Ontvangen 15 november 2017
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 36, onderdeel I, worden in artikel 5a.5 na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:
1a. Van een redelijke vergoeding voor medegebruik van antenne-opstelpunten voor omroep, is sprake als de vergoeding efficiënt, transparant en niet-discriminatoir is, en de kosten van de werkelijk afgenomen capaciteit weerspiegelt. Daarbij draagt de aanbieder die aan het verzoek tot medegebruik voldoet bij geschillen de bewijslast voor de redelijkheid van de vergoeding.
1b. In het geval de voor medegebruik als bedoeld in lid 1a te betalen vergoeding mede wordt bepaald door een door de verlener van het medegebruik zelf voor medegebruik aan een derde te betalen vergoeding mag laatstbedoelde vergoeding slechts worden doorberekend voor zover deze vergoeding redelijk is.
II
Artikel 36, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
aa. In het vierde lid wordt «artikel 3.24, vierde lid, derde volzin» vervangen door: artikel 5a.5, lid 1a.
2. Onderdeel b vervalt.
3. In onderdeel c, aanhef, wordt «Het vierde lid (nieuw)» vervangen door «Het vijfde lid» en wordt de aanduiding «4.» vervangen door «5.».
Gezien de goede werking van artikel 3.24, vierde en vijfde lid, van de Telecommunicatiewet is het wenselijk deze te behouden. Dit amendement zorgt ervoor dat de specifieke regeling voor hoge antenne-opstelpunten van artikel 3.24, vierde en vijfde lid, van de Telecommunicatiewet behouden blijven. Deze bepalingen zorgen voor rust op de markt, evenwichtige verhoudingen en het verdwijnen van geschillen. Het betreffende amendement waarmee deze regels destijds in de Telecommunicatiewet terecht zijn gekomen werd met algemene stemmen aangenomen. De toelichting zoals in dat amendement is opgenomen is tevens van toepassing op de in dit amendement voorgestelde wijzigingen.
In het wetsvoorstel wordt artikel 3.24 van de Telecommunicatiewet geschrapt en worden hoge antenne-opstelpunten gelijkgesteld met andere soorten infrastructuur, zoals GSM-masten en bekabeling. Hoge antenne-opstelpunten (100 meter of hoger) zijn echter niet vergelijkbaar met deze infrastructuur. In de praktijk is het namelijk erg lastig om een hoge zendmast te plaatsen en er is dus in feite sprake van een monopoliepositie van de eigenaren van de bestaande hoge zendmasten. Dit vraagt dan ook om een specifieke aanpak om redelijke vergoedingen voor medegebruik van hoge antenne-opstelpunten te garanderen. Dit ontbreekt in het huidige wetsvoorstel. Door het schrappen van deze regels ontstaat er een risico op onstabiliteit van de markt en kunnen er opnieuw juridische geschillen ontstaan.
Van der Lee