Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 14 juni 2017 en de reactie van de initiatiefnemer d.d. 15 juni 2017, aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 mei 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Raak tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.
Het voorstel betreft de tweede lezing van het voorstel tot wijziging van de Grondwet betreffende de het opnemen van bepalingen inzake het correctief referendum.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over het moment van aanhangig maken van het tweede lezingsvoorstel.
In 2003 heeft de Raad opgemerkt dat het moment van indiening van een voorstel tot tweede lezing belangrijk is. De Raad wees daarbij op het volgende:
«Algemeen is aanvaard dat de regering een rechtsplicht heeft om in eerste lezing aanvaarde voorstellen tot herziening van de Grondwet na de verkiezingen opnieuw in procedure te brengen, ook als zij die voorstellen zelf niet ondersteunt. Tot 1983 was de traditie dat de voorstellen werden ingediend op de dag waarop de nieuw verkozen Tweede Kamer voor het eerst samenkomt. Dat geschiedde dan door het oude, inmiddels demissionair geworden kabinet en op een moment dat de kabinetsformatie nog moest beginnen. Sindsdien is het tijdsverloop tussen verkiezingen en indiening geleidelijk steeds groter geworden. De Raad adviseert terug te keren naar de traditie die tot 1983 bestond en de voorstellen in te dienen op de dag dat de nieuw verkozen Tweede Kamer voor het eerst samenkomt. Daarmee wordt niet alleen ruimhartig uitvoering gegeven aan de rechtsplicht die op de regering rust om de voorstellen betreffende de tweede lezing in te dienen, maar komt ook meer tijd beschikbaar voor de Tweede Kamer voor het overwegen van de voorstellen.»1
In lijn hiermee heeft de regering het tweede lezingsvoorstel inzake het opnemen van een constitutionele basis voor Caribische openbare lichamen en het regelen van een kiescollege voor de Eerste Kamer geruime tijd voor de Tweede Kamerverkiezingen bij de Afdeling advisering voor advies aanhangig gemaakt.2 Vervolgens kon het wetsvoorstel op de dag dat de nieuwe Tweede Kamer werd geïnstalleerd, bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Bij initiatiefwetsvoorstellen tot wijziging van de Grondwet worden ten behoeve van een tijdige indiening van de tweede lezing afspraken gemaakt tussen regering en het initiërende lid van de Tweede Kamer over de procedure betreffende de tweede lezing.3 Ook bij het voorliggend voorstel zijn dergelijke afspraken gemaakt. Daarbij is onder meer met de initiatiefnemer afgesproken:
a. dat het initiatiefwetsvoorstel zo spoedig mogelijk na het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer aanhangig wordt gemaakt en
b. dat de initiatiefnemer ernaar streeft de reactie op het advies van de Afdeling «zo mogelijk op de dag van eerste samenkomst van de nieuwgekozen Tweede Kamer te versturen.»4
De Afdeling merkt op dat door het moment van indiening van het voorstel beide afspraken niet zijn gehaald. De Afdeling waardeert het feit dat de initiatiefnemer van dit tweede lezingsvoorstel juist met het oog op het nakomen van deze afspraken ervoor heeft gekozen het voorstel in procedure te brengen, nu de leden van de fracties van de initiatiefnemers van het voorstel van wet in eerste lezing hiervan hebben afgezien.5 Zij benadrukt desondanks nogmaals het belang van het waarborgen van voldoende tijd voor de Tweede Kamer «voor het overwegen van de voorstellen» en het met het oog daarop onverwijld ter hand nemen van de behandeling van het voorliggend voorstel, zeker in het licht van de recente discussies over de procedure rondom de tijdige behandeling van tweede lezingsvoorstellen.6
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.
De initiatiefnemer heeft met instemming kennisgenomen van het advies van de Afdeling advisering, en acht het eveneens geraden dat de behandeling van het wetsvoorstel onverwijld ter hand wordt genomen.
De Vice-President van de Raad van State,
J.P.H. Donner
De initiatiefnemer, Van Raak