Vastgesteld 10 juli 2017
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Omtzigt
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de bepalingen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/637 van de Raad van de Europese Unie betreffende de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ter vergemakkelijking van de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen en tot intrekking van besluit 95/553/EG (Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers).
Aangezien miljoenen burgers van de Europese Unie – en dus ook Nederlanders – reizen of verblijven op plekken buiten de Unie waar hun eigen lidstaat geen ambassade of consulaat heeft, is het van het allergrootste belang dat consulaire bescherming door een andere lidstaat, waar burgers van de Unie krachtens artikel 23 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie recht op hebben, adequaat wordt gereguleerd. De leden van de VVD-fractie hebben wel een vraag over de consultatienorm. In de richtlijn is bepaald dat voorafgaand aan het uitvoering geven aan een bijstandsverzoek consultatie kan plaatsvinden, indien geen levensbedreigende situatie ontstaat als het verzoek niet onmiddellijk wordt uitgevoerd. In een eerder persbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken1 staat dat deze consultatie zelfs een verplichting is. Derhalve vragen de leden van de VVD-fractie zich af in hoeverre hier sprake is van een verplichting tot consultatie, aangezien dit onvoldoende uit het voorstel van rijkswet zelf blijkt. Ook vernemen de leden van de VVD-fractie graag hoe en door wie wordt bepaald wanneer sprake is van extreem dringende gevallen, en of het Ministerie van Buitenlandse Zaken voornemens is een protocol op te stellen om dit vast te stellen en of consultatie vooraf derhalve noodzakelijk is. Verder zien de leden van de VVD-fractie geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Inbreng van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de implementatiewetgeving van de richtlijn consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen. Graag willen zij de regering nog enkele vragen voorleggen.
Algemeen
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten in welke landen in de wereld Nederland niet is vertegenwoordigd. Kan de regering daarbij tevens aangeven, per land waar Nederland niet is vertegenwoordigd, op welke andere diplomatieke en consulaire instanties van EU-lidstaten, die dus wel in het betreffende land aanwezig zijn, Nederlanders dan een beroep kunnen doen voor consulaire bescherming, zo vragen deze leden. Kan de regering daarbij ook uiteenzetten of deze diplomatieke en consulaire instanties van andere EU-lidstaten een zelfde mate van consulaire bescherming bieden als Nederland doet?
De leden van de D66-fractie constateren dat de richtlijn niet voorschrijft in welke mate en onder welke voorwaarden consulaire bescherming moet worden geboden. De genoemde leden vragen de regering toe te lichten wat hiervan de reden is. Is het niet beter om een minimumniveau af te spreken waarin de mate van consulaire bescherming wordt vastgelegd, net als de voorwaarden voor het aanspraak maken daarop, zo vragen deze leden. Is nu niet het risico dat er willekeur ontstaat in het bieden van consulaire bescherming? Kan de regering toezeggen dat Nederlanders ook in de landen waar Nederland niet is vertegenwoordigd redelijkerwijs aanspraak kunnen maken op voldoende mate van consulaire bescherming?
De leden van de D66-fractie constateren dat in Nederlandse wetgeving geen juridisch afdwingbaar recht op consulaire bescherming is verankerd. Kan de regering toelichten wat hiervan de beweegreden is? Is de regering van mening dat het recht op consulaire bescherming voldoende is gewaarborgd, of zou een wetswijziging toch uitkomst bieden om te garanderen dat alle Nederlanders te allen tijde waar ook ter wereld recht hebben op consulaire bescherming? Graag ontvangen de genoemde leden een heldere uiteenzetting op dit punt.
Artikel 4
De leden van de D66-fractie ontvangen graag ene toelichting op het vraagstuk van identificatie. Immers, voor aanspraak op consulaire bescherming dienen burgers zich deugdelijke te kunnen identificeren. De genoemde leden zouden graag een toelichting willen ontvangen of de mogelijkheid tot het niet deugdelijk kunnen identificeren of de identiteit of nationaliteit te bewijzen, bijvoorbeeld door verlies van alle reisdocumenten, een reden is om consulaire bescherming te (kunnen) weigeren.
Artikel 5
De leden van de D66-fractie vragen de regering nader toe te lichten welke kosten derde landen in rekening kunnen brengen voor het bieden van consulaire bescherming aan Nederlanders? Worden deze kosten volledig verhaald op de betreffende Nederlander(s) die consulaire bescherming hebben ontvangen, of komt dit voor rekening van de Nederlandse staat? Indien dit wordt verhaald op de Nederlandse burger(s), zit hieraan dan een maximumbedrag verbonden, om op die manier te voorkomen dat Nederlanders achteraf voor geboden hulp een fikse rekening krijgen gepresenteerd? Zo nee, op welke wijze wordt dan voorkomen dat Nederlanders onevenredig veel moeten betalen voor de ontvangen consulaire bescherming door derde landen die op dat moment noodzakelijk was?
Overig
De leden van de D66-fractie merken op dat in de toelichting op het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn consulaire bescherming nergens iets staat over de rol van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) voor het bieden van consulaire bescherming aan EU-burgers. Graag ontvangen de genoemde leden alsnog een uiteenzetting welke rol is weggelegd voor EDEO, bijvoorbeeld op het terrein van informatie-uitwisseling en coördinatie tussen EU-lidstaten.
Inbreng van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de fractie van GroenLinks verwelkomen de implementatie van deze richtlijn en steunen derhalve het wetsvoorstel. Zij vragen de regering welke praktische gevolgen de implementatie naar verwachting heeft. Zullen veel EU-burgers een beroep doen op Nederlandse consulaire ondersteuning? Hoe verloopt de implementatie van de richtlijn in andere lidstaten? Kan de regering toelichten in hoeverre de richtlijn nu al praktische voordelen heeft voor Nederlandse burgers ten opzichte van de oude situatie?