Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het ter implementatie van het op 18 mei 2007 tot stand gekomen Verdrag van Nairobi (Trb. 2008, 115) inzake het opruimen van wrakken nodig is wijzigingen aan te brengen in de Wet maritiem beheer BES, Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet bestrijding maritieme ongevallen, onder intrekking van de Wet opruiming van schepen en wrakken BES;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet maritiem beheer BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, eerste lid, 5, eerste, tweede en vierde lid, artikel 6, eerste en tweede lid, artikel 9, derde lid, artikel 10, eerste lid, artikel 11, vierde lid, artikel 13, eerste lid, artikel 14, tweede en derde lid, artikel 15, vierde, vijfde en zesde lid, artikel 16, eerste en tweede lid, artikel 17, eerste en vijfde lid, artikel 24, eerste en tweede lid, artikel 26, derde lid, artikel 30, vierde lid, artikel 35, vierde lid, artikel 37, vierde lid, artikel 38, tweede lid, artikel 39, artikel 40, eerste, vierde en vijfde lid, artikel 41, eerste lid, artikel 42, tweede lid, artikel 43, artikel 44, vijfde lid, artikel 47, tweede lid, artikel 48, tweede lid, en artikel 51, eerste en derde lid, wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» telkens vervangen door: Onze Minister.
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel h wordt «territoriale wateren en» vervangen door «territoriale wateren of» en vervalt: valt.
2. In onderdeel q wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel aa door een puntkomma, worden twee begrippen en daarbij behorende begripsomschrijvingen toegevoegd, luidende:
het op 18 mei 2007 te Nairobi tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake het opruimen van wrakken, 2007 (Trb. 2008, 115);
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
C
Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na «oorlogsschepen» ingevoegd: en militaire luchtvaartuigen.
2. In onderdeel c wordt na «schepen» ingevoegd: en luchtvaartuigen.
D
Na artikel 19 worden in paragraaf 3.1 drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De gezagvoerder van een schip dat zich bevindt in de territoriale zee, met inbegrip van de baaien en inhammen die hiermee in open verbinding staan, licht de beheerder in omtrent hem bekende schepen, overblijfselen van schepen en alle andere voorwerpen in zee gestrand, gezonken of aan de grond geraakt, of vastgeraakt op of in waterkeringen of andere waterstaatswerken of die zich op het zeestrand bevinden, die nog niet zijn aangegeven op een nautische kaart.
2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, rust ook op degene die belast is met het beheer van een platform dat zich in de territoriale zee, met inbegrip van de baaien en inhammen die hiermee in open verbinding staan, bevindt.
De gezagvoerder van een schip dat zich bevindt in de territoriale zee, met inbegrip van de baaien en inhammen die hiermee in open verbinding staan, meldt de beheerder zo uitgebreid mogelijk de volgende informatie met betrekking tot een schip, overblijfselen van schepen en alle andere voorwerpen in zee gestrand, gezonken of aan de grond geraakt, of vastgeraakt op of in waterkeringen of andere waterstaatswerken of die zich op het zeestrand bevinden:
a. de positie;
b. het aantal personen en de aard van de lading aan boord;
c. de aard van de schade;
d. of het schip naar zijn oordeel een gevaar is voor de navigatie;
e. andere nuttige informatie of bijzonderheden welke het opruimen van het schip vergemakkelijken.
1. De beheerder is bevoegd overblijfselen van schepen en alle andere voorwerpen in de territoriale zee, met inbegrip van de baaien en inhammen die hiermee in open verbinding staan, die zijn gestrand, gezonken of aan de grond geraakt, of vastgeraakt op of in waterkeringen of andere waterstaatswerken of die zich op het zeestrand bevinden, niet zijnde een wrak als bedoeld in paragraaf 4.6, op te ruimen zonder dat hij door belanghebbenden bij het wrak, of het opgeruimde voorwerp dan wel de zaken aan boord van of in of op het wrak of voorwerp, aansprakelijk kan worden gesteld voor door die opruiming aan hen toegebrachte schade.
2. De kosten, krachtens het eerste lid gemaakt, komen ten laste van de beheerder, onverminderd diens bevoegdheid om de krachtens dit artikel te zijnen laste komende kosten te verhalen op degene, die volgens de wet daarvoor aansprakelijk is.
3. Al hetgeen in verband met het opruimen op grond van het eerste lid wordt geborgen, wordt tegen voldoening van de ter zake van de opruiming gemaakte kosten of tegen het stellen van zekerheid voor de voldoening daarvan afgegeven aan belanghebbenden, die zich daartoe aanmelden en zich als zodanig kunnen legitimeren.
4. De beheerder kan niet aansprakelijk worden gesteld voor afgifte van het geborgene aan een onbevoegde.
5. Indien belanghebbenden zich niet aanmelden, dan wel in gebreke blijven binnen een door de beheerder te stellen termijn de in het derde lid bedoelde kosten te voldoen of voor de voldoening daarvan zekerheid te stellen, is de beheerder bevoegd het geborgene te verkopen.
E
In artikel 21, derde lid, wordt «Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister van Economisch Zaken, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» en wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister.
F
Na artikel 26 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De beheerder is, in het belang van de orde, de veiligheid en ter bescherming van het milieu, bevoegd op kosten van de scheepsbeheerder een schip dat zich in de territoriale zee, met inbegrip van de baaien en inhammen die hiermee in open verbinding staan, bevindt te verhalen of te doen verhalen. Onder verhalen wordt in dit verband verstaan het verplaatsen van een schip naar een ligplaats of bewaarplaats.
2. Met uitzondering van een spoedeisend geval, dan wel ingeval van een onbekende scheepsbeheerder, wordt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geen gebruik gemaakt dan nadat de beheerder schriftelijk opdracht heeft gegeven aan de scheepsbeheerder om dit schip vóór een in deze opdracht vermeld tijdstip te verhalen naar een door de beheerder aangewezen plaats en gebleken is dat op het genoemde tijdstip geen gevolg is gegeven aan de opdracht.
3. Indien het schip in kennelijk onbeheerde toestand verkeert of de scheepsbeheerder onbekend is, roept de beheerder deze op om dit schip op te halen tegen betaling van de verhaalkosten en ligkosten. Bij deze oproep worden tenminste de naam, het type schip, alsmede het registratienummer of het brandmerk van het schip vermeld. De oproep geschiedt door middel van bekendmaking in de nieuwsbladen. Indien het een vreemd schip betreft geeft de beheerder zo spoedig mogelijk kennis van de oproep aan de consulaire ambtenaar van de vreemde Staat, voor zover zodanig consulair ambtenaar in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba benoemd is. Indien er geen consulaire ambtenaar in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is benoemd, vindt deze kennisgeving plaats aan de ambassadeur of tijdelijk zaakgelastigde van de desbetreffende Staat tot wiens ambtsgebied de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba behoren.
4. Ten aanzien van het verhaal van de kosten, bedoeld in het eerste en derde lid, op de scheepsbeheerder van het betrokken schip is artikel 70 van toepassing.
1. Indien een schip dat zich in de territoriale zee, met inbegrip van de baaien en inhammen die hiermee in open verbinding staan, bevindt gevaar, schade of hinder veroorzaakt of dreigt te veroorzaken, kan de beheerder aan de gezagvoerder of de scheepsbeheerder van dit schip voorschriften stellen, houdende maatregelen ter voorkoming of beëindiging van dat gevaar, die schade of hinder.
2. De gezagvoerder en de scheepsbeheerder zijn verplicht te voldoen aan de voorschriften, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien één van de personen, bedoeld in het tweede lid, voldoet aan de verplichting, bedoeld in het tweede lid, vervalt deze verplichting voor de andere.
G
In artikel 27, vijfde lid, wordt «kapitein» vervangen door: gezagvoerder.
H
Na artikel 28 wordt in paragraaf 3.3 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een schip met een brutotonnage van 300 of meer dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren, vaart niet een in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, met inbegrip van de territoriale zee, gelegen haven of ankerplaats binnen of vertrekt daaruit niet, indien het voor dat schip overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wet bestrijding maritieme ongevallen dan wel artikel 12, veertiende lid, van het Wrakopruimingsverdrag afgegeven certificaat zich niet aan boord bevindt.
2. Een niet in Nederland geregistreerd schip met een brutotonnage van 300 of meer vaart niet een in Bonaire, Sint Eustatius of Saba of in de territoriale zee gelegen haven of ankerplaats binnen of vertrekt daaruit niet, als voor dat schip niet overeenkomstig artikel 12 van het Wrakopruimingsverdrag een certificaat als bedoeld in dat artikel is afgegeven of indien dat certificaat zich niet aan boord bevindt.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid behoeft het certificaat zich niet aan boord te bevinden indien elektronisch, overeenkomstig artikel 12, dertiende lid, van het Wrakopruimingsverdrag, door of vanwege Onze Minister kan worden gecontroleerd of voor het desbetreffende schip een certificaat is afgegeven.
I
In artikel 30, vierde lid, wordt «aanvraag van andere Staat» vervangen door: aanvraag van een andere Staat.
J
Paragraaf 3.6. komt te luiden:
Onverminderd artikel 4, is, ingeval van buitengewone omstandigheden veroorzaakt door een natuurramp, het bestuurscollege, en voor zover dit college niet in staat is op te treden, de Gezaghebber bevoegd de artikelen 19c, 26a en 26b toe te passen op een schip of een wrak dat zich bevindt in de binnenwateren dan wel op het zeestrand van het betrokken eiland.
K
In artikel 42, derde lid, wordt «de ministers, genoemd in het tweede lid» vervangen door: Onze Minister.
L
In artikel 45, eerste lid, wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door «Onze Minister» en vervalt:, in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,.
M
Artikel 46, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan, in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,» vervangen door «Onze Minister kan» en wordt «bouwwerkinde» vervangen door: bouwwerk in de.
2. In de tweede volzin wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: Onze Minister.
N
In hoofdstuk 4 wordt na paragraaf 4.5 een paragraaf ingevoegd, luidende:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
de belangen van een kuststaat die rechtstreeks worden getroffen of bedreigd door een wrak, zoals:
1°. maritieme activiteiten op of voor de kust, in een haven of in zeemondingen, met inbegrip van de visserij, die een essentieel middel van bestaan vormen voor de betrokken personen;
2°. toeristische attracties en andere economische belangen in het betrokken gebied;
3°. de gezondheid van de bevolking aan de kust en het welzijn van het betrokken gebied, met inbegrip van het behoud van de levende mariene rijkdommen en van de flora en fauna;
4°. infrastructuur buitengaats en onder water;
eigenaar van het schip of elke andere organisatie of persoon, zoals de manager of rompbevrachter, die namens de eigenaar de verantwoordelijkheid heeft aanvaard voor de exploitatie van het schip en die bij de aanvaarding van die verantwoordelijkheid de verplichting op zich heeft genomen zich te kwijten van alle bijbehorende taken en verantwoordelijkheden die worden opgelegd door de Internationale Veiligheidsbeleidscode (ISM-code), zoals gewijzigd;
degene die als eigenaar van het schip is ingeschreven of, bij het ontbreken van registratie, de persoon of personen die eigenaar was of waren van het schip op het tijdstip van het maritiem ongeval, met dien verstande dat indien evenwel een schip eigendom is van een staat en geëxploiteerd wordt door een maatschappij die in die staat is geregistreerd als exploitant van het schip, onder «geregistreerde eigenaar» die maatschappij wordt verstaan;
elke situatie of dreiging die:
1°. een gevaar of belemmering vormt voor de scheepvaart, of
2°. naar redelijkerwijs verwacht kan worden zal uitmonden in grote schadelijke gevolgen voor het mariene milieu of schade aan de kustlijn of daarmee samenhangende belangen van een of meer staten;
aanvaring, stranding, ander navigatieincident of ander voorval aan boord van het schip of daarbuiten waardoor materiële schade aan een schip of zijn lading wordt veroorzaakt of dreigt te worden veroorzaakt;
schip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren;
elke vorm van voorkomen, beperken of ongedaan maken van het gevaar dat ontstaat door een wrak;
zeeschip, ongeacht het type, met inbegrip van draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, onderwatervaartuigen, drijvende vaartuigen en drijvende platforms, met uitzondering van platforms die ter plaatse worden ingezet bij de exploratie, exploitatie of productie van minerale rijkdommen van de zeebodem;
met betrekking tot een geregistreerd schip, de staat waarin het schip is geregistreerd en met betrekking tot een niet-geregistreerd schip, de staat waarvan het schip gerechtigd is de vlag te voeren;
1°. als gevolg van een maritiem ongeval gezonken of gestrand schip;
2°. als gevolg van een maritiem ongeval gezonken of gestrand deel van een schip, met inbegrip van zaken die zich aan boord van dat schip bevinden of hebben bevonden;
3°. als gevolg van een maritiem ongeval op zee door een schip verloren zaak die is gestrand, gezonken of op zee op drift geraakt, of
4°. schip dat als gevolg van een maritiem ongeval op het punt van zinken of stranden staat of naar redelijkerwijs verwacht kan worden zal zinken of stranden indien niet reeds doeltreffende maatregelen worden genomen om hulp te verlenen aan het in gevaar verkerend schip of andere zaak.
1. Deze paragraaf is van toepassing op een wrak dat als gevolg van een maritiem ongeval een gevaar vormt in de territoriale zee, met inbegrip van de baaien en inhammen die hiermee in open verbinding staan, en de exclusieve economische zone, voor zover niet elders in deze paragraaf anders is bepaald.
Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen, wordt onder het verlenen van hulp aan een schip mede verstaan het verlenen van hulp aan zaken die zich aan boord daarvan bevinden of aan van dat schip afkomstige drijvende of gezonken zaken.
Indien het schip toebehoort aan een rederij die een boekhouder heeft aangesteld, of indien er sprake is van rompbevrachting, treedt de boekhouder, onderscheidenlijk de rompbevrachter voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen in de plaats van de geregistreerde eigenaar.
1. Indien zich een maritiem ongeval heeft voorgedaan ten gevolge waarvan:
1°. een schip is gezonken of gestrand;
2°. een deel van een schip, met inbegrip van zaken die zich aan boord van dat schip bevinden of hebben bevonden, is gezonken of gestrand;
3°. een door een schip op zee verloren zaak is gestrand, gezonken of op zee op drift geraakt, of
4°. een schip op het punt van zinken of stranden staat of naar redelijkerwijs verwacht kan worden, zal zinken of stranden indien niet reeds doeltreffende maatregelen worden genomen om hulp te verlenen, maakt de gezagvoerder of de exploitant van het schip daarvan zo spoedig mogelijk melding en verstrekt daarbij de gegevens, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Wrakopruimingsverdrag aan Onze Minister, die daarvoor een instantie kan aanwijzen. Zodra door de gezagvoerder of de exploitant van het schip aan de meldplicht uit hoofde van dit artikel is voldaan, is de ander daarvan ontslagen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de te verstrekken informatie, alsmede de wijze waarop de melding geschiedt en de informatie wordt verstrekt.
3. Het eerste lid en het bepaalde krachtens het tweede lid is niet van toepassing voor zover op grond van artikel 14 van de Wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES aan de bevoegde autoriteiten van het ongeval melding moet worden gemaakt en daarbij de in het tweede lid bedoelde informatie moet worden verstrekt.
1. Zodra Onze Minister op de hoogte is van de aanwezigheid van een wrak, draagt hij er zorg voor dat onmiddellijk de deelnemers aan het scheepvaartverkeer en de betrokken staten worden gewaarschuwd.
2. Indien Onze Minister redenen heeft om aan te nemen dat een wrak een gevaar vormt, draagt hij er zorg voor dat alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen worden getroffen om de precieze locatie van het wrak vast te stellen.
1. Zodra Onze Minister op de hoogte is van de aanwezigheid van een wrak, neemt hij een beschikking, inhoudend dat het wrak een gevaar vormt, indien hij daarvoor met inachtneming van de criteria van artikel 6 van het Wrakopruimingsverdrag gronden aanwezig acht.
2. Indien Onze Minister overeenkomstig het eerste lid heeft vastgesteld dat een wrak een gevaar vormt, draagt hij er zorg voor dat:
a. alle redelijke maatregelen worden getroffen om het wrak te markeren overeenkomstig het toepasselijke internationaal aanvaarde systeem voor bebakening;
b. de bijzonderheden van de markering van het wrak worden bekendgemaakt met behulp van alle gepaste middelen, met inbegrip van zeevaartkundige publicaties;
c. de beschikking wordt bekendgemaakt aan de geregistreerde eigenaar en zo spoedig mogelijk wordt medegedeeld aan de staat waar het schip geregistreerd is;
d. met het bevoegd gezag van de staat waar het schip geregistreerd is en van andere staten die negatieve gevolgen van het wrak ondervinden, overleg wordt gevoerd over de met betrekking tot het wrak te treffen maatregelen.
1. Indien Onze Minister overeenkomstig artikel 49g heeft vastgesteld dat een wrak een gevaar vormt, draagt de geregistreerde eigenaar er zorg voor dat:
a. het wrak wordt opgeruimd en
b. aan Onze Minister een bewijs wordt overgelegd van verzekering of andere financiële zekerheid zoals vereist op grond van artikel 12 van het Wrakopruimingsverdrag, tenzij een andere belanghebbende een zodanig bewijs heeft overgelegd.
2. De geregistreerde eigenaar kan ter voldoening aan het eerste lid, aanhef en onderdeel a, een overeenkomst sluiten met een hulpverlener of andere persoon teneinde het wrak te doen opruimen.
Indien Onze Minister overeenkomstig artikel 6 van het Wrakopruimingsverdrag heeft vastgesteld dat een wrak een gevaar vormt:
a. stelt hij in een beschikking een redelijke termijn binnen welke de geregistreerde eigenaar het wrak moet opruimen, rekening houdend met de aard van het vastgestelde gevaar;
b. vermeldt hij bij de bekendmaking van de beschikking met de door hem gestelde termijn, dat hij het wrak overeenkomstig artikel 49l en artikel 8:615 van het Burgerlijk Wetboek BES voor rekening van de geregistreerde eigenaar kan doen opruimen, indien de geregistreerde eigenaar verzuimt het wrak binnen die termijn op te ruimen en
c. stelt hij de geregistreerde eigenaar schriftelijk ervan in kennis dat hij voornemens is onmiddellijk op te treden indien het gevaar bijzonder groot wordt.
Alvorens het opruimen aanvangt, kan Onze Minister in een tot de geregistreerde eigenaar gerichte beschikking voorschriften vastleggen voor dit opruimen, uitsluitend voor zover dat nodig is om te waarborgen dat het opruimen geschiedt in overeenstemming met overwegingen betreffende de veiligheid en de bescherming van het mariene milieu.
Wanneer het opruimen door de geregistreerde eigenaar is aangevangen, kan Onze Minister besluiten tot optreden bij het opruimen voor zover dat nodig is om te waarborgen dat dit doeltreffend geschiedt, in overeenstemming met overwegingen betreffende de veiligheid en de bescherming van het mariene milieu.
1. Indien de geregistreerde eigenaar verzuimt het wrak binnen de ingevolge artikel 49i, aanhef en onder a, vastgestelde termijn op te ruimen, of indien geen contact kan worden gelegd met de geregistreerde eigenaar, kan Onze Minister het wrak langs de naar zijn oordeel meest praktische en snelle weg doen opruimen, in overeenstemming met overwegingen betreffende de veiligheid en de bescherming van het mariene milieu.
2. Voorts kan Onze Minister in omstandigheden waarin onmiddellijk optreden vereist is en hij de staat waar het schip geregistreerd is en de geregistreerde eigenaar daarvan in kennis heeft gesteld, het wrak langs de naar zijn oordeel meest praktische en snelle weg doen opruimen, in overeenstemming met overwegingen betreffende de veiligheid en de bescherming van het mariene milieu.
3. Al hetgeen in verband met het opruimen op grond van het eerste lid wordt geborgen, wordt tegen voldoening van de ter zake van de opruiming gemaakte kosten of tegen het stellen van zekerheid voor de voldoening daarvan afgegeven aan belanghebbenden, die zich daartoe aanmelden en zich als zodanig kunnen legitimeren.
4. Onze Minister kan niet aansprakelijk worden gesteld voor afgifte van het geborgene aan een onbevoegde.
5. Indien belanghebbenden zich niet aanmelden, dan wel in gebreke blijven binnen een door Onze Minister te stellen termijn de in het derde lid bedoelde kosten te voldoen of voor de voldoening daarvan zekerheid te stellen, is Onze Minister bevoegd het geborgene te verkopen.
1. Met betrekking tot een wrak dat zich bevindt in de territoriale zee, met inbegrip van de baaien en inhammen die hiermee in open verbinding staan, zijn artikel 49g, tweede lid, aanhef en onderdeel c, wat betreft mededeling aan de staat waar het schip geregistreerd is, en onderdeel d, alsmede de kennisgevingsverplichtingen van artikel 49l, tweede lid, niet van toepassing.
O
Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Indien Onze Minister ingevolge artikel 49j, 49k of 49l een schip naar een haven in Bonaire, Sint Eustatius of Saba heeft doen brengen, vergoedt Onze Minister de redelijke kosten van die maatregelen van het daartoe bevoegde gezag die redelijkerwijs nodig zijn om het gevaar verbonden aan het brengen van het schip naar, en het verblijf in, de haven dan wel de gevolgen ervan, te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.
1. Indien een persoon, nadat een maritiem ongeval als bedoeld in artikel 49a heeft plaatsgevonden, hulp heeft verleend aan het desbetreffende schip en als gevolg van een besluit of handeling van Onze Minister krachtens artikel 49j, 49k of 49l bij de hulpverlening schade heeft geleden die hij niet kan verhalen op de geregistreerde eigenaar van dat schip of een andere persoon, kent Onze Minister de hulpverlener op diens verzoek een billijke tegemoetkoming in die schade toe.
2. Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, respectievelijk kan slechts gedeeltelijk worden toegekend, indien de door de hulpverlener geleden schade geheel respectievelijk gedeeltelijk is te wijten aan diens schuld of de schuld van degenen voor wie hij aansprakelijk is.
3. Onze Minister neemt bij de toepassing van het eerste lid bij de bepaling van de door de hulpverlener geleden schade in het bijzonder in aanmerking:
a. de bij de hulpverlening gemaakte kosten;
b. het verlies of de beschadiging van het bij de hulpverlening ingezet materieel of gebruikte materialen;
c. de bij de hulpverlening gelopen risico's;
d. het gederfde hulploon.
P
In artikel 50, eerste lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
Q
Na artikel 51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
R
In artikel 53 vervalt de aanduiding «1.» voor de tekst en wordt «artikel 32, vierde, vijfde of zesde lid» vervangen door: artikel 28a.
S
In artikel 58, derde lid, en artikel 63, vierde lid, wordt «de VROM-Inspectie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: de Inspectie Leefomgeving en Transport.
T
In artikel 62 vervalt: 32, vierde en vijfde lid, 33, eerste lid,
U
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister.
2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid, vervalt het tweede lid.
3. In het tweede lid wordt « artikel 32, zesde lid, artikel 33, tweede lid, onderdeel c, artikel 37, vierde lid, artikel 45, derde lid, of artikel 46, derde lid» vervangen door «artikel 28a, eerste en tweede lid, artikel 37, vierde lid, artikel 45, derde lid, artikel 46, derde lid, artikel 49e, eerste lid, artikel 49h, eerste lid, onder a en b».
V
Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na «artikel 19» ingevoegd «, artikel 19a, artikel 19b» en vervalt: artikel 29, vijfde lid, artikel 31, artikel 32, vierde en vijfde lid,.
2. In het derde lid wordt «verhoogd tot» vervangen door: verhoogd door.
W
In artikel 85, derde lid, vervalt: tegen dit bevel tot aan of vasthouding.
Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 541 wordt na «vindt» ingevoegd: onder voorbehoud van afdeling 4 van deze titel.
B
Aan titel 6 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:
In deze afdeling wordt verstaan onder:
het op 18 mei 2007 te Nairobi tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake het opruimen van wrakken, 2007 (Trb. 2008,115);
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Verdrag;
hetgeen daaronder wordt verstaan in het Verdrag.
1. De geregistreerde eigenaar is, behoudens het bepaalde in deze afdeling, aansprakelijk voor de kosten van het lokaliseren, markeren en opruimen van het wrak overeenkomstig paragraaf 4.6, onderdeel 4.6.3 en 4.6.4, waar nodig in samenhang met hoofdstuk 4a, van de Wet maritiem beheer BES.
2. De geregistreerde eigenaar is niet op grond van deze afdeling aansprakelijk indien hij bewijst dat het maritiem ongeval dat tot het wrak geleid heeft:
a. het gevolg is van een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of een natuurverschijnsel van uitzonderlijke, onvermijdelijke en onweerstaanbare aard;
b. in zijn geheel is veroorzaakt door een handelen of nalaten door een derde met het oogmerk schade te veroorzaken; of
c. in zijn geheel is veroorzaakt door nalatigheid of een andere onrechtmatige daad van een overheid of andere autoriteit die verantwoordelijk is voor het onderhoud van verlichting of andere navigatiehulpmiddelen bij de uitoefening van die taak.
3. Niets in deze afdeling tast het recht aan van de geregistreerde eigenaar om zijn aansprakelijkheid te beperken uit hoofde van titel 7.
4. Geen vordering tot vergoeding van de kosten bedoeld in het eerste lid, kan tegen de geregistreerde eigenaar worden ingesteld anders dan in overeenstemming met de bepalingen van deze afdeling.
5. Geen bepaling van dit artikel doet afbreuk aan enig recht van verhaal tegenover derden.
1. De geregistreerde eigenaar is uit hoofde van deze afdeling niet aansprakelijk voor de kosten bedoeld in artikel 615, eerste lid, indien en voor zover de aansprakelijkheid voor dergelijke kosten in strijd zou zijn met:
a. het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969, zoals gewijzigd;
b. het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, zoals gewijzigd;
c. het Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, 1960, zoals gewijzigd, of het Verdrag van Wenen inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade, 1963, zoals gewijzigd; of nationaal recht dat beperking van de aansprakelijkheid voor kernschade regelt of verbiedt; of
d. het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001, zoals gewijzigd;
mits het desbetreffende verdrag van toepassing en van kracht is.
2. Voor zover maatregelen uit hoofde van de Wet maritiem beheer BES worden aangemerkt als hulpverlening overeenkomstig het op 28 april 1989 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake hulpverlening, is dat verdrag van toepassing op kwesties omtrent het loon of de vergoeding verschuldigd aan de hulpverlener en met uitsluiting van de regels van deze afdeling.
1. Vorderingen tot vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 615, eerste lid, kunnen rechtstreeks worden ingesteld tegen de verzekeraar of andere persoon die financiële zekerheid heeft gesteld ter dekking van de aansprakelijkheid van de geregistreerde eigenaar voor kosten als bedoeld in artikel 615, eerste lid. In dit geval kan de verweerder, zelfs indien de geregistreerde eigenaar niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken, zijn aansprakelijkheid beperken tot het bedrag berekend overeenkomstig artikel 755, eerste lid, onder c.
2. De verweerder komen alle verweermiddelen toe welke de geregistreerde eigenaar tegen de vorderingen zou hebben kunnen aanvoeren, doch hij kan geen beroep doen op de omstandigheid dat de geregistreerde eigenaar surseance van betaling is verleend, dat ten aanzien van de geregistreerde eigenaar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of dat de geregistreerde eigenaar zich in staat van faillissement of vereffening bevindt. Hij kan zich voorts verweren met een beroep op het feit dat de kosten zijn veroorzaakt door opzettelijk wangedrag van de geregistreerde eigenaar zelf, doch andere verweermiddelen welke hij zou hebben kunnen aanvoeren tegen een door de geregistreerde eigenaar tegen hem ingestelde vordering komen hem niet toe.
3. De verweerder kan de geregistreerde eigenaar steeds in het geding roepen.
C
Na afdeling 11 van titel 20 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:
Het recht kosten uit hoofde van afdeling 4 van titel 6 te verhalen vervalt, wanneer niet binnen drie jaar na de datum waarop het gevaar is vastgesteld in overeenstemming met afdeling 4 van titel 6 een vordering wordt ingesteld. In geen geval kunnen vorderingen echter worden ingesteld na zes jaar na de datum van het maritiem ongeval dat tot het wrak heeft geleid. Indien het maritiem ongeval bestaat uit een reeks feiten, loopt de termijn van zes jaar vanaf de datum van het eerste feit.
De Wet opruiming van schepen en wrakken BES wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
De Minister van Veiligheid en Justitie,