Vastgesteld 11 mei 2016
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Wet maritiem beheer BES en van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES in verband met de implementatie van het Verdrag van Nairobi inzake wrakopruiming (het wetsvoorstel) en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben geen nadere vragen of opmerkingen.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om bevestiging dat dit wetsvoorstel er geenszins toe zal leiden dat Nederlandse schepen onder een andere vlag dan de Nederlandse gaan varen.
Uitvoering en handhaving
De leden van de VVD-fractie constateren dat de capaciteit van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in beperkte mate is uitgebreid naar aanleiding van de implementatie van het Verdrag van Nairobi in Nederland. Kan de regering ingaan op de capaciteit van toezicht- en handhaving op de BES-eilanden? Is deze voldoende? Zo nee, wat wordt daaraan gedaan, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Kan de regering nader toelichten op welke wijze de meldingsplicht bij maritieme ongevallen, een opruimplicht voor het wrak en losgelaten lading en een verzekeringsplicht voor de opruimkosten van een wrak voor scheepseigenaren zullen worden gehandhaafd? Zijn de wettelijke instrumenten voldoende? En op welke wijze zal het in het wetsvoorstel genoemde opgenomen toegangsverbod voor onverzekerde schepen worden gehandhaafd?
Gevolgen voor de regeldruk
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om toe te lichten wat er precies wordt bedoeld met de volgende zinsnede: «Voor gevallen waarin de overheid overgaat tot opruiming neemt de verhaalbaarheid van deze kosten naar verwachting toe als gevolg van toepasselijkheid van het verdrag». Met andere woorden, kan de regering toelichten hoe de verhaalbaarheid van opruimkosten wordt vergroot door dit wetsvoorstel? Kan de regering ook ingaan op de situatie dat de geregistreerde eigenaar is overleden, niet traceerbaar of niet verzekerd is? Is in deze gevallen de Nederlandse regering financieel aansprakelijk of zijn er andere vormen van verhaalbaarheid op en door anderen mogelijk?
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Veldhoven
Adjunct-griffier van de commissie, Israel