Ontvangen 13 februari 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
In artikel 20.5, tweede lid, van de Telecommunicatiewet wordt «tot 1 januari 2018» vervangen door «totdat een redelijk verzoek tot opruimen is gedaan».
B
Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan onderdeel A wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel IIIa komt te luiden:
ARTIKEL IIIA
Artikel 20.5 van de Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van de artikelen 5.2, negende lid, en 5.15 geldt voor kabels, ondergrondse ondersteuningswerken of beschermingswerken in of op openbare gronden, waarin of waarop geen fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse overdracht van signalen tussen punten zijn aangebracht, die zijn aangelegd met het oogmerk deel uit te maken van doch op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken (Stb. 2007,16) niet in gebruik zijn ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een gedoogplicht totdat een redelijk verzoek tot opruimen is gedaan, tenzij de instandhouding van deze voorzieningen de instandhouding van andere reeds in de grond aanwezige werken in gevaar brengt of ernstig hindert. De aanbieder meldt aan degene op wie de gedoogplicht rust schriftelijk op welke netwerkvoorziening de gedoogplicht betrekking heeft. Daarvan doet hij tevens mededeling aan burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grondgebied de netwerkvoorziening is gelegen.
b. In onderdeel B wordt na onderdeel S een onderdeel ingevoegd, luidende:
Sa
Artikel 36, onderdeel P, komt te luiden:
P
In artikel 20.5, tweede lid, van de Telecommunicatiewet wordt «artikelen 5.2, achtste lid,» vervangen door «artikelen 5.2, negende lid,».
C
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel IIIa werkt terug tot en met 1 januari 2018.
Met deze nota van wijziging wordt een voorziening getroffen die samenhangt met het feit dat de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (hierna: WIBON) niet op 1 januari 2018 in werking treedt.
Artikel 20.5, tweede lid, van de Telecommunicatiewet regelt dat de gedoogplicht voor telecomkabels die op die datum gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 10 jaar ongebruikt in de grond liggen vervalt. Artikel 36, onderdeel P, van de WIBON, voorziet in intrekking van dat artikellid en artikel 36, onderdeel E, van de WIBON voorziet in een wijziging van de gedoogplicht (artikel 5.2, negende lid). Doordat de indiening van het wetsvoorstel voor de WIBON is vertraagd (zie Kamerstukken II 2016/17, 34 739, nr. 3), zou onbedoeld een hiaat ontstaan in de gedoogplicht.
Met deze nota van wijziging wordt daarom erin voorzien dat met ingang van 1 januari 2018 – met terugwerkende kracht – voor die kabels een gedoogplicht geldt. Daarbij is aangesloten bij de gedoogplicht zoals die is opgenomen in het in artikel 36, onderdeel E, van de WIBON voorgestelde artikel 5.2, negende lid (onderdelen A en C (artikelen IIIA en V, tweede lid)).
Inwerkingtreding van artikel IIIA is voorzien op het tijdstip waarop zowel dit wetsvoorstel in werking is getreden als het bij koninklijke boodschap van 8 juni 2017 ingediende voorstel van wet houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten en netwerken ter voorkoming van graafschade en ter bevordering van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, alsmede wijziging van de Telecommunicatiewet ter bevordering van medegebruik van fysieke infrastructuur en van de gecoördineerde aanleg van civiele werken (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken) (Kamerstukken 34 739). Dit tijdstip zal worden bepaald bij het koninklijk besluit, bedoeld in artikel V, eerste lid.
Vanwege de samenloop van dit wetsvoorstel met dat voor de WIBON is in onderdeel B een bepaling opgenomen waarmee wordt bewerkstelligd dat de in onderdeel A voorziene aanpassing van artikel 20.5, tweede lid, van de Telecommunicatiewet ook daadwerkelijk kan worden doorgevoerd.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C. Keijzer