiste kans dat internationale bedrijven, die wij graag verwelkomen in Nederland, op dit moment met hun conflicten moeten uitwijken naar bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. Het voeren van dergelijke rechtszaken bij de NCC en Netherlands Commercial Court of Appeal (NCCA) kan ook bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van het internationale privaatrecht in Nederland. De genoemde leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat het mogelijk maken van procederen in de Engelse taal bij complexe internationale handelsgeschillen past bij de internationale handelscultuur in Nederland. Dit maakt Nederland aantrekkelijker als handelsland, aangezien rechtszekerheid belangrijk is bij het opstellen van contracten. Het NCC zou het Nederlands vestigingsklimaat kunnen versterken, en tevens heeft dit positieve effecten op de invloed van het Nederlandse (materiële) privaatrecht in het internationale handelsverkeer. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat er wel zorgvuldigheid geboden is bij het inrichten van deze nieuwe handelskamer en hebben daarom enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Evenwel hebben zij hierover nog enkele vragen.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de D66-fractie lezen dat er voor de NCC een landelijke poule van gespecialiseerde rechters, raadsheren en juridisch medewerkers zal worden samengesteld, die voldoende kennis hebben van de Engelse (juridische) taal en afkomstig zijn uit de Nederlandse rechtbanken en hoven. De aan het woord zijnde leden vragen of kennis van de Engelse juridische taal voldoende aanwezig is onder Nederlandse rechters. De genoemde leden zijn van mening dat kennis van verschillende Engelstalige rechtsculturen zeer gewenst is voor rechters van de NCC, omdat bepaalde juridische concepten in de diverse Engelstalige gebiedsdelen een verschillende betekenis kunnen hebben. Is deze kennis aanwezig? Zal er, waar nodig, ingezet worden op scholing?

De leden van de SP-fractie zien dat door dit voorstel het recht meer en meer als een product in de markt wordt gezet met als doel een competitie tussen rechtssystemen te voeren. Is de regering het met deze leden eens dat concurrentie tussen rechtsstelsels kan leiden tot een onwenselijke verlaging van sociale en juridische standaarden op termijn en een zogenaamde «race to the bottom», om maar zoveel mogelijk partijen naar het eigen rechtssysteem te lokken? Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, hoe gaat de regering dan waarborgen dat sociale en juridische standaarden niet verzwakt worden (al dan niet op termijn) om internationaal opererende ondernemingen te paaien?

De leden van de SP-fractie vragen of in ieder geval één van de partijen die betrokken is bij een geschil dat aan het NCC/NCCA kan worden voorgelegd in Nederland gevestigd moet zijn of kunnen er ook geschillen aanhangig worden gemaakt bij het NCC/NCCA tussen louter buitenlandse partijen? Wanneer dit laatste het geval is, waarom is hier voor gekozen? Verkopen we hiermee feitelijk niet het Nederlandse recht aan buitenlandse bedrijven en kan de regering aangeven of zij dit wenselijk acht? Kan worden aangegeven in hoeverre de doorstroming van reguliere zaken met de invoering van het NCC/NCCA wordt bevorderd?

3. Wat wordt niet gewijzigd door dit wetsvoorstel?

De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor de keuze dat een eventuele cassatie bij de Hoge Raad niet in het Engels maar in het Nederlands zal worden afgehandeld. Wel hebben zij hier enkele vragen over. Hoe vaak verwacht de regering dat er in cassatie zal worden gegaan? Zal het internationale partijen niet afschrikken dat zij daar plotseling niet meer in het Engels mogen procederen? In het nader rapport lezen deze leden dat het ter beoordeling van de Hoge Raad wordt gelaten of het, in een voorkomend geval, geëigend is om op eenparig verzoek van partijen toe te staan dat de (incidentele) cassatiemiddelen of verweerschriften in de Engelse taal worden ingediend. Op grond waarvan is dit mogelijk? Wordt daarbij niet afstand genomen van het standpunt dat de rechtspraak van de Hoge Raad met het oog op rechtseenheid en rechtsontwikkeling voor iedereen in Nederland toegankelijk en begrijpelijk dient te zijn? Als van dat standpunt afstand wordt genomen, ook al is het slechts bij uitzondering, bestaat dan niet het gevaar dat op termijn bij vrijwel alle zaken die voortkomen uit een zaak voor de NCC in het Engels zal worden geprocedeerd?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel niet de regeling van internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter wijzigt. De forumkeuze blijft ook onverminderd van kracht. Partijen kunnen in de overeenkomst al hun rechtsbetrekking regelen. Heeft de regering rekening gehouden met overeenkomsten tussen een grote onderneming en een kleine(re) onderneming waarbij een grote onderneming kan onderhandelen vanuit een positie van macht en daarmee kan afdwingen dat enig geschil zal worden behandeld door de NCC en de NCCA? Het is duidelijk dat een internationale onderneming in het voordeel is wanneer een geschil in het Engels wordt behandeld. Hoe beoordeelt de regering een dergelijke situatie? Kan de regering aangeven of het vaak voorkomt dat zwakkere rechtsdeelnemers worden beschermd (bijvoorbeeld op basis van artikelen 101 jo 108 Rv en artikel 23 Brussel I bis-verordening) door de rechter waar het gaat om forumkeuze?

De leden van de D66-fractie lezen dat de cassatieprocedure bij de Hoge Raad niet in het Engels zal plaatsvinden. Het is aan de beoordeling van de Hoge Raad of het geëigend is om op eenparig verzoek van partijen toe te staan dat de cassatiemiddelen of verweerschriften in de Engels taal worden ingediend. De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat aangezien de Hoge Raad kennis zal nemen van de Engelstalige processtukken uit de feitelijke instanties, het mogelijk zou moeten zijn om cassatiemiddelen of verweerschriften in de Engelse taal in te dienen bij de Hoge Raad. De genoemde leden begrijpen dat het arrest van de Hoge Raad in de Nederlandse taal zal zijn, maar vragen de regering of het mogelijk is dat de Hoge Raad cassatiemiddelen of verweerschriften in het Engels toe zal staan indien het een zaak afkomstig van de NCCA betreft?

4. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen dat er is gekozen voor griffierechten van maximaal 15.000 euro in eerste aanleg en maximaal 20.000 euro voor beroepszaken. Voorts is de verwachting dat het aantal zaken per jaar op termijn op 100 in eerste aanleg en 25 in hoger beroep zal uitkomen. Kunnen deze leden concluderen dat de opbrengst uit griffierechten dan maximaal 2 miljoen euro zal zijn (100 keer 15.000 plus 25 keer 20.000 euro)? Is twee miljoen euro wel voldoende om alles budgetneutraal aan te bieden? Voornoemde leden begrijpen dat gebruik zal worden gemaakt van de bestaande voorzieningen van het gebouw van het Gerechtshof Amsterdam. Maar er moeten wel kosten worden gemaakt voor de opleiding van de rechters, de extra ondersteuning voor het hof en de eventuele vertaling van stukken die naar de Hoge Raad gaan. Bovendien zal het gaan om ingewikkelde zaken die veel tijd van de rechters vragen. Kan de regering een nadere financiële onderbouwing geven waaruit blijkt dat dit allemaal met een budget van slechts twee miljoen per jaar kan worden gerealiseerd?

De leden van de CDA-fractie achten het van belang dat hogere kosten ten gevolge van procederen in de Engelse taal niet ten laste komen van het budget van de rechtspraak, zoals het wetsvoorstel ook beoogd. Verhoging van de griffierechten voor dergelijke zaken is een probaat middel. Kan de regering aangeven hoe deze extra kosten zijn opgebouwd? Er wordt gesproken over extra inspanningen van de rechtspraak, waar moet dan aan gedacht worden? Waar is de verwachting van 100 zaken in eerste aanleg en 25 zaken in hoger beroep op gebaseerd?

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over het verhoogde griffierecht dat geldt voor partijen die willen procederen bij de NCC en de NCCA. Deze leden lezen dat op deze manier de NCC-procedure niet ten laste komt van het budget voor de reguliere rechtspraak en zij vinden dit een goed uitgangspunt. Wel roept het vragen op over de toegankelijkheid van de NCC. Kan de regering een inschatting maken of er kleinere partijen zijn die graag zouden willen procederen bij de NCC maar het verhoogd griffierecht niet zullen kunnen dragen?

De regering geeft aan dat «in uitzonderingsgevallen de rechter het griffierecht met het oog op artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zal kunnen matigen.» (p. 14 memorie van toelichting). In welke gevallen zal dit zijn? Worden hieromtrent bepalingen opgenomen in het procesreglement?

In het wetsvoorstel geeft de regering aan dat door middel van de hogere griffierechten de extra investeringen zullen worden teruggewonnen. Wanneer verwacht de regering dat dit het geval zal zijn? De aan het woord zijnde leden vragen tevens of de regering een inschatting kan maken van de hoogte van de verhoogde griffierechten, wellicht kan de regering dit aangeven middels een percentage van reguliere griffierechten? Ook vragen zij waaruit de eerste investeringen, zoals het ontwikkelen van een nieuw Engelstalig ICT systeem, zullen worden bekostigd.

De leden van de SP-fractie lezen dat de invoering van het NCC/NCCA budgetneutraal gaat plaatsvinden doordat de hogere griffierechten de duurdere procedures dekken. Tevens zou de doorstroming van reguliere zaken verbeteren wanneer ingewikkelde en complexe internationale handelsgeschillen bij een aparte kamer behandeld worden. Klopt het dat capaciteit voor het nieuw op te richten NCC en NCCA echter wel zal moeten komen uit de al bestaande capaciteit in de rechtspraak? Hoeveel extra rechters zullen worden aangesteld als gevolg van dit voorstel? Met andere woorden: is het zo dat hoe meer zaken er voor het NCC en NCCA komen, er op andere gebieden tekorten zullen ontstaan aan rechters, omdat zij zich met NCC en NCCA zaken bezig moeten houden? Is er een maximum aan het aantal zaken dat het NCC/NCCA op zich kan nemen in een jaar? Zo ja,waar ligt die grens?

De leden van de SP-fractie zijn in beginsel geen voorstander van kostendekkende griffierechten. Ook zijn zij van mening dat iedereen die rechtspraak nodig heeft, natuurlijk persoon of rechtspersoon, zijn/haar recht moet kunnen halen. Waarom is er niet voor gekozen binnen het bestaande systeem, met de huidige griffierechten, eventuele problemen op te lossen en onwenselijke drempels in de rechtsgang te verlagen? Kan de regering tevens aangeven waarom er nu specifiek een wetsvoorstel voorligt dat volledig in dienst staat van het (buitenlandse) bedrijfsleven, maar het wachten is op voorstellen waar de «gewone» Nederlandse burger mee geholpen is?

5. Advies en opinie

De leden van de D66-fractie lezen in het advies van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) dat het algemeen tekort aan rechters zal oplopen tot 240 rechters in 2018, waarvoor in 2017 reeds in 170 vacatures zal moeten worden voorzien. De rechters voor de NCC en NCCA zullen worden geworven bij de reguliere rechtspraak. De aan het woord zijnde leden vrezen dat er hierdoor een tekort zal ontstaan bij de «gewone» handelskamers, waardoor burgers en bedrijven die niet procederen bij de NCC en NCCA minder snel hun recht kunnen halen. Is de regering het met de aan het woord zijnde leden eens dat dit een ongewenst effect is van de oprichting van de NCC en NCCA? Wordt er door de regering gedacht aan een oplossing voor dit probleem?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan ingaan op het opiniestuk van de heren Pietro Otolani en Bas van Zelst in het Financieel Dagblad van 3 oktober 2017, en meer specifiek op de stelling dat «wie meer betaalt, een snellere – en misschien zelfs «betere» – uitspraak krijgt in de taal van zijn keuze.»? Is de regering met de opiniemakers van mening dat de oprichting van het NCC/NCCA de Nederlandse rechtsorde te maken krijgt met tweeklassenrechtspraak? Zo nee, waarom niet?

6. Overig

De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat onder andere Londen, Dubai en Singapore al een commercial court hebben. Hoe is de ervaring in die steden? Zijn er meer landen met een commercial court? Zo ja, welke? Is er bij de andere commercial courts ook gekozen voor hogere griffierechten zodat de procedure budgetneutraal kan worden aangeboden? Is het de bedoeling dat de NCC concurreert met andere commercial courts? Zo ja, van welk hof verwacht de regering de meeste concurrentie? Welke gevolgen heeft de aanstaande Brexit voor de commercial court in Londen? Kan de regering ingaan op de Britse campagne om het rechtsstelsel van Engeland en Wales zoveel mogelijk de «go to legal destination» te maken voor internationale deals (zie het artikel «Global Legal Centre campaign stepped up as Brexit looms» in The Law Society Gazette van 28 september 2017, https://www.lawgazette.co.uk/law/global-legal-centre-campaign-stepped-up-as-brexit-looms/5062982.article#)? Welke rol speelt de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) hierin? Welk aandeel heeft Nederland in de EBRD? Waarom moet de ERBD het rechtsstelsel van Engeland en Wales promoten? Kan de EBRD ten minste hetzelfde doen voor het Nederlandse rechtsstelsel, zeker met het oog op het op te richten NCC?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan verduidelijken of uitspraken van het NCC/NCCA ook in andere (Europese) landen geaccepteerd zullen worden. Klopt het dat het Europese Hof van Justitie hiervoor bepaalde criteria aan rechtbanken stelt? Zo ja, welke zijn dit en kan per criteria worden aangegeven of het NCC/NCCA hieraan voldoet?

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of en wanneer het NCC/NCCA geëvalueerd wordt en of de Kamer van deze evaluatie op de hoogte wordt gebracht.

De fungerend voorzitter van de commissie, Visser

Adjunct-griffier van de commissie, Zeldenrijk