Kamerstuk 34725-VII-6

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2016

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2016

Gepubliceerd: 7 juni 2017
Indiener(s): Pia Dijkstra (D66)
Onderwerpen: bestuur rijksoverheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34725-VII-6.html
ID: 34725-VII-6

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2017

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het jaarverslag van 17 mei 2017 inzake het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2016 (Kamerstuk 34 725 VII, nr. 1).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1

Kan de Minister aangeven waarom in het Jaarverslag niet gekozen is om te werken met indicatoren en meetwaarden? Deelt u de mening dat voor de transparantie en de controlefunctie van de Kamer het gebruik van duidelijke indicatoren, streefwaarden en meetwaarden van meerwaarde zou kunnen zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Ik deel de mening dat duidelijke indicatoren, streefwaarden en meetwaarden van meerwaarde kunnen zijn voor de transparantie en de controlefunctie van de Kamer. Daarbij is van belang dat een indicator aansluit op de beleidsinspanningen van de Minister. Bij de begroting zijn op basis van de rol en verantwoordelijkheid van de Minister indicatoren en meetwaarden vastgesteld. In het Jaarverslag – de spiegel van de begroting – komen deze indicatoren en meetwaarden terug. Daarbij is niet substantieel afgeweken van voorgaande jaren.

2

Hoeveel Wob-verzoeken heeft het ministerie in 2016 ontvangen? Hoeveel aanvragen zijn nog in behandeling? Welke openstaande aanvragen zijn van voor 2016? Hoeveel dwangsommen zijn betaald? Hoeveel ingebrekestellingen heeft het ministerie ontvangen wegens niet-tijdig beslissen?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK heeft 90 Wob-verzoeken ontvangen in 2016. Daarvan zijn 3 Wob-verzoeken nog in behandeling. Er is 1 Wob-verzoek van voor 2016 nog in behandeling; dit betreft een omvangrijk verzoek dat in de afrondende fase is. Het ministerie heeft 3 ingebrekestellingen ontvangen wegens niet-tijdig beslissen. Er zijn geen dwangsommen verbeurd.

3

Hoeveel andere ministeries hebben ook ingebrekestellingen ontvangen wegens niet-tijdig beslissen? Wat is de omvang van het aantal ingebrekestellingen per ministerie? Hoeveel dwangsommen zijn verbeurd?

Antwoord:

Als Minister van BZK ben ik politiek verantwoordelijk voor de Wob. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wob ligt echter bij de afzonderlijke bestuursorganen, onder andere bij de afzonderlijke ministeries. Het Ministerie van BZK heeft dan ook geen beeld van hoeveel ingebrekestellingen andere ministeries hebben ontvangen wegens het niet-tijdig beslissen of hoeveel dwangsommen er verbeurd zijn. Dergelijke informatie berust bij de afzonderlijke ministeries.

4

Welke voorziening is gemaakt ten behoeve van wachtgelden voor eigen personeel? Welk kostenbeslag heeft deze voorziening? Hoeveel personen maken van deze voorziening gebruik? Voor hoe lang maken deze personen van deze voorziening gebruik?

Antwoord:

Op de begroting van BZK is geen voorziening ten behoeve van wachtgelden voor eigen personeel. Dat laat de begrotingssystematiek verplichtingen-kas niet toe. Op dit moment zijn er 15 mensen die gebruik maken van een wachtgeldregeling. Jaarlijks zijn de totale kosten ongeveer € 0,750 mln. Deze kosten komen ten laste van het centraal personeelsbudget. Hoe lang personen gebruik maken van een wachtgeldregeling varieert voor deze 15 personen tussen de vier en negen jaar.

5

Welke stappen worden ondernomen om tot nieuwe of aangepaste wetgeving te komen die integrale dienstverlening mogelijk maakt? (ARK-rapport. blz. 5)

Antwoord:

Als coördinerend bewindspersoon voor het sociaal domein ben ik actief bij het bewaken en bevorderen van de integrale aanpak in het openbaar bestuur. Dat gebeurt onder meer via de brede regietafel sociaal domein. Dit is het gezamenlijke bestuurlijke gremium van Rijk en gemeenten op het gebied van het sociaal domein, waarvan ik voorzitter ben. Daarnaast is het programma sociaal domein gestart, waarin Rijk en gemeenten samen werken aan het oplossen van knelpunten. Waar nodig zal in deze trajecten ook wet- en regelgeving aan de orde komen.

6

Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat in 2017 uniforme begrippen, definities en meetgegevens ontwikkeld gaan worden, zodat vanaf 2018 op gemeentelijk niveau beter inzicht verkregen kan worden in de maatschappelijke resultaten van de decentralisaties in het sociaal domein? (ARK-rapport, blz. 6)

Antwoord:

Binnen het programma sociaal domein werken gemeenten en het Rijk (BZK, SZW, OCW, VWS, VenJ) intensief samen. In het programma worden inhoudelijke en randvoorwaardelijke thema’s opgepakt, waaronder de doorontwikkeling van de monitoring, de verantwoording en het inzichtelijk maken van maatschappelijk resultaat. Hiertoe worden onder andere een aantal werksessies georganiseerd, waarbij gemeenschappelijke taal een belangrijke invalshoek vormt. Dit programma wordt momenteel samen met gemeenten ontwikkeld en uitgevoerd. Onderzoeksinstanties, gebruikers van voorzieningen en andere relevante stakeholders worden in dit proces betrokken.

7

Welke beveiligingsrisico’s ontstaan er voor Digid op het moment dat de opvolger van Digid niet begin 2018 wordt uitgerold? Welke financiële gevolgen heeft dit? (ARK-rapport, blz. 17)

Antwoord:

Er doen zich in dat geval geen nieuwe of aanvullende risico’s voor en er zijn geen aanvullende financiële gevolgen. Terwijl de nieuwe generatie eID-middelen ontwikkeld wordt, blijft de Minister investeren in de veiligheid en betrouwbaarheid van DigiD Basis zodra dit nog in gebruik is (zie ook vraag 55).

8

Hoe gaat de Minister vervolg geven aan het stimuleren van de tweewegauthenticatie? Voor welke diensten gaat de Minister dit komende periode verplicht stellen? (ARK-rapport, blz. 18)

Antwoord:

In Artikel 5 lid 5 van de concept Wet GDI is opgenomen dat bestuursorganen en aangewezen organisaties met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels bepalen voor welke elektronische dienst tenminste het betrouwbaarheidsniveau substantieel of hoog (tweewegauthenticatie) geldt. Middelen op betrouwbaarheidsniveau laag worden na inwerkingtreding van de Wet GDI afgebouwd. De termijn waarmee private en publieke middelen op niveaus substantieel en hoog kunnen worden ingevoerd, zal mede bepalend zijn voor het tempo van uitfaseren.

9

Op welke wijze heeft de Minister van BZK zijn bedenkingen kenbaar gemaakt indien het door de regering gevoerde decentralisatiebeleid niet toelaatbaar voorkomt? (ARK-rapport, blz. 21)

Antwoord:

Vanuit mijn wettelijke verantwoordelijkheden aangaande de interbestuurlijke en financiële verhoudingen en meer specifiek vanuit mijn rol als coördinerend bewindspersoon voor het sociaal domein draag ik bij aan de totstandkoming van het regeringsbeleid op het gebied van het sociaal domein. Daartoe staat mij het reguliere interdepartementale overleg in al zijn vormen ter beschikking.

10

Wat vindt de Minister van de constatering van de Algemene Rekenkamer dat de Minister zijn taken en verantwoordelijkheden voor een integraal openbaar bestuur, zoals voortvloeien uit artikel 116 en 117 van de Gemeentewet in 2016 onvoldoende heeft ingevuld? Hoe gaat hij dat in 2017 veranderen? (ARK-rapport, blz. 22)

Antwoord:

Ik vervul mijn rol van coördinerend bewindspersoon voor het sociaal domein en voer in den brede wettelijke verantwoordelijkheden uit aangaande de interbestuurlijke verhoudingen. Naast mijn rol in de brede regietafel en bij het programma sociaal domein neem ik mijn verantwoordelijkheid voor het uitbrengen van de overall monitor sociaal domein en voor de vormgeving van de decentralisaties in het gemeentefonds. Zie ook mijn antwoorden op de vragen 5 en 9.

11

Wat gaat de Minister doen om het aantal goedkeurende controleverklaring bij de gemeentelijke jaarrekening te vergroten? (ARK-rapport, blz. 25)

Antwoord:

Op 14 november 2016 heb ik gerapporteerd over de uitkomsten van de verantwoording door gemeenten, over het verslagjaar 2015 (Kamerstuk 34 477, nr. 9). In deze Kamerbrief zijn acties opgenomen om het aantal goedkeurende controleverklaringen bij de gemeentelijke jaarrekeningen te vergroten. Hierbij is opgemerkt dat dit een traject van meerdere jaren is. Eén van deze acties was het verzoek aan gemeenten om een verbeterplan op te stellen. Het betrof hier gemeenten die de jaarstukken niet tijdig hadden ingediend en de gemeenten die van de accountant een oordeelonthouding hadden ontvangen. Voor de overige acties verwijs ik naar deze Kamerbrief en naar mijn bestuurlijke reactie. In het najaar van 2017 zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten voor het verslagjaar 2016.

12

Hoeveel heeft de organisatie van het Oekraïne referendum in totaal gekost?

Antwoord:

De kosten voor de organisatie van het raadgevend referendum op 6 april 2016 voor rekening van het Rijk bedragen € 36 mln. Het grootste deel hiervan betreft de vergoeding voor kosten van gemeenten ten behoeve van de voorbereiding en organisatie van het referendum (€ 32,3 mln.), waarvan het Rijk € 30 mln. heeft vergoed (Kamerstuk 34 270, nr. 20, p. 2).

De overige kosten hangen onder meer samen met het opstellen en uitvoeren van de subsidieregeling door de Referendumcommissie, de communicatie door en bezoldiging en ondersteuning van de Referendumcommissie, de kosten die zijn gemaakt door de Kiesraad (onder meer ten behoeve van de ontwikkeling van een applicatie waarmee kan worden beoordeeld of er voldoende geldige referendumverzoeken zijn ingediend) en de informatievoorziening aan kiezers.

13

Wordt het besluit over elektronisch stemmen in het stemlokaal aan een volgend kabinet overgelaten?

Antwoord:

Het kabinet moet nog een besluit nemen over de haalbaarheid van de door de commissie Van Beek voorgestelde wijze van elektronisch stemmen (met een stemprinter) en elektronisch tellen (met een stemmenteller) in het stemlokaal. De commissie Van Beek heeft geraamd dat de investering om de stemprinters en stemmentellers in te voeren tussen € 150 en € 250 mln. zal bedragen. Daarboven zullen volgens de commissie de aanvullende kosten per verkiezing tussen de € 6 á € 10 mln. bedragen. Om een besluit te kunnen nemen over de haalbaarheid heeft een deskundigengroep specificaties opgesteld voor de stemprinter en de stemmenteller. Vervolgens is in opdracht van het Ministerie van BZK door het bedrijf Atos een marktuitvraag uitgevoerd. De eindrapportage over de uitkomsten van de marktuitvraag wordt binnenkort opgeleverd, waarna de beoordeling van de haalbaarheid zal worden afgerond en aan het kabinet zal worden voorgelegd.

14

Kan de Minister een overzicht naar de Kamer sturen van de inmiddels afgesloten «City Deals» met daarbij de vermelding wie erbij is betrokken, het doel, en de wijze van monitoring en rapportering en of doelen inmiddels zijn gehaald?

Antwoord:

Ja. De gevraagde informatie treft u aan in het bijgevoegde overzicht1. Overigens verwijs ik u naar de website AgendaStad.nl. Wat betreft de monitoring van de City Deals: inmiddels zijn het Planbureau voor de Leefomgeving, en de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur gestart met tussentijdse evaluatie-onderzoeken. In deze onderzoeken, die in de tweede helft van dit jaar worden afgerond, wordt mede aandacht besteed aan het doelbereik van de City Deals. Waar het gaat om de wijze van rapportering: de City Deals «Next Economy» en «Warm welkom» voor talent» zijn inmiddels met een rapportage afgerond (zie Roadmap next Economy en City deal Warm Welkom Talent).

Verder rapporteren collega-bewindslieden in voorkomende gevallen aan uw Kamer over City Deals waarbij zij betrokken zijn (zie onder andere Kamerstuk 32 637, nr. 241, Kamerstuk 29 861, nr. 46, Kamerstuk 32 637, nr. 256 en Kamerstuk 32 793, nr. 257).

15

Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel om lokale rekenkamers te versterken?

Antwoord:

Zoals aangekondigd tijdens een algemeen overleg met uw Kamer op 15 februari jl. (Kamerstuk 32 851, nr. 34) ben ik voornemens om het wetsvoorstel ter versterking van de positie van de lokale rekenkamers in de zomer van 2017 voor consultatie openbaar te maken.

16

Hoe verklaart u de geografische spreiding van gemeenten ten aanzien van wel/geen goedkeuringsverklaring over de gemeentelijk jaarrekening zoals opgenomen in het Rekenkameronderzoek, waarbij grofweg een lijn van noord-west naar zuid-oost Nederland valt te trekken als onderscheidslijn?

Antwoord:

In het BMC-rapport is deze geografische spreiding ook geconstateerd (Eindrapport controlebevindingen gemeentelijk jaarstukken 2015 en lessen voor 2016: als bijlage opgenomen bij Kamerstuk 34 477, nr. 9). Uit dit onderzoek van BMC komt geen eenduidige verklaring naar voren voor deze regionale en provinciale verschillen. In het onderzoek naar de gemeentelijke jaarstukken 2016 zal onderzocht worden of deze geografische verschillen zich wederom voordoen en wat hier de mogelijke verklaringen voor zijn. In het najaar van 2017 zal ik de uitkomsten van het laatst genoemde onderzoek naar de Kamer sturen.

17

Waarom is er niet gekozen voor een integrale evaluatie van het sociaal domein?

Antwoord:

Iedere wet die onder het sociaal domein geschaard wordt kent specifieke doelen, beleidsinstrumenten en resultaten. Door afzonderlijke evaluaties uit te voeren verwacht het kabinet meer specifieke kennis te vergaren die ingezet kan worden bij het verbeteren van het beleidsterrein. De resultaten van de afzonderlijke evaluaties worden onder meer samengebracht via het programma sociaal domein. Daarnaast is het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) betrokken bij elk van de afzonderlijke wetsevaluaties. Het SCP heeft aangekondigd te komen tot een plan van aanpak over de wijze waarop de evaluaties met elkaar verbonden kunnen worden. Dit biedt informatie voor toekomstige kennisvragen en daarmee de doorontwikkeling van de monitoring zoals ik die binnen het programma sociaal domein samen met het Rijk en gemeenten oppak.

18

Wat is uw reactie op de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat u uw taken en verantwoordelijkheden voor een integraal openbaar bestuur als het gaat om de decentralisaties sociaal domein, zoals voortvloeiend uit de artikelen 116 en 117 van de Gemeentewet, in 2016 onvoldoende heeft ingevuld?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 10.

19

Wat gaat u doen om binnen het programma sociaal domein uniforme begrippen, definities en meetgegevens te ontwikkelen, opdat er wel inzicht ontstaat in de resultaten van de decentralisatieoperaties sociaal domein?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 6.

20

Wat is uw schatting voor de omvang waarin de Belastingdienst, UWV, DUO gebruik gaan maken van de investeringen in de Generieke Digitale Infrastructuur? Hoe groot is de groep kleinere «gebruikers» die op p. 12 van het Jaarverslag genoemd wordt?

Antwoord:

Voor inzicht in het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) verwijs ik naar de GDI monitor (https://www.digitaleoverheid.nl/document/gdi-monitor-2016/.)

De verwachting is dat het gebruik van de GDI in de toekomst alleen maar zal toenemen.

De groep «kleinere gebruikers» bestaat uit alle gemeenten, provincies, waterschappen, pensioenfondsen, verzekeraars en samenwerkingsverbanden en ook een aantal landelijke uitvoeringsorganisaties.

21

Wat is in 2016 gedaan om ambtenaren te ondersteunen bij intimidatie, bedreigingen, integriteitskwesties en ondermijning?

Antwoord:

Met het programma Veilige Publieke Taak (VPT) heb ik van 2009–2017 ingezet op verbetering van de veiligheid van overheidsmedewerkers. De monitor Integriteit & veiligheid 2016 laat zien dat het programma heeft gewerkt (Kamerstuk 28 684, nr. 486). Uit de monitor blijkt dat het aantal medewerkers dat slachtoffer is van agressie en geweld blijft dalen.

Het programma VPT is ultimo 2016 beëindigd. Wel blijft het Ministerie van BZK op landelijk niveau de coördinatoren van de Veilige-publieke-taak-regio’s ondersteunen en is de kennisfunctie geborgd bij het ministerie. De uitvoering van de VPT taken ligt nu volledig bij de overheidswerkgevers zelf en wordt daar ook actief opgepakt, een en ander conform de Arbowet. Zo heeft de inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) geconstateerd dat er sprake is van een toegenomen implementatie van beleid en dat overheidswerkgevers centrale expertisecentra voor preventie, aangifte, schadeverhaal en nazorg inrichten.

22

Is de Minister van mening dat er altijd ruimte moet zijn voor een niet-digitaal alternatief? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

In de dienstverlening staan de burger en ondernemer centraal. Voor de niet-digivaardigen betekent dit dat zij worden ondersteund in de digitale wereld. Het is aan de dienstverleners zelf om, passend bij hun dienstverlening, te zorgen dat eenieder gebruik kan maken van hun diensten en daarbij te bepalen of er naast de ondersteuning bij digitale dienstverlening ook een niet-digitaal alternatief nodig is.

23

Welke acties zijn ondernomen ten aanzien van het verbeteren van de Rijksinformatiehuishouding naar aanleiding van het ABDTopConsult-rapport «Quick scan Wet open overheid» waaruit blijkt dat de overheid nog niet klaar is voor een open overheidsbeleid?

Antwoord:

De nadere aanpak gericht op het borgen van openbaarheid en duurzame toegankelijkheid van overheidsinformatie zal worden afgestemd op de uitkomsten van de besluitvorming over de Wet open overheid.

24

Welke gemeenten hebben nog niet risicogerichte adresonderzoeken uitgevoerd? Welke acties ondernemen gemeenten op het moment dat zij afwijkende gegevens vinden bij adresonderzoeken? In welke gevallen is er sprake van fraude etc.?

Antwoord:

Van de in totaal 388 gemeenten in Nederland hebben 209 gemeenten een overeenkomst gesloten met de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) en bereiden nog eens 37 gemeenten zich daarop voor. Dit betekent dat 142 gemeenten nog niet aan LAA deelnemen (en zich daar momenteel ook nog niet op voorbereiden); deze gemeenten zijn in bijlage 1 weergegeven, met daarbij een vinkje achter de gemeenten welke zich voorbereiden op deelname2.

De gemeenten die aan LAA deelnemen, ontvangen signalen die zijn samengesteld op basis van risicoprofielen. Deze signalen zijn adressen waarvan betwijfeld wordt of de bewoning wel klopt. Op deze adressen voeren gemeenten gericht adresonderzoek en huisbezoek uit volgens het Protocol Adresonderzoek (opgesteld in samenwerking tussen het Ministerie van BZK en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken).

Van de 142 gemeenten die (nog) niet deelnemen aan LAA kan overigens niet gezegd worden dat zij geen enkel risicogericht adresonderzoek uitvoeren. Gemeenten kunnen ook op basis van eigen data en signalen gericht adresonderzoek uitvoeren.

Indien onderzoek aantoont dat de BRP-registratie niet juist is, past de gemeente deze aan (een BRP-mutatie). Deze mutatie is bepalend voor alle overheidsregelingen die gebruik maken van dit adresgegeven uit de BRP. Uitvoeringsorganisaties zijn op basis van voornoemde BRP-mutaties in staat om toeslagen en regelingen aan te passen en met behulp van hun handhavingprocessen te bekijken of er sprake is van adresgerelateerde fraude.

Een afwijking in de BRP kan het gevolg zijn van verzuim (zoals een vergeten verhuismelding), een vergissing (zoals een verkeerd begrepen regeling) of van fraude (opzet). Er is sprake van adresfraude als personen op een ander adres staan ingeschreven dan waar zij daadwerkelijk wonen om:

  • adresgerelateerde toeslagen of uitkeringen te ontvangen;

  • bepaalde rechten te behouden of verder op te bouwen (bijvoorbeeld AOW-rechten);

  • inningen te proberen te ontlopen (bijvoorbeeld de inning van boetes of schulden).

Momenteel vindt een evaluatie plaats over het kalenderjaar 2016; hierin wordt op het niveau van individuele overheidsregelingen onderzocht hoe vaak er sprake is van adresfraude. Deze evaluatie wordt later dit jaar naar uw Kamer gestuurd.

25

Op welke wijze zijn in de «voortdurende dialoog» tussen Rijk en gemeenten de door de Rekenkamer gesignaleerde onterechte bemoeienissen van het Rijk met gemeentelijke beleidsvrijheden aan bod gekomen?

Antwoord:

De term voortdurende dialoog geeft de praktijk van de interbestuurlijke verhoudingen goed weer: op alle niveaus en over tal van uiteenlopende onderwerpen wordt met grote intensiteit tussen overheden in partnerschap gesproken. Dat gebeurt te meer als overeenstemming niet direct voor de hand ligt en tijd wordt genomen om uiteindelijk met respect voor elkaars posities een besluit te nemen. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de brede regietafel sociaal domein.

26

Welke wettelijke verplichtingen (in formele of materiele zin) zijn er vanuit de landelijke overheid aan gemeenten opgelegd bij het invullen van de decentralisaties in het sociaal domein? Kan daar uitgesplitst per domein een totaaloverzicht van gegeven worden inclusief de reden ervan en of hier overeenstemming met gemeenten of de VNG over bereikt is?

Antwoord:

De verplichtingen volgen uit de onderscheiden wetten; de Jeugdwet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 en de Participatiewet. Daarmee is het wettelijk kader gegeven waarbinnen gemeenten opereren. De wetten zijn de uitkomst van een uitvoerig voorbereidend traject, met daarin volop betrokkenheid van de VNG, besloten met een volwaardig parlementair besluitvormingstraject. Met de wetgeving zijn belangrijke verantwoordelijkheden op een breed terrein bij gemeenten neergelegd, die met een grote mate van beleidsvrijheid mogen worden ingevuld.

27

Waarom leveren nog niet alle gemeenten gegevens over het gebruik van WMO-voorzieningen aan?

Antwoord:

Gemeenten hebben zich via de algemene ledenvergadering van de VNG gecommitteerd aan de levering van de gegevens voor de Gemeentelijke monitor, waaronder het WMO voorzieningengebruik, ten behoeve van de horizontale verantwoording. De gemeentelijke informatievoorziening moest in de eerste fase na de decentralisaties waarin zorgcontinuïteit centraal stond, bij een aantal gemeenten nog goed ingeregeld worden. In de eerste overall rapportage is voor een beeld van het WMO voorzieningengebruik aanvullend op de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein, gebruik gemaakt van gegevens van het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Ook in de tweede editie zullen deze gegevens gebruikt worden. De aanlevering van de gegevens voor de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein is verbeterd en binnen het programma sociaal domein waarin het Rijk en gemeenten intensief samenwerken, wordt de monitor doorontwikkeld.

28

Wat verklaart het verschil tussen het totaal subsidies aan politieke partijen (17.330.000) met totaal subsidies aan politieke partijen (16.467.507) op pagina 30?

Antwoord:

Het totaal subsidies aan politieke partijen (€ 16.467.507) op pagina 30 betreft het voorlopige bedrag voor het subsidiejaar 2016. 80% van dit totaal is in 2016 uitgekeerd. Uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar moeten partijen een definitieve subsidieaanvraag indienen. Als bij de beoordeling daarvan blijkt dat de partijen voldoen aan de voorwaarden, wordt de resterende 20% uitgekeerd.

Het totaal subsidies aan politieke partijen (€ 17.330.000) opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid bevat de bovengenoemde 80% voor het subsidiejaar 2016. Daarnaast hebben er in 2016 betalingen plaatsgevonden met betrekking tot de subsidies uit eerdere jaren en aanvullende matra-subsidies 2016.

29

Waaraan zijn de overschrijdingen op artikel 1 voor wat betreft uitgaven en verplichtingen precies te wijten?

Antwoord:

Deze overschrijding wordt o.a. veroorzaakt door de meerjarige verplichting van de subsidie aan het Ondersteuningsteam Asielzoekers Vergunninghouders van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de subsidie aan het A&O-fonds en een opdracht voor het ICTU. Daarnaast is de uitvoering van het raadgevend referendum over het associatieverdrag met de Oekraïne bekostigd, waarvoor in de begroting oorspronkelijk niet was voorzien.

30

Kan de Minister een toelichting geven op de forse onderbesteding bij overige subsidies van € 553 mln. in plaats van € 4.132 mln.?

Antwoord:

De uitgaven 2016 op het instrument «Diverse subsidies» van beleidsartikel 1 «Openbaar bestuur en democratie» van de BZK-begroting bedroegen € 4,312 mln. Vergeleken met het in de vastgestelde begroting 2016 beschikbare budget (€ 553.000) is sprake van een overschrijding van € 3,759 mln.

De overschrijding van € 3,759 mln. is vooral het gevolg van een herschikking van middelen binnen artikel 1, voor (extra) subsidies voor de proeftuinen «Maak verschil», het Ondersteuningsteam Asielzoekers en Vergunninghouders (OTAV) en het A&O fonds vakmanschap.

31

Welke bedragen zijn verstrekt aan de daar genoemde instanties? Wat is de aanleiding dat de post diverse subsidies ten opzichte van de aanvankelijke begroting met € 3,6 mln. overschreden is? Hoe worden deze extra uitgaven gedekt?

Antwoord:

De volgende bedragen zijn verstrekt: Kenniscentrum Europa Decentraal ruim € 0,5 mln., Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden € 0,13 mln., Nederlandse Vereniging voor Rekenkamers en Rekenkamercommissies € 0,07 mln., incidentele subsidie Vereniging van Nederlandse Gemeenten € 3,0 mln. (waarvan circa € 1,2 mln. bijgedragen door de departementen SZW, VWS en V&J), A&O-fonds € 0,4 mln., pilots Maak Verschil € 0,12 mln. en assistent in opleiding Thorbeckeleerstoel € 0,1 mln.

Voor de overige antwoorden verwijs ik u naar vraag 30.

32

Hoeveel verdient de directeur van de Oorlogsgravenstichting? Hoe groot is zijn aanstelling?

Antwoord:

De directeur-bestuurder van de Oorlogsgravenstichting is ingeschaald in schaal 14 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA), bruto € 6.453,32 bij 36 uur. Hij is per 1 oktober 2016 aangesteld voor 32 uur en zijn maandsalaris is bruto € 5.736,37.

33

Wat is de status van het eind 2013 in internetconsultatie gebrachte voorstel om de Wet financiering politieke partijen uit te breiden naar het decentrale bestuur?

Antwoord:

Dit wetsvoorstel is vooralsnog niet verder in procedure gebracht. Wel heb ik de Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen die momenteel deze wet evalueert gevraagd om mij te adviseren over de vraag of de rijksoverheid een rol heeft in het subsidiëren van politieke partijen in het decentraal bestuur. Ik zal u informeren over de bevindingen van de commissie zodra zij de evaluatie aanbiedt. Naar verwachting zal dit uiterlijk in december 2017 zijn. Vervolgens zal ik in de kabinetsreactie op dit advies laten weten of – en zo ja in welke vorm – het desbetreffende wetsvoorstel verder in procedure wordt gebracht.

34

Wat waren de exacte bedragen voor de Matra-subsidies 2016?

Antwoord:

In 2016 is in totaal € 1,15 mln. aan aanvullende Matra-subsidie verdeeld over de politieke partijen die daartoe, via hun neveninstelling voor buitenlandse activiteiten, een aanvraag hebben ingediend. Dit bedrag is afkomstig van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Van dit bedrag is

€ 650.000 beschikbaar gesteld voor Matra (voorheen Matra Oost, gericht op landen van het Oostelijk Partnerschap) en € 500.000 voor Shiraka (voorheen Matra Zuid, gericht op democratische verandering in de Arabische Regio). Dit bedrag is aanvullend op het bedrag dat reeds via de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) beschikbaar is voor neveninstellingen voor buitenlandse activiteiten (€ 1.521.544).

35

Wanneer wordt de test met internetstemmen voor kiezers in het buitenland nu wel gehouden?

Antwoord:

De start van de test met internetstemmen voor kiezers in het buitenland is eind 2016 uitgesteld omdat meer tijd nodig was voor een zorgvuldige voorbereiding van de test. Het overleg over de uitvoering van de test is nog niet afgerond. Daardoor is het nu niet mogelijk om te zeggen wanneer de test zal plaatsvinden.

36

Wat waren de uitkomsten van de marktuitvraag in het kader van elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 13.

37

Is de permanente (kies)registratie voor Nederlanders in het buitenland ook daadwerkelijk per 1 april operationeel gegaan? Zo ja, is de registratie per die datum ook volledig gevuld? Zo nee, waarom is de aankondigde datum uit het jaarverslag niet gehaald en wat is wel de datum geworden?

Antwoord:

De wijziging van de Kieswet die het mogelijk maakt om een permanente registratie te vormen van Nederlanders die vanuit het buitenland willen stemmen is per 1 april 2017 in werking getreden.

De gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor de permanente registratie van de Nederlanders die vanuit het buitenland willen stemmen voor de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer, de leden van het Europees Parlement en voor landelijke raadgevende referenda. De gemeente Den Haag heeft de voorziening ingericht om permanente registratie mogelijk te maken. Op dit moment rondt de gemeente de voorbereiding af om de meer dan 500.000 Nederlanders in het buitenland waarvan een adres bekend is, aan te schrijven. In de aanschrijvingsbrief wordt uitgelegd dat de mogelijkheid bestaat om zich permanent te registreren om vanuit het buitenland te stemmen en wordt uitgelegd wat men moet doen om zich te registreren. De eerste batch aanschrijvingsbrieven is door de gemeente Den Haag verzonden.

38

Is de registratievoorziening per 1 april operationeel?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 37.

39

Zijn er voorbeelden waar de coördinatie door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2016 heeft geleidt tot het uitwisselen van ICT personeel of systemen tussen ministeries? En zo ja zijn er dan aan de hand van die voorbeelden, voorbeelden van de significante operationele verbeteringen of kostenbesparingen die dat heeft opgeleverd?

Antwoord:

Een voorbeeld van uitwisseling van ICT personeel met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een coördinerende rol is I-interim Rijk; een pool van professionals op het gebied van informatiemanagement die rijksbreed kunnen worden ingezet op complexe projecten en programma’s. Met deze pool wordt de flexibiliteit en inzetbaarheid groter, blijft kennis behouden binnen de rijksoverheid en wordt de afhankelijkheid van externe inhuur verkleind.

In 2015 is aangekondigd dat deze pool wordt verdubbeld van 100 naar 200 fte; deze verdubbeling zal in 2017 gerealiseerd zijn.

Een ander voorbeeld is het generieke card management systeem van de rijkspas (G-CMS); dit is eind 2015 opgeleverd. In 2015 is BZK aangesloten en vanaf 2016 is gestart met het aansluiten van andere onderdelen van het Rijk en de Hoge Colleges van Staat. De overstap naar G-CMS levert zowel een kostenbesparing (bv. verval beheerkosten eigen systeem, verval inhuur 3e lijn support, gebruik G-CMS wordt goedkoper voor elke deelnemende overheid), alsook significante operationele verbeteringen op (eigen beheerorganisatie vervalt door gebruik generiek systeem).

40

Kunt u de eenmalige technische kasschuif toelichten waarmee de additionele uitgaven van de AIVD over 2016 worden gedekt?

Antwoord:

Als gevolg van veranderingen in het Rijkshuisvestingsstelsel diende in 2016 de resterende egalisatieschuld buiten de gebruikersvergoeding om te worden afgelost aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Hierbij is gebruik gemaakt van een technische kasschuif: de eenmalige aflossing van de schuld in 2016 wordt gedekt door het overeenkomstig verlagen van het budget in de periode tot 2023.

41

In het kader van de verminderde regeldruk is het bedrag aan de becijfering van geïdentificeerde maatregelen toegenomen van € 400 mln in 2013 tot € 1.064 mln in 2016. Wat was het oorspronkelijke doel en kan de Minister eventuele verschillen in realisatie toelichten?

Antwoord:

De doelstelling van het kabinet was om de regeldruk met € 2,5 miljard voor burgers, bedrijven en professionals te verminderen. Per 1 april 2017 is € 2,48 miljard van de in kaart gebrachte maatregelen daadwerkelijk gerealiseerd (€ 1,39 miljard voor bedrijven en 1,09 miljard voor burgers en professionals). De oorspronkelijke raming voor het onderdeel burgers en professionals was € 400 miljoen. Het verschil tussen de raming en de gerealiseerde reductie is te danken aan de inwerkingtreding en realisatie van meer maatregelen en meer positieve effecten op de reductie van regeldruk voor burgers en professionals, waaronder de invoering van de Berichtenbox voor burgers, de verlenging van de geldigheidsduur van het paspoort en de identiteitskaart van vijf naar tien jaar, Nationaal Parkeerregister en het programma «minder regels, meer op straat».

42

Waaraan zijn de overschrijdingen op artikel 6 voor wat betreft uitgaven en verplichtingen precies te wijten?

Antwoord:

De overschrijdingen op artikel 6.2 en 6.3 zijn het gevolg van de toekenning van middelen van de Aanvullende Post GDI na vaststelling van de begroting. Het betreft onder andere middelen voor de ontwikkeling van eID op artikel 6.2 en middelen voor de vernieuwing van de berichtenvoorziening voor burgers van MijnOverheid op artikel 6.3.

De overschrijding op artikel 6.4 is het gevolg van extra inzet op de ontwikkeling van een responsieve overheid in het programma «Passend contact met de overheid» en een financiële bijdrage aan extern onderzoek in het kader van doorontwikkeling van de lokale democratie.

Voor artikel 6.5 is het budget dat in 2015 niet aan operatie BRP is uitgegeven, in 2016 opnieuw beschikbaar gesteld, zoals ook opgenomen in de 2e suppletoire wet 2016 (Kamerstuk 34 620 VII, nr. 2). Het betreft een meerjarig project waarvan de kosten in totaliteit gelijk zijn gebleven. De wijziging in budget van RvIG bestaat uit een bijdrage van € 1,6 mln. voor de kosten voor Caribisch Nederland (dit betreft onder andere een vervangingsinvestering van de Sedula, en extra personele inzet op Sint Eustatius) en een bijdrage voor de eerste maanden van 2017 om de hogere kosten van het beheer van het stelsel Basisregistratie Personen (BRP) en de voorbereidingen voor de komst van de nieuwe technische voorzieningen voor de BRP te kunnen bekostigen.

43

Op welke wijze is in 2016 aan de vermindering van regeldruk gewerkt?

Antwoord:

In 2016 is door middel van de inwerkingtreding van wet- en regelgeving op het terrein van BZK gewerkt aan het terugdringen van de kwantitatieve regeldruk. Het gaat bijvoorbeeld om het gebruik van de Berichtenbox op MijnOverheid en wet- en regelgeving op het terrein van bouwen en energie.

Daarnaast heeft het ministerie diverse doorlopende programma’s die de (ervaren) regeldruk verminderen en de dienstverlening verbeteren.

Het programma Passend Contact Met de Overheid (PCMO) is bedoeld om het contact tussen de burger en de overheid te verbeteren. Hierdoor worden er bijvoorbeeld minder juridische procedures door burgers gevoerd, wat een besparing oplevert voor de regeldruk. In 2016 zijn met dit programma positieve resultaten geboekt bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Het programma Digitaal 2017 streeft ernaar toegankelijke, veilige en gebruiksvriendelijke digitale diensten te vergroten en het gemak voor burgers, ondernemers en bedrijven te doen toenemen. Voorbeelden van nieuwe diensten in 2016 zijn: de digitale aangifte overlijden van het ondernemersdossier, de Berichtenbox voor bedrijven, het WOZ-waardeloket en het de digitale melding vermissing reisdocumenten. Daarnaast is in 2016 het aantal DigiD-authenticaties en gebruikers toegenomen, evenals het aantal bezoekers van het Digitale Ondernemersplein (Kamerstukken II 2016–2017 26 643, nr. 431).

44

Wat is de oorzaak van de aanzienlijke overschrijding van de aanpak fraudebestrijding (€ 9,3 mln. i.p.v. de begrote € 1,4 mln.)? Waarom hadden RvIG en Logius deze bijdrage nodig om fraude actief aan te pakken? Welke incidenten hebben zich op fraudegebied voorgedaan? Om wat voor een soort slachtofferhulp gaat het? In hoeveel individuele gevallen is dit aangeboden?

Antwoord:

Conform de besluitvorming door uw Kamer is er in 2016 door diverse ministeries een bedrag van € 10,4 mln. overgeboekt naar de begroting van BZK voor de financiering van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA). Het totale budget voor fraudebestrijding komt hiermee op € 11,8 mln. en daarvan is € 9,3 mln. uitgegeven.

De RvIG en Logius hebben een bijdrage ontvangen om fraude actief aan te pakken. Hieronder valt het verbeteren van systemen ter voorkoming van fraude en het aanbieden van slachtofferhulp.

Incidenten die zich hebben voorgedaan betreffen phishing, malware, botnets, malafide apps en misbruik door derden. Logius geeft bescherming en voorlichting aan slachtoffers van misbruik en oneigenlijk gebruik van hun DigiD. Dit houdt onder andere in het verwijderen van DigiD-accounts bij mogelijk misbruik en het informeren van de gebruikers hiervan. In 2016 zijn 8921 DigiD-accounts verwijderd.

Als burgers slachtoffer zijn van identiteitsfraude of fouten met hun persoonsgegevens kunnen zij dat melden bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten (CMI). Afhankelijk van de behoefte en de vraag van het slachtoffer, adviseert het CMI over mogelijke oplossingen of het CMI neemt zelf contact op met overheidsorganisaties en private partijen om de situatie op te lossen als het slachtoffer daar zelf niet uitkomt. In 2016 zijn er bij het CMI 1724 meldingen van fraude en fouten binnen gekomen, waarop hulp is geboden.

45

Waarom is de vernieuwing van de berichtenvoorziening voor burgers van MijnOverheid niet eerder geraamd? Waarom was de vernieuwing noodzakelijk?

Antwoord:

De vernieuwing van de berichtenvoorziening is noodzakelijk om de groei van het gebruik, o.a. als gevolg van de invoering van de Wet Elektronisch Berichten Verkeer (EBV) d.d. 2 juli 2015, aan te kunnen.

Dergelijke grotere doorontwikkelingsopgaven vereisen in alle gevallen aanvullend budget. Over de aanvullende financiering is besloten gedurende het begrotingsjaar 2016.

46

Gaat het om een extra bijdrage voor de beheervoorziening Burgerservicenummer? Hoe groot was de bijdrage? Wat was de aanleiding?

Antwoord:

Nee, het betreft regulier onderhoud en beheer van het BSN-stelsel (de beheersvoorziening BSN, het foutenmeldpunt BSN, het nummerregister en de voorziening voor algemene informatie). In 2016 bedroegen de kosten voor het onderhoud en beheer van het BSN-stelsel € 3,4 mln.

47

Kan de Minister het verschil toelichten bij de realisatie van subsidies overlegstelsel, nu deze substantieel afwijken van de begroting (€ 4.445 mln t.o.v. € 3.295 mln).?

Antwoord:

Onderdeel van de subsidie aan de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) is een bedrag van € 1,2 mln. voor het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS). Dit bedrag was oorspronkelijk begroot onder het instrument «diverse subsidies». De hogere uitgaven op deze post betreffen dus een technische mutatie.

48

Waarom zijn in 2016 geen subsidies verstrekt voor het programma veilige publieke taak?

Antwoord:

In 2016 zijn geen nieuwe subsidieverleningen aangegaan door de beëindiging van het programma Veilige Publieke Taak (VPT). De subsidietrajecten die organisaties zoals Veilige-Publieke-Taak-regio’s of gemeenten hebben aangevraagd en toegekend hebben gekregen in het kader van het programma VPT, liepen tot 31 december 2016 of 1 april 2017.

49

Kan de Minister een nadere – financiële – toelichting geven op de forse toename van de kosten van eigen personeel? Graag in relatie tot de begroting 2016 en de realisatie 2015.

Antwoord:

De toegenomen kosten ten opzichte van realisatie 2015 (€ 10 mln.) zijn met name ontstaan door overgekomen taken, door de loonontwikkeling uit de afgesloten CAO Rijk en het inlopen van het aantal vacatures na het reorganisatietraject. Nieuwe taken betreft de oprichting in 2016 van het Huis voor Klokkenluiders (€ 1 mln.). Overgekomen taken betreft de P&O-dienstverlening (zie ook vraag 50) voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 1 mln.). Ook zijn de uitgaven van de directie Koninkrijksrelaties van de begroting van Koninkrijksrelaties zijn structureel overgeheveld naar de begroting van BZK (€ 3 mln.). Zoals eerder gemeld aan de Kamer (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2289) zijn in 2016 de vacatures ingevuld die na afronding van de reorganisatie zijn ontstaan. Het aantal vacatures na afronding van de reorganisatie is ontstaan doordat er tijdens het reorganisatieproces wel medewerkers zijn vertrokken en er voor is gekozen weinig medewerkers te laten instromen. Samen met de loonontwikkeling verklaart het inlopen van de vacatures € 5 mln.

Ten opzichte van de raming in de begroting 2016 zijn de kosten voor eigen personeel met € 32 mln. toegenomen. Een deel heeft te maken met de budgettaire verwerking van de hierboven benoemde nieuwe taken en herschikking van de uitgaven tussen begrotingen (totaal € 5 mln.). Voor de gestegen loonkosten heeft het ministerie loon en prijsbijstelling ontvangen (€ 9 mln.). Daarnaast is een aanzienlijk deel van het verschil toe te rekenen aan verrekeningen van de dienstverleningsafspraken tussen de baten-lastenagentschappen onderling, die via het departement lopen (€ 12 mln.). Deze facturenstroom wordt jaarlijks bij 1e en 2e suppletoire begroting verwerkt. Hier vallen ook de uitgaven voor Tactisch Beraad Generieke ICT onder waar andere departementen aan bijdragen en de kosten voor de dienstverlening van Doc-Direkt waar de ontvangsten tegen over staan.

Als laatste heeft in 2016 een herschikking plaatsgevonden tussen de materiële uitgaven en de personele uitgaven (€ 6 mln.); dit betreft voornamelijk de uitgaven voor onder andere de tijdelijke commissie ICT-projecten (Elias). Bij de overdracht in 2015 van de departementen naar BZK was dat het op het materiële budget geboekt.

50

Om welke dienstverleningsafspraken tussen de diverse baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK en VenJ gaat het? Waarom zijn deze extra uitgaven niet voorzien?

Antwoord:

In de tweede helft van 2016 is de overeenkomst getekend door VenJ en BZK voor een gezamenlijke P&O eenheid. P&O BZK gaat de structurele P&O dienstverlening verrichten aan het bestuursdepartement van VenJ en vanaf de begroting 2017 zijn de middelen structureel toegevoegd aan de begroting van BZK. Naast de middelen, zijn de betrokken medewerkers van VenJ overgeheveld naar BZK.

Daarnaast wordt ook dienstverlening geleverd aan de uitvoeringsorganisaties van BZK die – gezien het fluctuerende karakter – jaarlijks incidenteel via een desaldering budgettair worden verwerkt.

51

Hoeveel fte's aan externe inhuur is er per ministerie? Hoeveel is dat in percentages?

Antwoord:

De ministeries rapporteren over externe inhuur alleen in euro’s en als percentage van de totale personele uitgaven en niet in fte’s. Voor een overzicht van externe inhuur van alle ministeries verwijs ik naar de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016, pagina 70.

52

Wat zijn de oorzaken van de extra uitgaven aan apparaatskosten voor Logius (14 mln), UBR (17,9 mln) en SSC-ICT Haaglanden (42 mln)?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 53.

53

Welke maatregelen hebben geleid tot de invulling van de departementale taakstelling? Hoe verhoudt zich dat tot de extra uitgaven voor het kerndepartement en diverse baten-lastenagentschappen?

Antwoord:

In de begroting 2014 staat in Tabel 11.3 «Invulling generieke taakstelling» aangegeven hoe de taakstelling voor BZK budgettair is verwerkt en langs welke lijnen deze zal worden ingevuld. Een belangrijke oorzaak van de ontwikkeling van de uitgaven is mede gelegen in de loonontwikkeling als gevolg van de afgesloten nieuwe CAO in 2015 en de prijsontwikkeling van de materiële uitgaven. Voor deze loon- en prijsontwikkeling is iedere begroting gecompenseerd. Daarnaast zijn er voor het kerndepartement en de baten-lastenagentschappen een aantal specifieke ontwikkelingen.

In 2014 is voor het kerndepartement een efficiencykorting opgelegd van 1,5% per jaar in de jaren 2016, 2017 en 2018 (structureel 4,5%). Het restant van de taakstelling is evenredig verdeeld over de onderdelen. In 2016 is het kerndepartement van BZK gereorganiseerd, waarbij BZK van zes directoraten-generaal naar vijf directoraten-generaal is gegaan (DGBW, DGOO, DGVBR, DGABD, DG AIVD). Bij de reorganisatie zijn de budgettaire kaders als uitgangspunt genomen, en is geen additionele taakstelling opgelegd. In 2015 en 2016 is voor P-Direkt en FMH centrale bekostiging doorgevoerd. Alle departementen hebben hun budget overgeheveld voor P-Direkt (ca. € 68 mln.) en FMH (ca. € 86 mln.). Dat heeft voor een significante stijging van de BZK begroting gezorgd, daar staat een gelijke daling tegenover van de departementale begrotingen.

In 2012 besloot het kabinet op de AIVD te bezuinigen. Eén jaar later werd de bezuiniging deels teruggedraaid. De uiteindelijk vastgestelde generieke taakstelling van € 23 mln. is ingevuld door de AIVD met versoberings- en efficiencymaatregelen, gericht op met name de staf en ondersteuning, interne dienstverlening en ICT en heeft geleid tot een reductie van het personeelsbestand met ongeveer 200 fte (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 15).

In 2014 (€ 25 mln.) en 2015 (€ 40 mln.) zijn middelen voor versterking van de veiligheidsketen aan de begroting van AIVD toegevoegd (Kamerstuk 29 754, nr. 302). De begroting van de AIVD bedraagt na deze toevoegingen € 215 mln. in 2017 en loopt daarna gefaseerd op tot € 227 mln. per jaar vanaf 2020. Bij de invulling van deze middelen is in 2015 en 2016 ingezet op de versterking van de operationele onderzoeken en investeringen in materiële uitgaven, waaronder ICT.

De baten-lastenagentschappen zijn vraaggestuurde diensten. De taakstellingen zijn als efficiencymaatregel opgelegd, maar tegelijkertijd zijn trajecten gestart voor nieuwe diensten, overheveling van taken en verambtelijkingstrajecten van externe inhuur. Hieronder een overzicht van de significante wijzigingen.

Logius

In 2016 is de omzet van € 170 mln. met ruim 16% gegroeid ten opzichte van de omzet 2015 van € 146 mln. De groei van de omzet heeft te maken met een stijging in het gebruik van de dienstverlening van Logius, door onder andere DigiD, Standard Business Reporting (SBR) en MijnOverheid. De groei van de omzet gaat tegelijkertijd gepaard met een groei van de werkzaamheden en daarmee personele inzet.

P-Direkt

De bezuinigingstaakstelling heeft P-Direkt in haar tarieven verwerkt met behoud van de afgesproken basisdienstverlening. De doorbelasting van de dienstverlening laat de komende jaren een daling zien. Vanaf 2013 tot en met 2019 betekent dit voor de basis dienstverlening (95% van de totale dienstverlening) een daling van € 9,1 mln. Deze daling komt ten goede aan de ministeries die daarmee invulling kunnen geven aan de taakstellingen.

De stijging van personeelskosten wordt verklaard, omdat alle departementen zijn overgegaan op de nieuwe gecentraliseerde P-Direkt HR dienstverlening, langs de lijnen van het Programma Optimaal Verbinden (het optimaliseren van de P-Direkt HR keten). Per 1 januari 2016 is ook de formele overgang naar P-Direkt van alle betrokken departementale medewerkers gerealiseerd (ca. € 15 mln.).

UBR

De toename van formatie ten opzichte van 2015 is vooral een gevolg van de implementatie van de lageloonschaalprojecten bij UBR|RBO en UBR|IPKD (+120 fte’s), bij UBR|ECO&P (+30 fte’s) en als gevolg van het Programma Operatie informatiebestel Rijk (OIR) bij UBR|IIR (+60 fte’s). Dit is terug te zien in de personele uitgaven die gestegen zijn met € 17,9 mln.

FMH

In 2016 zijn omvangrijke maatwerkprojecten uitgevoerd. Dit betreft met name uitvoering van het Masterplan Hoftoren, optimalisatie huisvesting Turfmarkt 147, realisatie Gemeenschappelijke Meldkamer en het voorbereiden DBFMO Rijnstraat 8. Ondanks de hogere omzet is bij zowel het eigen personeel als externe inhuur sprake van een lagere inzet dan begroot. FMH heeft actief gestuurd op het beperken van het aantal fte’s, met name de externe inhuur.

SSC-ICT

De lasten, en dan vooral het personele deel van de apparaatskosten, zijn gestegen doordat voor zowel de klantprojecten als voor de grote tijdelijke interne projecten, zoals het Programma Migratie Datacenters en Inrichting ICT-dienstverlening (PMI) en de ontwikkeling van de nieuwe digitale werkomgeving (DWR-Next), meer tijdelijk personeel benodigd was. Hiernaast is de formatie uitgebreid als gevolg van nieuwe klanten en het omzetten van externe inhuur naar ambtelijke aanstellingen.

Rijksvastgoedbedrijf

Het Rijksvastgoedbedrijf had de afgelopen jaren een onderbezetting in relatie tot de benodigde productie. Door succesvolle werving is sneller dan verwacht een toename gerealiseerd in de bezetting van het Rijksvastgoedbedrijf om de productie aan te kunnen. Dit heeft geleid tot hogere personeelslasten dan begroot (€ 7 mln.).

54

Wat zijn technische beveiligingsonderzoeken? Welke soorten beveiligingsonderzoeken worden onderscheiden?

Antwoord:

Technische beveiligingsonderzoeken zijn onderzoeken waarbij hackers ingehuurd door bureaus op verzoek en onder strikte voorwaarden ongeautoriseerde toegang proberen te krijgen tot gegevens in DigiD. Dit betreft zogenaamde pentesten, die uitgevoerd kunnen worden met of zonder voorafgaande informatie over het netwerk of de computer die getest wordt. Aanvullend op de pentesten kunnen ook code reviews worden uitgevoerd.

55

Waaruit bestaat het geringe restrisico met betrekking tot de kans op ontvreemding van persoonsgegevens?

Antwoord:

100% veilig is nooit mogelijk en Logius houdt voortdurend de veiligheid van DigiD in de gaten en verbetert waar mogelijk verder.

Het restrisico betreft de kleine kans dat een succesvolle aanval plaatsvindt op DigiD waardoor er ongeautoriseerde toegang tot de persoonsgegevens in de database wordt verkregen. Hierbij wil ik aantekenen dat de wachtwoorden versleuteld worden bewaard volgens de laatste inzichten van informatiebeveiliging en dat het auditrapport 2016 van de Auditdienst Rijk, heeft vastgesteld dat de beveiligingsmaatregelen van voldoende niveau zijn om te verhinderen dat directe, ongeautoriseerde toegang tot de DigiD-database mogelijk is.

Bron: Auditrapport 2016 – Wonen en Rijksdienst

56

Wat wordt bedoeld met het correctiepunt met doorzettingsmacht van BRP? Hoe is de stand van zaken?

Antwoord:

Fouten in (het gebruik van) de basisregistraties kunnen doorwerken naar andere overheidsregistraties. Als de overheid vervolgens een beslissing neemt op basis van die onjuiste gegevens, kan een burger hierdoor nadelige effecten ervaren Met het correctiepunt met doorzettingsmacht wordt bedoeld een instantie die burgers actief begeleidt en ondersteunt bij het (laten) corrigeren van onjuiste gegevens in de basisregistraties. Het correctiepunt is bedoeld voor alle basisregistraties, niet alleen de BRP. Onderzoeksbureau Berenschot rondt binnen afzienbare tijd een onderzoek af naar mogelijke modaliteiten van deze voorziening.

57

Bij welke twee organisatieonderdelen zijn vennootschapsbelastingplichtige activiteiten? Waaruit bestaan deze activiteiten? Wat is de omvang van de fiscale Vpb-positie?

Antwoord:

Bij het Ministerie van BZK zijn de organisatieonderdelen Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), Rijksvastgoedbedrijf (RVB), Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en het Kerndepartement Vpb-plichtig.

Voor het Kerndepartement betreft het de activiteiten veiling benzinestations, windturbines en zendmasten. Bij het RVB betreft het de verhuur en verkoop van vastgoed. Het beheer van reisdocumenten bij de RvIG is een vpb-plichtige activiteit. De activiteiten van UBR betreffen met name de werkzaamheden van het Expertise Centrum Organisatie en Personeel (ECO&P), de Haagse Inkoop Samenwerking (HIS) en Intercoach.

Momenteel wordt de omvang van de belastbare winst geschat op € 24 mln. Er zijn nog een aantal activiteiten in vooroverleg met de Belastingdienst. Pas na afronding van dit traject kan de definitieve omvang van de belastbare winst bepaald worden.

58

Wat is de juridische positie van het ministerie op het moment dat een rechtszaak begonnen wordt, omdat het ministerie onrechtmatige inkopen heeft gedaan ten gevolge van het verlopen van de raamcontracten?

Antwoord:

Een ondernemer die zich benadeeld voelt als sprake is van onrechtmatige inkopen als gevolg van het verlopen van een (raam)overeenkomst, zou zich tot de civiele rechter kunnen wenden. Indien bijvoorbeeld een overeenkomst ten onrechte is gesloten zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, zou de rechter de overeenkomst kunnen vernietigen (artikel 4.15 van de Aanbestedingswet 2012). Het instellen van een vordering tot vernietiging is gebonden aan wettelijke termijnen. Ook bestaat de mogelijkheid dat een benadeelde ondernemer schadevergoeding vordert, mits hij weet aan te tonen dat de opdracht aan hem zou zijn gegund indien de opdracht in overeenstemming met de aanbestedingsregels zou zijn aanbesteed.

Voor de goede orde hecht ik er overigens aan om op te merken dat in het geval van het verlopen van (raam)overeenkomsten er niet per definitie sprake hoeft te zijn van onrechtmatige inkopen. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een nadere overeenkomst die ook na expiratie van de raamovereenkomst doorloopt, of van een opdracht die onder het drempelbedrag blijft. Daarnaast is het in specifieke uitzonderingssituaties mogelijk om binnen de aanbestedingsregels voor een relatief korte periode een overbruggingsovereenkomst te sluiten in de aanloop naar een nieuwe (raam)overeenkomst.

59

Wat wordt bedoeld met mitigerende maatregelen?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK heeft een rijksbrede verantwoordelijk voor de inkoopcategorie ICT Werkomgeving Rijk. In dat kader is thans een aantal Rijksbrede Europese aanbestedingen uitgevoerd ter opvolging van EASI2O1O- en 0T2010 contracten. Zoals toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf zijn een aantal contracten echter eerder afgelopen dan de nieuwe contracten beschikbaar waren. Alles is er op gericht geweest om de tijd tussen expiratie en nieuw contract zo kort mogelijk te houden. Er zijn hiertoe mitigerende maatregelen getroffen. Denk hierbij aan; (1) waar mogelijk vooruit bestellen in de oude overeenkomst voor de einddatum en (2) waar mogelijk bestellingen uitstellen tot de nieuwe overeenkomst.

60

Waaruit volgt de sterke stijging van het aantal ambtsberichten aan het OM?

Antwoord:

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft, gezien het dreigingsbeeld, in 2016 een extra inspanning geleverd teneinde het Openbaar Ministerie (OM) in staat te stellen tot handelen over te gaan.

61

Hebben voor het aanvragen van een paspoort de Nederlandse gemeenten één of hetzelfde IT systeem? Zo nee, hoeveel verschillende systemen zijn er onder gemeenten in gebruik?

Antwoord:

Alle paspoort uitgevende instanties (zoals gemeenten en posten in het buitenland) krijgen de beschikking over door BZK uitgegeven systemen. Deze systemen zijn voor gemeenten gelijk. Dit zijn het reisdocumenten aanvraag- en archief station en het aanvraagstation voor het opnemen van biometrie (foto inscannen en vingerafdrukafname). Daarnaast maken ze gebruik van de zogenaamde reisdocumentenmodule van hun GBA-leverancier en van de Basisregistratie Personen (BRP). Ook dienen zij bij de aanvraag van een nieuw document (paspoort of identiteitskaart) het zogenaamde basisregister reisdocumenten te raadplegen om na te gaan of het document niet als vermist is geregistreerd.

62

Waarom zijn er meer paspoorten verstrekt? Gaat het dan om verlies, verlening of andere redenen?

Antwoord:

Het aantal reisdocumenten dat in 2016 is verstrekt is hoger dan was begroot. De voornaamste reden hiervoor is de verhoging van de prijs van de Nederlandse Identiteitskaart voor kinderen onder de veertien per 1-1-2012 en de afschaffing van de kinderbijschrijving in paspoorten per 1-7-2012. Dit heeft destijds geleid tot meer aanvragen zowel eind 2011 als in 2012. Deze documenten waren 5 jaar geldig dus verliepen in 2016 en 2017. Meer mensen dan voorzien hebben al in 2016 een nieuw, vervangend, document aangevraagd.

63

Voor welke organisatieonderdelen heeft BZK nog geen adequate administratie kunnen inrichten? Welke wijzigingen zijn noodzakelijk om tot een adequate administratie te komen? Wanneer is de adequate administratie gereed? Welke gevolgen heeft het ontbreken van een adequate administratie voor de heffing over 2016?

Antwoord:

Omdat voor een aantal organisatie-onderdelen nog een aantal zaken in vooroverleg is, is voor deze organisatie-onderdelen nog geen adequate Vpb-administratie ingericht. Na afronding van het vooroverlegtraject zal bekeken worden welke wijzigingen in de administratie noodzakelijk zijn. Dit heeft echter geen gevolgen voor de heffing over 2016, omdat op basis van de beschikbare gegevens de voorlopige belastbare winst bepaald kon worden.

64

Wanneer wordt een persoon tot buitengewoon adviseur benoemd? Welke taken heeft een buitengewoon adviseur? Hoe lang is een aanstelling tot buitengewoon adviseur?

Antwoord:

De leden van de Topmanagementgroep (TMG) worden overeenkomstig artikel 7, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement voor maximaal zeven jaar benoemd als secretaris-generaal, directeur-generaal, inspecteur-generaal of een daarmee gelijkgestelde functie.

Als na beëindiging van die functie de betreffende ambtenaar niet meteen een aansluitende functie kan vinden, wordt gedurende een periode van maximaal 24 maanden gezocht naar mogelijkheden om tot een nieuwe benoeming te komen, hetzij binnen, hetzij buiten de Rijksdienst. Dit is vastgelegd in de Nadere regels benoemingsperiode ambtenaren topmanagementgroep (Stcrt 2001; 112). In die zoekperiode krijgt de betreffende ambtenaar onder de titel «buitengewoon adviseur» tijdelijk andere werkzaamheden opgedragen. Indien een nieuwe benoeming uitblijft, volgt ontslag uit de Rijksdienst, tenzij de tijdelijke opdracht dat nog niet toelaat.

65

Wat is de reden dat de voorzitter van de referendumcommissie voor 1 dag werk per week per jaar meer dan 41.000 euro krijgt? Hoe heeft de inschaling plaatsgevonden?

Antwoord:

De vergoeding voor de voorzitter is gebaseerd op een tijdsbesteding van 46 uur per maand en derhalve meer dan één dag per week. De vergoeding is gebaseerd op de vaste beloning van de leden van de referendumcommissie inzake het raadplegend referendum Europese Grondwet in 2005, te weten € 10.000 voor de leden en € 15.000 voor de voorzitter3. De leden van het referendumcommissie voor het raadgevend referendum ontvingen hetzelfde bedrag, geïndexeerd tot en met 20154. De voorzitter ontvangt een gebruikelijke toeslag van 30%. Dit resulteerde in een vaste vergoeding van € 15.548 per jaar, oftewel € 1.296 per maand. De aanname was dat de tijdsbesteding voor de voorzitter 16 uur per maand zou bedragen. 5 De tijdsbesteding bleek feitelijk hoger te zijn, circa 46 uur per maand. Op basis hiervan is de vaste vergoeding per maand verhoogd naar € 3.780 per maand6. Er is recht op een vaste vergoeding vanaf het moment dat het besluit van het centraal stembureau (de Kiesraad) dat een inleidend verzoek voor het houden van een raadgevend referendum is toegelaten, onherroepelijk is geworden tot en met 6 maanden na de dag van de stemming van het raadgevend referendum. De laatste drie maanden van die periode geldt vanwege een lagere tijdsbesteding (16 uur per maand) een lagere vaste vergoeding per maand, te weten € 1.2967.

66

Wat is de oorzaak dat de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen, zelfstandig bestuursorgaan, geen rechtmatigheidsverklaringen voor 2015 en 2016 heeft gekregen en geen verklaring voor getrouwheid voor 2015? Wat is er afgelopen jaren gedaan om wel tot een rechtmatigheidsverklaring te komen? Wat is de omvang van de uitgaven van het SAIP? Zijn er vermoedens van fraude, mismanagement en dergelijke die tot het ontbreken van de verklaringen hebben geleid?

Antwoord:

Over het jaarverslag SAIP van 2015 en de jaren ervoor is wel een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. Over 2016 is dit nog niet het geval. Dit is gebruikelijk, omdat de verklaring pas bij het compleet maken van het SAIP jaarverslag in het jaar erop (t+1) volgt. De verwachting is dat de verklaring over 2016 in juni 2017 wordt afgegeven. Er zijn geen vermoedens van fraude, mismanagement of soortgelijke praktijken. De uitgaven van de SAIP over 2015 bedroegen ca. € 13,78 mln. en over 2016 € 12,4 mln.

67

Hoeveel heeft de organisatie van de gemeenteraadsverkiezingen in totaal gekost?

Antwoord:

Er hebben in 2016 geen gemeenteraadsverkiezingen plaatsgevonden, afgezien van de verkiezing als gevolg van de samenvoeging van de gemeenten Schijndel, St. Oedenrode en Veghel tot de nieuwe gemeente Meierijstad. Voor het Rijk waren aan deze herindelingsverkiezing nagenoeg geen kosten verbonden. De organisatie van een verkiezing is in handen van de betrokken gemeenten. Het is mij niet bekend welke kosten de betrokken gemeenten hebben gemaakt voor deze herindelingsverkiezing.

68

Hoeveel is per agentschap uitgegeven aan de advisering opdrachtgevers automatisering (109 miljoen)?

Antwoord:

De uitgaven in 2016 aan de advisering opdrachtgevers automatisering van BZK zijn per organisatieonderdeel als volgt opgebouwd:

Organisatieonderdeel BZK

Bedrag (in € x 1000)

SSC-ICT

64.933

Logius

33.039

Rijksvastgoedbedrijf

7.090

UBR

1.552

RvIG

348

FMHaaglanden

185

BZK kerndepartement

1.929

Totaal advisering opdrachtgevers automatisering

109.076

69

Hoe gaat het hoge externe inhuurpercentage afgebouwd worden?

Antwoord:

De inhuur van externen voor het BZK kerndepartement, inclusief Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en de Huurcommissie (DHC) komt uit op 7,6% en valt daarmee onder de norm (10%). Gemiddeld komt BZK uit op een percentage van 23,6%. De inhuur van externen voor rijksbreed opererende agentschappen van BZK is boven de norm (29,2%).

Bij de rijksbreed opererende agentschappen vindt inhuur veelal plaats ten behoeve van afnemers zoals andere uitvoeringsorganisaties en ministeries. Voor dergelijke opdrachten geldt dat de agentschappen uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik maken van inhuur vanwege het vaak tijdelijke karakter van deze opdrachten of de gevraagde specifieke kennis en expertise. Om deze redenen werken de agentschappen met een flexibele schil in de personele opbouw. Een aantal van de shared service organisaties (SSO’s) is nog in opbouw. Werkzaamheden die voorheen door ministeries zelf werden uitgevoerd, zijn of worden overgeheveld naar de SSO’s. In dit ontwikkelingsproces is extra inhuur te verklaren; pas na enige jaren kunnen de beoogde schaalvoordelen worden behaald. Een transitie naar verambtelijking wordt gestart zodra de dienstverlening stabiel genoeg is.

Bij verschillende agentschappen zijn verambtelijkingtrajecten gestart om de inhuur van externen te reduceren. Bijvoorbeeld bij P-Direkt worden call-center medewerkers opgeleid en er worden medewerkers in dienst genomen voor ICT-beheer. Een kanttekening hierbij is dat het verambtelijken van specifieke ICT kennis moeilijk blijft vanwege de schaarste op de arbeidsmarkt voor ICT-professionals.

70

Kunt u toelichten waarom de verschillende eisen voor het opvragen en uitwisselen van

persoonsgegevens. binnen de drie wetten (Participatiewet, Jeugdwet en WMO) op deze manier is ingericht nu de Algemene Rekenkamer enige kanttekeningen heeft bij het uitvoeren van de regierol die de Minister van BZK volgens de gemeentewet bij de decentralisaties heeft?

Antwoord:

Er zijn inderdaad verschillen in de eisen voor het delen van persoonsgegevens in de verschillende wetten. Dat is verklaarbaar aan de hand van verschillen in de gevoeligheid van de informatie. Voor medische gegevens gelden strengere eisen, dit zijn bijzondere persoonsgegevens. Ook waar het jongeren betreft zijn de eisen extra streng en op aandringen van de Kamer in de verschillende debatten over de Jeugdwet nog verder aangescherpt. In het kader van het interdepartementale en interbestuurlijke programma Sociaal Domein zal bekeken worden waar de wetgeving ten aanzien van gegevensdeling beter op elkaar kan worden afgestemd.