De introductie van de associate degree in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) in 2013, als programma binnen een hbo-bacheloropleiding, heeft het onderwijsbestel verrijkt met een nieuw opleidingsniveau in het hoger beroepsonderwijs. De associate degree is een tweejarige opleiding in het hoger beroepsonderwijs die opleidt tot niveau 5 in termen van het European Qualifications Framework (EQF) en het Nederlands kwalificatieraamwerk (NLQF). Met deze wetswijziging wordt de associate degree een zelfstandige opleiding, los van een hbo-bacheloropleiding. De associate degree krijgt zodoende een volwaardige positie in het onderwijsbestel. In de Kamerbrief van 5 juni 2015 en in De waarde(n) van weten: Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025 zijn de verzelfstandiging tot opleiding en hiermee samenhangende wijzigingen in de WHW al aangekondigd.1
De associate degree is, in eerste instantie middels een pilot, geïntroduceerd in het hoger onderwijs met als doel tot een meer gedifferentieerd onderwijsaanbod te komen. Met de pilots met associate degree-programma’s (Ad-programma’s) is aangetoond dat de associate degree bijdraagt aan flexibiliteit voor deelnemers en de arbeidsmarkt. De toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt, die onder andere leidt tot krimp van het middensegment en tot behoefte aan opscholing in veel sectoren, noopt tot een breed aanbod van associate degrees.2 De associate degree is een belangrijke uitbreiding van mogelijkheden om te investeren in de ontwikkeling van kennis en vaardigheden en het op- en omscholen naar een hoger opleidingsniveau of een ander beroep.
De associate degree kan een aantrekkelijke route vormen voor jongeren en volwassenen, die willen werken op een niveau tussen mbo-4 en hbo-bachelor, voor wie de overstap van het mbo naar de hbo-bachelor te groot blijkt of voor wie de duur van een vierjarige bacheloropleiding een drempel vormt. De associate degree draagt daarmee bij aan maximale talentontwikkeling en gelijke kansen in het hoger onderwijs. Ook vormt de associate degree een aantrekkelijke route voor een flexibele opbouw van de studie. De associate degree biedt een belangrijke opstap naar een hbo-bacheloropleiding. Van de associate degree-afgestudeerden stroomt 40 procent door naar een hbo-bacheloropleiding.3 Deze doorstroom blijft ook na deze wetswijziging mogelijk (zie paragraaf 4.4).
In het studiejaar 2016–2017 worden 143 Ad-programma’s aangeboden en volgt slechts twee procent van alle hbo-bachelorstudenten een Ad-programma. De associate degree in de vorm van een programma als onderdeel van een hbo-bacheloropleiding slaagt er klaarblijkelijk niet in een aantrekkelijke optie te zijn voor mbo-4-studenten en werkenden. In 2015 heeft een rondgang langs hogescholen plaatsgevonden en zijn gesprekken gevoerd met de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen, de NRTO en MKB-Nederland over hoe de aantrekkelijkheid van de associate degree kan worden vergroot. Daaruit blijkt dat de eis van inbedding in een hbo-bacheloropleiding maakt dat de associate degree onvoldoende eigen profiel kan krijgen wat ten koste gaat van de aantrekkelijkheid voor mbo-4-studenten en werkenden. Er is behoefte aan een zelfstandige positie van de associate degree binnen het stelsel van hoger onderwijs.
De regels in dit wetsvoorstel gelden ook voor het hoger onderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel. Het wetsvoorstel en deze memorie van toelichting zijn in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken tot stand gekomen.
Dit wetsvoorstel is nodig om de associate degree een zelfstandige basis in de WHW te geven. Door deze zelfstandige basis kan aan de associate degree een aantrekkelijker profiel voor mbo-4-afgestudeerden en werkenden worden gegeven waardoor de associate degree zich meer succesvol kan doorontwikkelen. De noodzaak van een succesvolle doorontwikkeling van de associate degree is ingegeven door de krimp van het middensegment en het gevolg hiervan op het arbeidsmarktperspectief van mbo-4-afgestudeerden. Ook blijkt dat voor veel mbo-4-afgestudeerden de stap naar een hbo-bacheloropleiding een te grote is of dat zij gedurende de hbo-bacheloropleiding uitvallen. De associate degree-opleiding kan, als schakel tussen het mbo en het hbo, uitkomst bieden en zodoende een belangrijke emanciperende functie in het onderwijsbestel vervullen. Studenten die een associate degree-opleiding afronden, stromen immers op een hoger niveau de arbeidsmarkt in.
Het wetsvoorstel ondersteunt de ontwikkeling die in het hbo-veld gaande is. Zo is in de strategische agenda van de Vereniging Hogescholen «Wendbaar en Weerbaar» de ambitie verwoord om te komen tot een landelijk dekkend aanbod van associate degree-opleidingen, door samenwerking van hogescholen onderling en door samenwerking met het beroepenveld.4 Ook de particuliere aanbieders van associate degrees onderstrepen de substantiële behoefte aan associate degrees voor werkenden. In het hoofdlijnenakkoord tussen NRTO en OCW is vastgelegd dat een groot deel van de particuliere aanbieders van hoger onderwijs zich op de doelgroep werkenden richt en dat zij streven naar een breder aanbod van associate degrees en een groter aantal associate degree studenten.5 In het Brancheverslag 2015 van de NRTO benoemt de NRTO ook de wens om de associate degree als zelfstandige opleiding mogelijk te maken, zodat een gewenste associate degree-opleiding op iedere instelling voor hoger onderwijs gegeven kan worden.6
Door de zelfstandige positie in het onderwijsbestel wordt het mogelijk om de associate degree een eigen profiel te geven. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een aparte organisatorische setting, een eigen pedagogisch concept, een eigen arbeidsmarktprofiel en eventueel een eigen huisvesting. Daardoor wordt de associate degree goed zichtbaar voor studenten en werkgevers. Door de zelfstandige positie van de associate degree kan een instelling bovendien een associate degree-opleiding aanbieden, ook zonder een verwante hbo-bacheloropleiding. De verwachting is dat het nu beperkte associate degree-aanbod als gevolg daarvan aanzienlijk zal toenemen. Ook wordt het mogelijk het associate degree-aanbod te verbreden. Zo kunnen er associate degree-opleidingen worden gestart in sectoren waarin met name een arbeidsmarktbehoefte is aan afgestudeerden op niveau 5 van het European Qualifications Framework (EQF) en geen relevante niveau 6 hbo-bacheloropleidingen worden aangeboden. Daarnaast wordt het mogelijk cross-over associate degree-opleidingen op het grensvlak van sectoren aan te bieden, waaraan blijkens de gesprekken die zijn gevoerd in het kader van de rondgang in 2015 behoefte bestaat bij zowel de instellingen die ’associate degrees aanbieden als bij het werkveld.
Deze wetswijziging biedt hogescholen nieuwe mogelijkheden om een aantrekkelijke associate degree voor mbo-4-afgestudeerden en werkenden neer te zetten. Binnen de hogeschool van Rotterdam, waar binnen de huidige wettelijke bepalingen, het Ad-programma met een eigen pedagogisch concept in een aparte organisatorische setting al is vormgegeven, bewijst de associate degree zich als emanciperend onderdeel van het onderwijsbestel: vrijwel alle studenten die deelnemen aan de associate degree-programma’s in Rotterdam stellen dat zij geen opleiding in het hoger onderwijs zouden zijn gaan volgen zonder de associate degree.7
In 2005 zijn pilots gestart met de associate degree als programma binnen een hbo-bacheloropleiding. De associate degree bestond in de pilot uit een programma van 120 studiepunten dat werd afgesloten met een wettelijke graad op EQF niveau 5. De associate degree is hiermee geplaatst tussen de mbo-4-opleiding en de hbo bachelor.
Tijdens de pilotfase is zowel door de «Commissie Veerman» als door de «Commissie Rinnooy Kan» bepleit om het Ad-programma definitief in te voeren, omdat de associate degree bijdraagt aan een meer gedifferentieerd hogeronderwijsstelsel en een stimulans geeft aan een Leven Lang Leren.8 Dit is als beleidsmaatregel in de voorgaande Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek «Kwaliteit in verscheidenheid» opgenomen en heeft zijn beslag gekregen in de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs (KiV, Stb. 2013, 298).9 Bij de inwerkingtreding van deze wet in 2013, heeft het Ad-programma uit de pilot een wettelijke basis gekregen als onderdeel van een hbo-bacheloropleiding. Daarbij is meer ruimte geboden voor de ontwikkeling van een eigen profiel dan in de pilots. Bij de pilots was voorgeschreven dat een associate degree-afgestudeerde zijn bacheloropleiding met 120 studiepunten moest kunnen behalen. Bij de Wet KiV is in de WHW vastgelegd dat het aan de instelling is te beoordelen welke onderdelen van de hbo-opleiding een associate degree-afgestudeerde nog zou moeten behalen voor het afronden van de hbo-bachelor. Dat kan in totaal ook om meer dan 120 studiepunten gaan. Instellingen die associate degree-afgestudeerden de mogelijkheid bieden een hbo-bacheloropleiding af te ronden met een studielast van meer dan 120 studiepunten, dienen dit op verantwoorde wijze te doen. Daarvoor is enkel ruimte wanneer hiermee (de borging van) het niveau van de hbo-bacheloropleiding is gebaat. Voor doorstroming naar een hbo-bacheloropleiding mogen immers geen onnodige (financiële) drempels worden opgeworpen. Tevens betekende dit dat het Ad-programma meer ruimte kreeg om arbeidsmarktrelevante vakken aan te bieden. De ruimte die met de Wet KiV is geboden, is onvoldoende gebleken om de associate degree een aantrekkelijk, eigen profiel te kunnen geven.
Uit de rondgang langs hogescholen in 2015 en de gesprekken die zijn gevoerd met de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen, de NRTO en MKB-Nederland is de conclusie getrokken dat het noodzakelijk is de associate degree los te koppelen van de hbo-bacheloropleiding. Deze conclusie is ook onderschreven door andere betrokken partijen, waaronder het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) en de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB). Er is een breed draagvlak voor de verzelfstandiging van de associate degree.
Deze brede steun blijkt ook uit het position paper van zeven hogescholen die ook nu al de associate degree verzorgen in de vorm van een Ad-programma of voornemens zijn dit te gaan doen. Het betreft de Avans Hogeschool, de Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Rotterdam, Saxion Hogeschool, Hogeschool Windesheim, Stenden Hogeschool en Hogeschool Zuyd. In het position paper spreken de zeven hogescholen uit gezamenlijk het voortouw te nemen om tot een landelijk en hoogwaardig netwerk te komen van associate degree-opleidingen met een helder beroepsprofiel en een passend pedagogisch concept en organisatorisch profiel.
Met deze wetswijziging wordt de volgende stap gezet en krijgt de associate degree als zelfstandige opleiding volledig de ruimte een eigen profiel aan te nemen. Na de verzelfstandiging hoeven de doelstellingen en het curriculum van de associate degree niet langer verenigbaar te zijn met een programmatisch verwante bachelor omdat de associate degree als zelfstandige opleiding met een eigen arbeidsmarktrelevantie wordt vormgegeven.
De positionering van de associate degree als zelfstandige opleiding heeft tot gevolg dat in principe alle bepalingen van de WHW die van toepassing zijn op opleidingen ook voor de associate degree komen te gelden. Het betreft onder andere de bepalingen rondom het toelatingsrecht en bepalingen omtrent de accreditatie. Na de verzelfstandiging wordt de kwaliteit van de opleiding apart beoordeeld en kunnen geen garanties meer worden ontleend aan de accreditatie van een hbo-bachelor. Daarvan wordt de opleiding immers losgekoppeld. Met accreditatie van de associate degree is inmiddels voldoende ervaring opgedaan, om dit verantwoord te kunnen doen.
De bepalingen betreffende het propedeutisch examen worden niet van toepassing op de zelfstandige associate degree-opleiding. Gezien de korte duur van een associate degree-opleiding kent deze geen propedeutische fase en dus ook geen propedeutisch examen. Studenten die onverhoopt na het eerste studiejaar stoppen, kunnen bij de examencommissie verzoeken om een verklaring waarin de tentamens zijn vermeld die met goed gevolgd zijn afgelegd.
Hierna wordt op een aantal specifieke elementen van het onderhavige wetsvoorstel ingegaan.
De associate degree is een opleiding in het hoger beroepsonderwijs. Het aanbod van opleidingen in het hoger onderwijs wordt verzorgd door bekostigde en onbekostigde instellingen voor hoger onderwijs. Het Ad-programma maakte tot nu toe deel uit van de hbo-bacheloropleiding. Daaraan komt een einde. In artikel 1.3 van de wet wordt aan de opdracht aan hogescholen dat zij in elk geval bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs verzorgen, toegevoegd dat zij in voorkomende gevallen ook associate degree-opleidingen verzorgen. Wel is het zo dat hogescholen geen associate degree-opleidingen kunnen verzorgen zonder ook hbo-bacheloropleidingen aan te bieden. De regering acht het namelijk van belang dat een associate degree-opleiding wordt verzorgd in een omgeving waarin ook hbo-bacheloronderwijs en praktijkgericht onderzoek plaatsvindt. Dit geldt zowel voor bekostigde hogescholen als voor rechtspersonen voor hoger onderwijs (niet bekostigde instellingen voor hoger onderwijs). Dit betekent dat een rechtspersoon niet de status van rechtspersoon voor hoger onderwijs kan verkrijgen met enkel een associate degree-opleiding. En een rechtspersoon voor hoger onderwijs verliest deze status als hij in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) naast associate degree-opleidingen geen hbo-bacheloropleidingen meer geregistreerd heeft staan of als hij naast associate degree-opleidingen alleen nog (een) hbo-bacheloropleding(en) in afbouw geregistreerd heeft staan.
Huidige situatie |
Situatie na wetswijziging |
---|---|
– De Associate degree is een programma, onderdeel van een hbo-bacheloropleiding; |
– De Assoicate degree is een zelfstandige opleiding in het hoger beroepsonderwijs; |
– Een Associate degree-programma kan alleen worden aangeboden wanneer de instelling ook de verwante bacheloropleiding heeft. |
– Een associate degree-opleiding kan door instellingen in het hoger beroepsonderwijs worden aangeboden, ongeacht of deze instelling ook een verwante hbo-bacheloropleiding heeft. |
Het verzorgen van een associate degree-opleiding blijft voorbehouden aan hogescholen en aan rechtspersonen voor hoger onderwijs die hoger beroepsonderwijs verzorgen. Dit sluit het verzorgen van associate degree-opleidingen door een universiteit of de Open Universiteit uit. De associate degree-opleiding heeft een belangrijke emanciperende functie en heeft een sterke relatie met de beroepskolom. In verband daarmee kunnen hogescholen bij het verzorgen van de associate degree-opleiding ook de samenwerking met mbo-instellingen zoeken. De associate degree-opleiding kan in samenwerking met een mbo-instelling worden aangeboden, mits ten minste de helft van het programma, waaronder in ieder geval de afstudeerfase en het afsluitend examen, wordt verzorgd door de hogeronderwijsinstelling. Het wetsvoorstel Bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek10 maakt mogelijk dat een hogeschool gezamenlijk met een of meer Nederlandse of buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs een Ad-programma aanbiedt (joint degree-opleiding). Dat zal ook gelden voor de associate degree-opleiding.
In de Kamerbrief van 5 juni 201511 is vermeld dat hogescholen associate degree-opleidingen in de toekomst om het jaar zullen mogen aanbieden, waardoor de klassen groter worden. Deze mogelijkheid is toch niet in dit wetsvoorstel voorzien omdat dit zich niet verhoudt met de eisen van toegankelijkheid en studeerbaarheid van de opleiding.
Bij het starten van een nieuwe associate degree-opleiding zijn een aparte toets nieuwe opleiding en een toets op macrodoelmatigheid nodig. Dat is ook nu al zo bij de start van een Ad-programma. De associate degree-opleiding zal in de praktijk moeten aantonen aan de accreditatie-eisen van een opleiding in het hoger beroepsonderwijs op niveau 5 te voldoen. Dit zal leiden tot een apart accreditatiebesluit.
De instelling zal niet meer vooraf aan hoeven te tonen dat er specifieke functies zijn op niveau 5, die zich onderscheiden van niveau 4 (mbo-4) en niveau 6 (hbo-bachelor). Daarmee wordt de weg vrij gemaakt voor een groter associate degree-aanbod, ook gericht op beroepen in de toekomst en cross-overs op het grensvlak van sectoren. Het loslaten van een strakke koppeling aan specifieke functies op niveau 5 past ook beter bij sectoren waar niet wordt gewerkt met zogenoemde functiehuizen, en er dus ook geen functies op niveau 5 bestaan. Uiteraard laat dit onverlet dat de arbeidsrelevantie van de associate degree-opleiding moet aansluiten bij een substantiële behoefte van het werkveld.
Voor mbo-4-afgestudeerden kan de overgang van een mbo-4-opleiding naar een hbo-bacheloropleiding groot zijn gelet op het verschil in niveau en het didactische klimaat. Van de hbo-bachelorstudenten met een mbo-4-achtergrond stopt 39% in of aan het einde van het eerste jaar van de bacheloropleiding. 21% van de mbo-4-afgestudeerden volgt vervolgens geen andere opleiding in het hoger onderwijs. Deze uitvalcijfers zijn hoog in vergelijking met de uitvalcijfers van eerstejaars studenten in een hbo-bacheloropleiding met een havo vooropleiding (11%) en eerstejaars studenten met een vwo vooropleiding (4%).12 Voor deze studenten kan een associate degree-opleiding op niveau 5 een goed alternatief zijn. Hetzelfde geldt voor de groep mbo-4-afgestudeerden die op dit moment afziet van het doorstromen naar een hbo-bacheloropleding omdat zij bij voorbaat menen dat de duur of het niveau van de bacheloropleiding voor hen niet geschikt is. Met name voor doorstromers in de beroepskolom, maar ook voor werkenden die zich willen opscholen, kan de associate degree-opleiding een belangrijke emanciperende functie vervullen. Ons stelsel voor hoger onderwijs wordt met deze opleiding in belangrijke mate versterkt.
De mogelijkheid om na het afronden van een mbo-4-opleiding direct door te stromen naar een hbo-bacheloropleiding blijft wel bestaan. Hoewel het percentage uitvallers met een mbo-4-diploma in het eerste jaar van een hbo-bacheloropleiding hoog is, is het studiesucces van mbo-4-afgestudeerden die het eerste jaar van die opleiding eenmaal met succes hebben afgerond groot. Dat is namelijk gelijk aan het studiesucces van hbo-bachelorstudenten met een havo achtergrond.
Mede gelet op het voorgaande moet het, om een goede keuze te kunnen maken, voor een kandidaat-student helder zijn welke mogelijkheden een associate degree-opleiding biedt op de arbeidsmarkt en voor verdere scholing in het hoger beroepsonderwijs en wat de verschillen zijn tussen een associate degree-opleiding en een hbo-bacheloropleiding. De onderwijsinstelling is op grond van artikel 7.13, 7.15 en 7.59 van de WHW verplicht dergelijke informatie aan kandidaat-studenten te verstrekken. Op grond daarvan moet de student een afgewogen keuze kunnen maken tussen een associate degree-opleiding of een hbo-bacheloropleiding, waarbij hij ook rekening kan houden met de eventuele (financiële) gevolgen van die keuze. Hierbij kan de kandidaat-student rekenen op ondersteuning en begeleiding vanuit de vo-school of de mbo-instelling in het kader van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB).
De associate degree-opleiding behoort, net als het huidige Ad-programma, tot het hoger beroepsonderwijs. Voor een inschrijving bij een associate degree-opleiding gelden daarom dezelfde toelatingseisen als voor een andere eerste opleiding in het hoger beroepsonderwijs (de hbo-bachelor). Dit betekent dat de kandidaat-student in het bezit moet zijn van een havo-diploma, een vwo-diploma, een mbo 4-diploma, of een (internationale) equivalent hiervan. Voor kandidaat-studenten die niet over een van die diploma’s beschikken en 21 jaar of ouder zijn, is het mogelijk om door het met goed gevolg afleggen van een toelatingstoets in een associate degree-opleiding in te stromen.
Omdat de associate degree-opleiding een opleiding in het hoger beroepsonderwijs is, kunnen aan de instroom in de associate degree eisen worden gesteld aan profielen, vakken en andere programmaonderdelen. Ook kunnen er nadere vooropleidingseisen en aanvullende eisen worden gesteld. Deze moeten bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Vaak zullen deze eisen vergelijkbaar zijn met die van verwante hbo bacheloropleidingen. Een associate degree-opleiding kan niet opleiden tot leraar basisonderwijs. Aan de associate degree-opleiding kunnen daarom geen bijzondere nadere toelatingseisen worden gesteld zoals bij de pabo’s het geval is.
Huidige situatie |
Situatie na wetswijziging |
---|---|
– De vooropleidingseisen van een Ad-programma komen overeen met die van een hbo-bacheloropleiding: mbo-4, havo of vwo; |
– De situatie blijft gelijk; |
– De aanvullende eisen, nadere vooropleidingseisen en bijzondere nadere vooropleidingseisen die gelden voor de verwante bacheloropleiding, gelden ook voor het Ad-programma. |
– Een associate degree-opleiding heeft eventueel eigen aanvullende eisen en/of nadere vooropleidingseisen. |
Voor de associate degree-opleiding gelden dezelfde bepalingen over aanmelding, studiekeuzeactiviteiten en studiekeuzeadvies als voor de bacheloropleiding. Dit betekent dat studenten die een associate degree-opleiding willen gaan volgen, zich uiterlijk 1 mei moeten aanmelden en dan recht hebben op een studiekeuzecheck en een studiekeuzeadvies dat hieruit volgt. De uiterlijke aanmelddatum van 1 mei iservoor bedoeld dat de studenten, net als bij andere opleidingen, op tijd een bewuste keuze maken.
Ook voor associate degree-opleidingen krijgen bekostigde instellingen de mogelijkheid om de studenteninstroom te beperken als zij over een beperkte onderwijscapaciteit beschikken. Wanneer zich in dat geval meer studenten voor een associate degree-opleiding aanmelden dan het vastgestelde maximum, wordt door middel van decentrale selectie bepaald welke studenten worden toegelaten.
Het succesvol afronden van een opleiding is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de student en de instelling. Naarmate de student verder in de opleiding vordert, wordt de verantwoordelijkheid van de instelling groter om de student te ondersteunen in het succesvol afronden van de opleiding. Ook bij de associate degree-opleiding kunnen zich gevallen voordoen waarin de instelling in het eerste jaar vaststelt dat de kans dat de student de opleiding succesvol afrondt zeer gering is. Deze wet regelt dat de instelling die een associate degree-opleiding verzorgt, net als bij een bacheloropleiding, aan het einde van het eerste jaar van inschrijving een studieadvies geeft en dat de instelling kan regelen dat een negatief studieadvies bindend is. In het laatste geval kan de student de associate degree-opleiding niet vervolgen.
De associate degree-opleiding leidt op tot niveau 5 van het EQF en NLQF en wordt afgerond met de graad Associate degree. Het instellingsbestuur kan de graad aanvullen met de vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft. De associate degree-opleiding heeft als doel dat afgestudeerden op de arbeidsmarkt in functies op niveau 5 instromen en (net als het Ad-programma nu) om te dienen als opstap naar hbo-bacheloropleidingen voor studenten die zich, na kennismaking met het hoger onderwijs, verder willen ontwikkelen.
Het wetsvoorstel voorziet in een taak voor instellingen om de verdere opscholing van afgestudeerden aan associate degree-opleidingen te bevorderen. Het betreft zowel een taak voor de instelling die de associate degree-opleiding verzorgt als voor de instelling die de hbo-bacheloropleiding verzorgt waarnaar de associate degree-student wil doorstromen.
De instelling die de associate degree-opleiding verzorgt, ondersteunt de student in zijn oriëntatie op hbo-bacheloropleidingen. Deze instelling beschrijft tevens in de onderwijs en -examenregeling welke mogelijkheden er voor doorstroom naar de hbo-bachelor zijn voor de aan deze associate degree-opleiding afgestudeerden. De medezeggenschap heeft instemmingsrecht op het betreffende deel van de onderwijs- en examenregeling.
De instellingen die hbo-bacheloropleidingen verzorgen waarnaar de associate degree-student overweegt door te stromen, dragen er zorg voor dat de student kennis kan nemen van de inhoud en duur van het resterende deel van hbo-bacheloropleidingen. Deze instellingen dragen er ook zorg voor dat de associate degree-afgestudeerde die voor de hbo-bacheloropleiding kiest, het resterende deel van de opleiding op een zo efficiënt mogelijke wijze kan afronden, bij voorkeur in een verkorte periode. Hierbij zij aangetekend dat het uiteindelijk aan de examencommissie van de desbetreffende (groep van) hbo-bacheloropleidingen is om te bepalen welke programmadelen de associate degree-afgestudeerde nog moet volgen om een hbo-bachelordiploma te kunnen behalen.
Het is wenselijk dat de hogescholen in gezamenlijkheid tot een ruim aanbod van hbo-bacheloropleidingen komen waarnaar associate degree-afgestudeerden kunnen doorstromen. Hiermee wordt recht gedaan aan de profilering van de student en de emanciperende functie van de associate degree-opleiding.
Huidige situatie |
Situatie na wetswijziging |
---|---|
– Instroomrecht voor de hbo-bachelor als voldaan wordt aan de vooropleidingseisen; |
– De situatie blijft gelijk; |
– Recht op doorstroom naar de verwante hbo-bacheloropleiding tegen studielast van maximaal 150 studiepunten; |
– De instelling van de associate degree-opleiding en de instelling van de hbo-bacheloropleiding hebben beide een taak richting de ad-afgestudeerde die wil doorstromen; |
– De ad-afgestudeerde heeft de mogelijkheid tot doorstroom naar alle andere hbo-bacheloropleidingen als hij aantoont te voldoen aan aanvullende en/of nadere vooropleidingseisen. |
– De situatie blijft gelijk; |
– De omvang van de resterende studielast bij alle andere hbo-bacheloropleidingen dan de hbo-bacheloropleiding waarvan het Ad-programma onderdeel uitmaakt, is afhankelijk van de vrijstellingen, gegeven door de examencommissie van de betreffende hbo-bacheloropleiding. |
– De omvang van de resterende studielast van hbo-bacheloropleidingen is afhankelijk van de vrijstellingen, gegeven door de examencommissie van de betreffende bacheloropleiding. |
Dit wetsvoorstel regelt dat een student zonder een graad Associate degree, bachelorgraad en/of mastergraad een associate degree-opleiding kan volgen tegen wettelijk collegegeld. Een student die een associate degree-opleiding wil volgen en al in het bezit is van een graad Associate degree, bachelorgraad en/of mastergraad kan dit doen tegen instellingscollegegeld. De bepaling dat een tweede bachelor- of masteropleiding binnen de sector zorg en onderwijs tegen wettelijk collegegeld kan worden gevolgd, geldt ook voor de associate degree-opleiding. Ook wanneer een student niet de graad Associate degree heeft behaald maar wel een bachelor en/of mastergraad, kan de student een associate degree-opleiding in de sector zorg en onderwijs volgen tegen wettelijk collegegeld.
Huidige situatie |
Situatie na wetswijziging |
---|---|
– Een student zonder bachelorgraad kan een Ad-programma volgen tegen wettelijk collegegeld; |
– Een student zonder bachelor- en/of mastergraad kan een associate degree-opleiding volgen tegen wettelijk collegegeld; |
– Een student met alleen een graad Associate degree kan vervolgens een bacheloropelding en een masteropleiding volgen tegen wettelijk collegegeld; |
– De situatie blijft gelijk; |
– Een student met alleen een graad Associate degree kan een tweede Ad-programma volgen tegen wettelijk collegegeld; |
– Een student met een graad Associate degree, graad Bachelor en/of graad Master kan geen (tweede) associate degree-opleiding volgen tegen wettelijk collegegeld, met uitzondering van een associate degree-opleiding in de sector zorg of onderwijs. |
– Een student met een graad Bachelor kan geen Ad-programma volgen tegen wettelijk collegegeld, met uitzondering van een Ad-programma in de sector zorg of onderwijs. |
Een ho-student kan gedurende de nominale duur van zijn opleiding aanspraak maken op de prestatiebeurs hoger onderwijs, bestaande uit de aanvullende beurs, toeslag eenoudergezin en een reisvoorziening. Gedurende deze periode kan de student ook de leenmogelijkheid benutten. Na de nominale duur van de opleiding kan de student nog gedurende één jaar aanspraak maken op de reisvoorziening en nog drie jaar lenen. Voor de studiefinanciering wordt in de toekenningsfase – met name om uitvoeringstechnische redenen – geen onderscheid gemaakt tussen associate degree-studenten en andere hbo-studenten. Om die reden wordt ook voor associate degree-studenten in de toekenningsfase formeel de nominale studieduur van een hbo-bacheloropleiding aangehouden. Dit betekent dat associate degree-studenten in de toekenningsfase maximaal vier jaar (nominale studieduur hbo-bacheloropleiding) prestatiebeurs kunnen ontvangen, vijf jaar een reisvoorziening en zeven jaar kunnen lenen.
Studenten die hun associate degree-opleiding hebben afgerond binnen de diplomatermijn en niet besluiten door te studeren, krijgen maximaal twee jaar toegekende prestatiebeurs (componenten aanvullende beurs en eventuele eenoudertoeslag) omgezet in een gift. Heeft de student meer dan twee jaar prestatiebeurs toegekend gekregen, omdat hij langer dan twee jaar over zijn associate degree-opleiding heeft gedaan of nog één of twee jaar de aanverwante hbo-bacheloropleiding heeft gevolgd, maar niet heeft afgerond, dan betaalt hij het resterende deel, net als zijn eventuele verdere studieschuld, terug volgens de sociale terugbetalingsvoorwaarden. De toegekende reisvoorziening wordt – net als nu al het geval is – wel geheel omgezet in een gift als de associate degree-student binnen de diplomatermijn zijn diploma behaalt.
In de uitvoering wordt op deze manier een parallel getrokken met de bachelor-mastersystematiek in het wo. Wo-bachelorstudenten ontvangen in de toekenningsfase eveneens maximaal vier jaar prestatiebeurs, hoewel ook voor hen doorstromen naar de master niet altijd vanzelfsprekend is. Ook zij krijgen bij het afronden van alleen een wo-bacheloropleiding maximaal drie jaar toegekende prestatiebeurs (nominale duur wo-bacheloropleiding) omgezet in een gift. Door deze systematiek te handhaven bij associate degree-studenten, kan de associate degree-student gemakkelijk doorstromen en wordt aangesloten bij de huidige werkwijze van DUO.
Van belang is dat associate degree-studenten goed worden voorgelicht over de gevolgen van hun eventuele studievertraging. De toegekende prestatiebeurs over de periode waarin de student studievertraging oploopt wordt immers niet omgezet in een gift, tenzij zij later alsnog een hbo-bacheloropleiding voltooien binnen de diplomatermijn. In de praktijk zullen de associate degree-studenten en de associate degree-afgestudeerden door middel van voorlichting worden begeleid bij de keuzes die zij moeten maken. Hiervoor zullen intensieve voorlichtingsprogramma’s worden ontwikkeld.
Een student die na het afronden van een associate degree-opleiding een hbo-bacheloropleiding gaat volgen, kan, net als nu het geval is, voor die hbo-opleiding nog aanspraak maken op een prestatiebeurs gedurende de nominale duur van die hbo-bacheloropleiding minus het aantal maanden dat hij al prestatiebeurs heeft ontvangen voor de associate degree-opleiding. Gedurende diezelfde periode heeft de student, net als nu het geval is, eveneens de mogelijkheid om te lenen. De mogelijkheid om daarna nog drie jaar te lenen, wordt verminderd met het eventuele aantal maanden waarin reeds van de leenfase gebruik is gemaakt tijdens de associate degree-opleiding. Wanneer de student zijn hbo-bacheloropleiding afrondt binnen de diplomatermijn wordt de totale toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift.
In de uitwerking van het wetsvoorstel is op verschillende plekken in de WSF 2000 de keuze gemaakt om de aanspraken die het associate degree-programma binnen de hbo-bacheloropleiding thans geeft door te trekken naar de straks op zichzelf staande associate degree-opleidingen. Dit betekent onder meer het volgende:
• Overstap van een mbo-opleiding naar een associate degree-opleiding geeft aanspraak op de overbruggingsregeling, inhoudende dat de zomerperiode (maximaal 4 maanden) tussen mbo-opleiding en de associate degree-opleiding kan worden overbrugd met behoud van de mbo-studiefinanciering;
• Diplomering voor een associate degree-opleiding geeft aanspraak op omzetting van de prestatiebeurs beroepsonderwijs in een gift voor een voormalig mbo-student die nog niet aan zijn mbo-prestatieplicht had voldaan;
• De eventuele studielening van een associate degree-student wordt aangemerkt als «lening hoger onderwijs» en valt daarmee onder de sociale terugbetalingsvoorwaarden die zijn ingevoerd met de Wet studievoorschot hoger onderwijs;13
• Na invoering van het levenlanglerenkrediet per studiejaar 2017–2018 kan een student een associate degree-opleiding volgen met levenlanglerenkrediet, ook eventueel in deeltijd;
• Studenten die sneller dan nominaal hun associate degree-diploma behalen, kunnen het resterende aantal maanden prestatiebeurs dat voor die associate degree-opleiding kon worden toegekend ontvangen in de vorm van een gift wanneer zij nog een andere opleiding gaan doen. Datzelfde geldt nu ook voor gediplomeerden aan een hbo-bacheloropleiding, een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding die sneller dan nominaal de betreffende opleiding succesvol hebben afgerond;
• Bij bijzondere omstandigheden van structurele aard (functiebeperking/chronische ziekte) kan de gehele toegekende prestatiebeurs worden omgezet in een gift wanneer als direct gevolg van die omstandigheden geen diploma wordt behaald;
• Studenten kunnen een associate degree-opleiding volgen buiten Nederland met meeneembare studiefinanciering.
Daarnaast is in de uitwerking op enkele punten aangesloten bij het principe dat de associate degree-opleiding vanwege de kortere nominale duur, minder aanspraken geeft dan een opleiding van vier jaar.
• Een student die als gevolg van een handicap of chronische ziekte studievertraging oploopt bij een opleiding met een nominale duur van vier jaar kan één extra jaar prestatiebeurs toegekend krijgen. Voor de associate degree-opleiding met een nominale duur van twee jaar wordt voorgesteld een proportioneel deel extra toe te kennen, namelijk zes maanden. Dat geldt ook voor de regeling die met de Wet studievoorschot hoger onderwijs is ingevoerd op basis waarvan iemand die eerder vanwege een handicap of chronische ziekte een extra jaar prestatiebeurs toegekend heeft gekregen, bij diplomering een bedrag van ruim € 1.200 kwijtgescholden kan krijgen van de eventuele studieschuld. Voor de associate degree-gediplomeerden wordt voorgesteld een proportioneel deel van die kwijtschelding toe te kennen, namelijk 50 procent van dat bedrag (circa € 600).
• Voor studenten die uitsluitend een wo-bacheloropleiding volgen en afronden gelden soms afwijkende aanspraken ten opzichte van studenten die de volledige wo-bacheloropleiding en wo-masteropleiding hebben voltooid. Zo kunnen studenten jonger dan dertig jaar alleen levenlanglerenkrediet aanvragen voor zover zij reeds een volledige hbo-bacheloropleiding of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding hebben voltooid. Dit is zo geregeld om te voorkomen dat studievertraging kan worden gefinancierd met een instrument dat voor het beleidsdoel leven lang leren is bedoeld. Ook met de invoering van de associate degree-opleiding blijft deze regel gelden. Studenten die dus een associate degree-opleiding of alleen een wo-bacheloropleiding hebben voltooid, kunnen dus wel levenlanglerenkrediet aanvragen, maar pas nadat zij de leeftijd van 30 jaar hebben bereikt.
Tot slot worden in de WSF 2000 enkele wetstechnische verduidelijkingen en verbeteringen voorgesteld. Zie de artikelsgewijze toelichting voor een toelichting op deze aanpassingen.
Deze wetswijziging heeft zowel gevolgen voor de instelling, de arbeidsmarkt als de (aankomende) student.
De wijziging van de wet- en regelgeving heeft beperkt effect op de administratieve lasten van de instellingen richting de rijksoverheid.14 Ook in de huidige situatie zijn de instellingen verplicht om, voordat zij een associate degree kunnen starten, een macrodoelmatigheidstoets te doorlopen bij de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) en een toets nieuw Ad-programma bij de NVAO aan te vragen.
Het gevolg van de zelfstandige positionering van de associate degree-opleiding is dat de Ad-programma’s die nu in een hbo-bacheloropleiding zijn ingebed, daarvan losgekoppeld moeten worden. Na verzelfstandiging dient de associate degree als zelfstandige opleiding de heraccreditatie te doorlopen. De gemiddelde administratieve last voor een heraccriditatie beslaat 680 uur tegen een standaard tarief voor instellingen van € 45 per uur. Bij de berekening van de incidentele administratieve lasten wordt uitgegaan van een totaal associate degree-aanbod van 150 opleidingen bij inwerkingtreding van de wet. Dit aantal is gebaseerd op het huidige associate degree-aanbod, opgehoogd met een potentiële groei van het associate degree-aanbod tot het moment van de inwerkingtreding van de wet van 5%. Afgerond bedragen de incidentele administratieve lasten € 4,5 mln. over een periode van zes jaar.15
De arbeidsmarkt wordt bij de start van een nieuwe opleiding betrokken als onderdeel van de toets macrodoelmatigheid. Daarnaast is de arbeidsmarkt in de regel ook betrokken bij bestaande opleidingen. Omdat de associate degree-opleiding in deeltijd of duaal zo kan worden vormgegeven dat deze goed gecombineerd kan worden met werken is zij uitermate geschikt voor werkenden in het kader van Leven Lang Leren. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van op- en omscholing van werknemers als gevolg van de toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt.
Tot nu toe ligt het zwaartepunt in het aanbod vooral in de sector economie. Met deze wetswijziging wordt het aantrekkelijk gemaakt om tot een groter aanbod van associate degree-opleidingen te komen, waaronder ook cross-overs op het grensvlak van sectoren, en onder andere gericht op nieuwe beroepen in de toekomst.
De zelfstandige positie van de associate degree beoogt een groei van het Ad-aanbod en daarmee een toename van het aantal deelnemers. Als gevolg hiervan zullen meer associate degree-afgestudeerden (niveau 5) op de arbeidsmarkt instromen. Dit sluit aan bij de toenemende vraag naar werknemers op niveau 5 als gevolg van de krimp van het middensegment.
Aankomende studenten die zich voor een associate degree-opleiding willen inschrijven, moeten net als nu voldoen aan de vooropleidingseisen en eventuele (bijzondere) nadere vooropleidingseisen (opgenomen in de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs). Ook voor huidige Ad-programma’s gelden dergelijke eisen. Deze eisen zullen na deze wetswijziging van toepassing worden op de associate degree-opleiding zelf en niet meer voor de associate degree als onderdeel van een bacheloropleiding.
Studenten die een associate degree-opleiding hebben afgerond, behouden de mogelijkheid om door te stromen naar een hbo-bacheloropleiding. Dat geldt ook als er in de vakrichting van de associate degree geen bacheloropleiding bestaat. De instelling die de associate degree-opleiding verzorgt, beschrijft in de onderwijs- en examenregeling welke doorstroommogelijkheden er zijn voor de aan deze associate degree-opleiding afgestudeerden.
Het wetsvoorstel heeft geen verdergaande gevolgen voor (aspirant)studenten uit Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De wijzigingen die in de Wet studiefinanciering 2000 worden aangebracht worden op vergelijkbare wijze aangebracht in de Wet studiefinanciering BES. Studenten afkomstige uit Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen op grond van die wet aanspraak maken op studiefinanciering BES voor het volgen van een Ad-opleiding in de Caribische regio, de Verenigde Staten en in de nabije toekomst ook in Canada.16
Met het oog op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het wetsvoorstel heeft DUO een toets uitgevoerd en de Inspectie van het onderwijs en de Auditdienst Rijk (ADR) daarbij betrokken. Het wetsvoorstel wordt door DUO uitvoerbaar en handhaafbaar geacht. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets is een aantal technische wijzigingen en verduidelijkingen aangebracht in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting.
DUO merkt in de uitvoeringstoets op dat als gevolg van de wijziging van enkele bepalingen in de WHW wat betreft de bekostiging van instellingen die associate degree-opleidingen verzorgen, eveneens wijzigingen in de AMvB Uitvoeringsbesluit WHW 2008 moeten worden doorgevoerd. DUO zal in een vroeg stadium bij de wijziging van deze AMvB worden betrokken en zal te zijner tijd gevraagd worden ook hierop een uitvoeringstoets te doen.
De zelfstandige positie van de associate degree als opleiding zal leiden tot een breder aanbod van associate degree-opleidingen en een toename van het aantal associate degree-studenten. Deels betreft het studenten die anders geen opleiding in het hoger onderwijs zouden volgen en deels betreft het studenten die anders een hbo-bacheloropleiding zouden zijn gaan volgen. De verwachte financiële effecten voor wat betreft de studiefinanciering en de leerlingenraming zijn beperkt. Naar verwachting zal een extra groep studenten in aanmerking komen voor studiefinanciering, maar een andere groep minder lang gebruik maken van studiefinanciering. Aangenomen is dat per saldo de effecten binnen de risicomarge van de raming studiefinanciering vallen. Dit geldt eveneens voor de leerlingenraming en de gevolgen daarvan op het macrobudget hbo.
De wetswijziging is in concept voorgelegd aan vertegenwoordigers van de onderwijskoepels (NRTO, MBO-Raad en de Vereniging Hogescholen). Ook is de wetswijziging in concept voorgelegd aan vertegenwoordigers van de studentenbelangenorganisaties, te weten de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb), het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en de Jongeren Organisaties Beroepsonderwijs (JOB).
De geconsulteerde partijen zijn positief over het wetsvoorstel. De consultatie heeft op onderdelen geleid tot aanvullingen en verduidelijkingen van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.
Van 22 juli tot en met 2 september 2016 is een conceptversie van het wetsvoorstel Invoering associate degree-opleiding openbaar gemaakt voor internetconsultatie. De internetconsultatie heeft 13 reacties opgeleverd. De reacties zijn afkomstig van burgers, onderwijsspecialisten en instellingen voor hoger onderwijs. De respondenten zijn allen positief over het wetsvoorstel. De reacties hebben op onderdelen geleid tot aanvullingen en verduidelijking van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.
Doorstroom associate degree naar een hbo bacheloropleiding
Een belangrijk punt dat uit de consultatie naar voren kwam is de doorstroom van een associate degree-afgestudeerde naar een hbo-bacheloropleiding. Verschillende reacties waren gericht op de bepalingen in de conceptversie van het wetsvoorstel die regelden dat de mogelijkheden voor doorstroom naar de hbo-bachelor opgenomen moesten worden in de onderwijs- en examenregeling van de associate degree-opleiding, onder vermelding van de hoogte van het aantal studiepunten waarvoor de associate degree-afgestudeerde kan worden vrijgesteld. De reacties gingen voornamelijk over het tot stand komen van afspraken tussen instellingen die de associate degree-opleiding verzorgen en de instellingen die hbo-bacheloropleidingen verzorgen die zouden moeten worden vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling van de bacheloropleiding. Daarnaast is uit de reacties op te maken dat door een dergelijke vastlegging in de onderwijs- en examenregeling de mogelijkheid van aanpassingen in het curriculum van hbo-bacheloropleidingen zou kunnen worden belemmerd.
De reacties zijn aanleiding geweest om de bepalingen aan te passen waarbij het belang van de associate degree-afgestudeerden centraal staat. Gedurende het overstapproces naar de hbo-bacheloropleiding hebben de instelling die de associate degree-opleiding verzorgt en de instelling die de hbo-bacheloropleiding verzorgt, op verschillende momenten verantwoordelijkheden ten aanzien van de student. Hierbij dient bijzondere aandacht uit te gaan naar mogelijke vrijstellingen voor de afgestudeerde associate degree-studenten en de programmatisch aantrekkelijke inrichting van de hbo-bacheloropleiding voor de associate degree-afgestudeerden (zie paragraaf 4.4).
Toevoeging aan de graad Associate degree
Een ander punt dat uit de consulatie naar voren kwam, betrof de bepalingen over de toevoeging aan de graad Associate degree. De toevoegingen «of Arts» en of Science» zijn niet van toepassing op de graad Associate degree. Het instellingsbestuur kan de graad Associate degree wel aanvullen met de vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft. Uit de reacties is op te maken dat de wettelijke basis voor de toevoeging van een dergelijke vermelding niet correct was weergegeven. Dit is aangepast.
Ook is uit enkele reacties op te maken dat de keuze om de toevoegingen «of Arts» en «of Science» niet voor de graad Associate degree mogelijk te maken, niet wordt gedeeld.
De reacties geven geen aanleiding om de toevoegingen «of Arts» en «of Science» mogelijk te maken voor de graad Associate degree. Deze toevoegingen zijn voorbehouden aan opleidingen vanaf EQF en NLQF niveau 6. Hiermee wordt bovendien aangesloten op de praktijk in andere Europese landen.
Hoogte collegegeld van een tweede associate degree-opleiding
Een laatste belangrijk punt dat uit de consulatie naar voren kwam, was dat sommige partijen het graag mogelijk zien dat een tweede associate degree-opleiding, of een eerste associate degree-opleiding na het behalen van een bachelor- of mastergraad, gevolgd kan worden tegen wettelijk collegegeld.
De reacties geven geen aanleiding om dit mogelijk te maken. Met dit wetsvoorstel is gekozen om het mogelijk te maken één graad Associate degree, één bachelor- en één mastergraad tegen wettelijk collegegeld te behalen, mits in deze volgorde. Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is immers dat de associate degree-opleiding een aantrekkelijke optie moet zijn voor jongeren en volwassenen voor wie de duur of het niveau van de hbo-bacheloropleiding een drempel vormt. Het past daarom niet om voor personen met een bachelor- of mastergraad, die hebben bewezen dat die drempel voor hen niet bestond, alsnog een associate degree-opleiding tegen wettelijk collegegeld open te stellen.
De bepalingen in deze wet maken het verzorgen van een Ad-programma als onderdeel van een bachelor niet langer mogelijk. Een associate degree kan enkel als zelfstandige opleiding worden aangeboden. Vanaf het moment van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, start het eerste jaar van een associate degree als een zelfstandige opleiding.
Hierbij worden bestaande Ad-programma’s omgezet naar zelfstandige associate degree-opleidingen.
Vanaf het moment van de inwerkingtreding van de wetswijziging is het niet langer mogelijk een aanvraag voor het verzorgen van een nieuw Ad-programma in te dienen. Lopende aanvragen voor een Ad-programma ten tijde van de inwerkingtreding van de wetswijziging worden vanaf de inwerkingtreding van de wetswijziging (waar nodig na aanpassingen) behandeld als een aanvraag voor een nieuwe associate degree-opleiding.
Aspirant-studenten moeten kunnen anticiperen op een verzwaring van eventuele nadere vooropleidingseisen en aanvullende eisen die mogelijk gepaard gaan met de verzelfstandiging van het Ad-programma. De vooropleidingseisen en aanvullende eisen zijn vastgelegd in de ministeriële regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs.17 Indien de instelling één of meer van dergelijke eisen voor de associate degree-opleiding wil gaan hanteren, dient rekening te worden gehouden met de aanvraagprocedures die daarvoor in de Regeling aanmelding en toelichting zijn vastgelegd.
Studenten die op het moment van inwerkingtreding van de wetswijziging zijn ingeschreven en ingeschreven blijven bij een Ad-programma behouden de mogelijkheid om het curriculum van het voormalige Ad-programma binnen redelijke termijn af te ronden. Deze associate degree-studenten en de op het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel reeds afgestudeerden aan een Ad-programma behouden de mogelijkheid om tot en met het studiejaar 2020/2021 de verwante bacheloropleiding aan te vangen tegen een studielast van maximaal 150 studiepunten.
Reeds afgestudeerden aan een Ad-programma kunnen na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een associate degree, in de vorm van een opleiding, niet volgen tegen wettelijk collegegeld maar tegen instellingscollegegeld, met uitzondering van associate degree-opleidingen in de sector zorg en onderwijs.
Studenten aan een Ad-programma binnen een hbo-bacheloropleiding en de gediplomeerden daarvan behouden vanaf het moment van inwerkingtreding van deze wet de aanspraken die zij hadden voor invoering ervan. Het betreft juridisch technisch overgangsrecht; er verandert immers weinig in de aanspraken die studenten hebben binnen de studiefinanciering. Daarnaast zijn enkele specifieke overgangsbepalingen opgenomen die zijn toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
Beoogd is dat de wet met ingang van 1 januari 2018 in werking treedt. Voor onderdelen kan een afwijkende inwerkingtredingsdatum gelden.
Artikel I. Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel I, onderdeel A (artikel 1.1)
In de begripsbepalingen is de associate degree onder de definitie van het begrip opleiding gebracht. De definitie van het begrip Ad-programma kan vervallen, alsmede het begrip «toets nieuw Ad-programma». Een associate degree-opleiding krijgt voortaan accreditatie op dezelfde wijze als andere opleidingen. Een bijzondere toetsingswijze en vorm van accreditatieverlening van een associate degree-opleiding is daarmee overbodig. De graadverlening van een associate degree-opleiding wordt opgenomen in artikel 7.10a. Artikel 710b vervalt.
Artikel I, onderdeel B (artikel 1.3)
Met deze aanpassing is tot uitdrukking gebracht dat hogescholen associate degree-opleidingen kunnen verzorgen. Een hogeschool moet in elk geval bacheloropleidingen verzorgen. Een hogeschool kan derhalve niet alleen associate degree-opleidingen verzorgen (zie ook artikel 6.9).
Artikel I, onderdeel C (artikel 1.9)
De associate degree-opleiding kan met deze aanpassing als opleiding bekostigd worden, voor zover de associate degree-opleiding is geaccrediteerd.
Artikel I, onderdeel D (artikel 1.12)
Deze aanpassing leidt ertoe dat de associate degree-opleiding onder het begrip «initiële opleiding» valt.
Artikel I, onderdeel E (artikel 1.18)
Met deze aanpassing wordt duidelijk dat de kwaliteit van associate degree-opleidingen zelfstandig beoordeeld moet worden.
Artikel I, onderdeel F (artikel 2.6)
Met de aanpassing van dit artikel wordt geregeld dat ook voor de associate degree-opleiding berekeningswijze van de rijksbijdrage bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.
Artikel I, onderdeel G (artikel 2.9)
Ook na deze aanpassing kan een deel van de rijksbijdrage worden overdragen aan de MBO-instelling, die na goedkeuring van de Minister een deel van een associate degree-opleiding verzorgt. De goedkeuring wordt na aanpassing van artikel 7.8 verkregen op grond van artikel 7.8, tweede lid.
Artikel I, onderdeel H (artikel 5a.2)
De toets nieuw Ad-programma vervalt en wordt daarom uit het eerste en tweede lid geschrapt.
De aanpassing van de verwijzing naar artikel 7.10a hangt samen met de aanpassing van die bepaling (zie ook artikel 7.10a).
Artikel I, onderdeel I (artikel 5a.2a)
De toets nieuw Ad-programma vervalt en wordt daarom uit het eerste lid geschrapt.
Artikel I, onderdeel J (artikel 5a.12)
Het Ad-programma wordt geschrapt, waarmee de associate degree-opleiding onder het algemene begrip «opleiding» wordt gebracht.
Artikel I, onderdeel K (artikel 5.13)
De toets nieuw Ad-programma vervalt. Een nieuwe associate degree-opleiding zal met een toets nieuwe opleiding onder het accreditatiestelsel worden gebracht. Deze bepaling kan daarom vervallen.
Artikel I, onderdeel L (artikel 6.2)
Onderdeel c vervalt omdat de associate degree-opleiding voortaan onder het begrip «opleiding» in onderdelen a en b valt.
Onderdeel d vervalt omdat een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs ook onder het begrip «opleiding» valt. Dit betreft een reparatie.
Artikel I, onderdelen M en N (artikel 6.5 en artikel 6.6)
Met de aanpassingen wordt het Ad-programma geschrapt, waarmee de associate degree-opleiding onder het begrip «opleiding» wordt gebracht.
Artikel I, onderdeel O (artikel 6.9)
Hogescholen moeten in ieder geval bacheloropleidingen verzorgen. Zij kunnen ook associate degree-opleidingen en masteropleidingen verzorgen. Dat volgt uit artikel 1.3 van de wet. Een rechtspersoon kan de status van rechtspersoon voor hoger onderwijs volgens dit artikel verkrijgen met een bacheloropleiding of een masteropleiding. Een rechtspersoon voor hoger onderwijs kan geen associate degree-opleiding verzorgen zonder niet ook een hbo-bacheloropleiding te verzorgen. Als die situatie toch intreedt, vervalt daarmee de status van rechtspersoon voor hoger onderwijs.
Artikel I, onderdelen P tot met T (artikel 6.10 en 6.13 tot en met 6.15)
Het Ad-programma wordt in deze bepalingen geschrapt c.q. zijn de begrippen «bachelor- en masteropleiding» teruggebracht tot het begrip «opleiding», waarmee de associate degree-opleiding onder het algemene begrip «opleiding» wordt geschaard.
Artikel I, onderdeel U (artikel 7.3a)
Ad-opleidingen worden met deze aanpassing als opleidingensoort in het hoger beroepsonderwijs beschreven.
Artikel I, onderdeel V (artikel 7.3c)
De aanpassing van de verwijzing naar artikel 7.4b hangt samen met de aanpassing van die bepaling (zie ook artikel 7.4b).
Artikel I, onderdeel W (artikel 7.4b)
In deze bepaling wordt met deze aanpassing nu de studielast van een associate degree-opleiding beschreven (zie ook artikel 7.8a).
Artikel I, onderdeel X (artikel 7.8a)
Deze bepaling is opnieuw geformuleerd. De normen in het tweede, vijfde en zesde lid (foutief genummerd als vierde lid) zijn verplaatst naar respectievelijk artikel 7.4b, artikel 7.13 en artikel 7.8b. De artikelen 7.53, 7.54 en 7.56, zijn op associate degree-opleidingen rechtstreeks van toepassing, omdat zij onder het begrip «opleiding» worden gebracht. Behouden zijn het derde en vierde lid (nieuwe eerste en tweede lid).
Artikel I, onderdeel Y (artikel 7.8b)
Met de aanpassingen in deze bepaling wordt geregeld dat studenten in een associate degree-opleiding een bindend studieadvies krijgen. De norm gold evenwel al voor Ad-programma’s (zie ook artikel 7.8a).
Artikel I, onderdeel Z (artikel 7.9a)
De aanpassing van de verwijzing naar artikel 7.4b hangt samen met de aanpassing van die bepaling (zie ook artikel 7.4b).
Artikel I, onderdeel AA (artikel 7.10a)
Met deze aanpassing wordt de graad Associate degree gebracht onder de opsomming in artikel 7.10a, tweede lid, van de graden, verbonden aan opleidingen in het hoger beroepsonderwijs. De toevoeging «of Arts» en «of Science» is voorbehouden aan opleidingen vanaf EQF en NLQF niveau 6. Hiermee wordt aangesloten op de praktijk in andere Europese landen. Een instellingsbestuur kan wel de graad aanvullen met de vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft. Het artikel is voorts redactioneel gewijzigd en verduidelijkt. Het derde lid is vervallen omdat dit overbodig is naast de verwijzing naar postinitiële masteropleidingen in het eerste en tweede lid.
Artikel I, onderdeel AB (artikel 7.10b)
Vanwege de wijzigingen in artikel 7.10a, tweede lid, en artikel 7.19a kan artikel 7.10b vervallen.
Artikel I, onderdeel AC (artikel 7.13)
Het wetsvoorstel voorziet in een zorgplicht voor instellingen om de verdere opscholing van afgestudeerden aan associate degree-opleidingen door middel van doorstroom naar een hbo-bacheloropleidingen te bevorderen.
Voor een verdere toelichting zij verwezen naar paragraaf 4.4 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel I, onderdelen AD en AE (artikel 7.17 en artikel 7.17a)
Met de aanpassingen in deze bepalingen wordt het Ad-programma geschrapt, waarmee de associate degree-opleiding onder het begrip «opleiding» wordt gebracht.
Artikel I, onderdeel AF (artikel 7.18)
De aanpassing van de verwijzing naar artikel 7.10a hangt samen met de aanpassing van die bepaling (zie ook artikel 7.10a).
Artikel I, onderdeel AG (artikel 7.19a)
De aanduiding van de graad Associate degree wordt opgenomen in deze bepaling.
Voorts is de bepaling redactioneel gewijzigd. Het eerste en vijfde lid zijn samengevoegd, alsook het derde lid en lid 3a. In de ministeriele regeling, bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is ook de referentielijst, bedoeld in artikel 5a.2, lid 2a, opgenomen (Regeling titulatuur hoger onderwijs). In de Regeling titulatuur hoger onderwijs is vermeld dat kan worden afgeweken van de titulatuur, opgenomen in deze referentielijst. In voorkomend geval neemt het accreditatieorgaan de afwijkende toevoeging aan de graad op in het besluit dat, op grond van artikel 5a.2, lid 2a, wordt genomen. Bij dat besluit wordt dan tevens de aanduiding vastgesteld.
Artikel I, onderdelen AH (opschrift paragraaf 1) en AI (artikel 7.23a)
Met deze aanpassingen komt tot uitdrukking dat de vooropleidingseisen voor instroom in een associate degree-opleiding dezelfde zijn als die voor instroom in een bacheloropleiding. Feitelijk gelden artikel 7.25a en artikel 7.25b niet voor associate degree-opleidingen omdat er geen associate degree-opleidingen zijn, die opleiden tot leraar basisonderwijs.
Artikel I, onderdeel AJ (artikel 7.30)
De associate degree-opleiding kent geen propedeutisch examen. Met deze aanpassing geldt deze bepaling alleen voor bacheloropleidingen.
Artikel I, onderdelen AK tot en met AO (artikel 7.31 en de artikelen 7.31a tot en met 7.31d)
Deze aanpassingen voorzien erin dat de normen voor aanmelding, studiekeuzeactiviteiten en studiekeuzeadvies ook gaan gelden voor associate degree-opleidingen.
Artikel I, onderdeel AP (artikel 7.32)
Met deze aanpassing worden de normen voor inschrijving in een Ad-programma geschrapt, waarmee de normen voor inschrijving voor een associate degree-opleiding onder de normen voor inschrijving voor een «opleiding» worden gebracht.
Artikel I, onderdeel AQ (artikel 7.34)
Deze aanpassing voorziet erin dat een student in een associate degree-opleiding, die voor een deel door een MBO-instelling wordt verzorgd, toegang heeft tot alle relevante onderwijsvoorzieningen van die instelling.
Artikel I, onderdeel AR (artikel 7.45a)
Een student, die niet eerder een associate degree-opleiding of een bacheloropleiding heeft afgerond, kan een associate degree-opleiding tegen wettelijk collegegeld volgen. Ook na het afronden van een associate degree-opleiding kan een bacheloropleiding tegen het wettelijk collegegeld worden gevolgd. Dat wordt met deze wijziging geregeld.
Wanneer een student een tweede associate degree-opleiding gaat volgen, of een associate degree-opleiding na een bacheloropleiding, dan is hij het instellingscollegegeld verschuldigd, tenzij het gaat om een associate degree-opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg. Dat volgt uit artikel 7.45, tweede lid, jo. artikel 7.46, eerste lid.
In het achtste lid is onderdeel b geschrapt omdat artikel 18.14 sinds 4 juli 2013 is vervallen.
Artikel I, onderdeel AS (artikel 7.52)
Met deze aanpassing wordt onder de gegevens van de student of extraneus die het instellingsbestuur verstrekt ook het jaar, maand en dag van het afsluitend examen van een associate degree-opleiding toegevoegd.
Artikel I, onderdeel AT (artikel 7.52c)
Met deze aanpassingen wordt de associate degree-opleiding onder het begrip «opleiding» in de zin van deze paragraaf gebracht en gelden de normen voor inschrijvingsbeperking ook voor de associate degree-opleiding. Deze normen golden evenwel ook al voor Ad-programma’s (zie ook artikel 7.8a).
Artikel I, onderdeel AU (artikel 15.6)
Deze wijziging hangt samen met het vervallen van artikel 7.10b.
Artikel I, onderdeel AV (artikel 16.14)
De aanpassing van de verwijzing naar artikel 7.10a hangt samen met de aanpassing van die bepaling (zie ook artikel 7.10a).
Artikel I, onderdeel AW
Voor een algemene toelichting op de overgangsbepalingen zij verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
Ten aanzien van het tweede lid wordt nog het volgende opgemerkt. Voor de werking van de WHW worden de inschrijvingen aan Ad-programma’s met de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel van rechtswege omgezet in een inschrijving aan een associate degree-opleiding. Voor de werking van de Wet studiefinanciering 2000 is echter een eerbiedigende werking geregeld. Dat wil zeggen dat voor studenten die aan een Ad-programma zijn of waren ingeschreven niets verandert. Om die reden is aan het slot van het tweede lid geregeld dat de inschrijving voor een Ad-programma van een student die zo’n programma volgt of heeft gevolgd voor de werking van de Wet studiefinanciering 2000 blijft worden aangemerkt als een Ad-programma. Dit is als uitzondering in het tweede lid van artikel 18.87 opgenomen om een veelvoud van overgangsbepalingen in de Wet studiefinanciering 2000 te voorkomen.
Artikel II. Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000
Artikel II, onderdeel A (artikel 1.1)
Onder 1. Om verderop in de wet kortweg te kunnen spreken over associate degree-opleiding, wordt een begripsbepaling ingevoegd. In de begripsbepaling komt tot uitdrukking dat het gaat om de associate degree-opleiding die in de WHW wordt geregeld met dit wetsvoorstel en wordt tevens geregeld dat het om geaccrediteerde associate degree-opleidingen moet gaan of associate degree-opleidingen die met positief gevolg de toets nieuwe opleiding hebben ondergaan.
Onder 2. In de WHW wordt met dit wetsvoorstel in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, de associate degree-opleiding ingevoegd, waarbij het huidige onderdeel a wordt verletterd tot onderdeel b. Die wijziging wordt ook in de begripsomschrijving van «bacheloropleiding» doorgevoerd, opdat de verwijzing gelijk blijft. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om daarnaast de volledige aanduiding van de WHW te vervangen door de afkorting voor de betere leesbaarheid; de WHW was reeds een afkorting die gebruikt wordt in de WSF 2000. Tot slot zijn de verwijzingen naar «accreditatie» en «toets nieuwe opleiding» gewijzigd omdat die verwijzingen als gevolg van eerdere wijziging van de WHW niet meer correct waren.
Onder 3. In de WHW wordt met dit wetsvoorstel in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, de associate degree-opleiding ingevoegd, waarbij het huidige onderdeel b wordt verletterd tot onderdeel c. Die wijziging wordt ook in de begripsomschrijving van «masteropleiding» doorgevoerd, opdat de verwijzing gelijk blijft. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om daarnaast de volledige aanduiding van de WHW te vervangen door de afkorting voor de betere leesbaarheid; de WHW was reeds een afkorting die gebruikt wordt in de WSF 2000. Tot slot zijn de verwijzingen naar «accreditatie» en «toets nieuwe opleiding» gewijzigd omdat die verwijzingen als gevolg van eerdere wijziging van de WHW niet meer correct waren.
Artikel II, onderdeel B (artikel 2.3)
Om het eerste lid beter leesbaar te maken is gekozen voor een redactionele vereenvoudiging.18 Voorts suggereert de huidige tweede volzin door het gebruik van «in afwijking van de eerste volzin» dat een situatie kan ontstaan waarin de deelnemer die reeds achttien is in het kwartaal waarin hij begint aan zijn opleiding bijvoorbeeld twee maanden geen aanspraak heeft op een reisvoorziening omdat hij moet wachten tot het volgende kwartaal, terwijl de deelnemer die jonger is dan 18 jaren altijd direct de eerste maand dat het onderwijs aanvangt al in aanmerking komt voor een reisvoorziening. Dit is niet zo bedoeld. Beiden komen namelijk in aanmerking voor een reisvoorziening bij aanvang van het onderwijs. Door de nieuwe formulering van het eerste lid wordt dat punt eveneens verduidelijkt.
Artikel II, onderdeel C (artikelen 2.8 en 2.9)
In de artikelen 2.8 en 2.9 is geregeld welke soorten hoger onderwijs aanspraak geven op studiefinanciering. Aan de genoemde opleidingen wordt de voltijdse associate degree-opleiding toegevoegd.
Artikel II, onderdeel D (artikel 2.12)
Bij de uitwerking van het levenlanglerenkrediet is gebleken dat in de formulering van de bepalingen over het levenlanglerenkrediet onbedoeld het postinitiële masteronderwijs is uitgesloten van het onderwijs dat met levenlanglerenkrediet kan worden gevolgd. Dit type onderwijs wordt met deze wijziging alsnog toegevoegd.
Artikel II, onderdeel E (artikel 3.16b)
In de WHW wordt met dit wetsvoorstel in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, de associate degree-opleiding ingevoegd, waarbij het huidige onderdeel a wordt verletterd tot onderdeel b. Die wijziging wordt ook in de onderwijssoorten waarmee levenlanglerenkrediet kan worden gevolgd doorgevoerd, opdat de verwijzing gelijk blijft.
Artikel 3.16b treedt in werking per studiejaar 2017–2018; de voorgestelde wijziging ziet thans dus nog op een nog niet in werking getreden artikel.
Artikel II, onderdeel F (artikel 3.16c)
In artikel 7.4b van de WHW wordt een nieuw eerste lid ingevoegd met de studielast van een associate degree-opleiding, waarbij het eerste tot en met achtste lid worden vernummerd tot tweede tot en met negende lid. Die wijziging wordt ook in artikel 3.16c doorgevoerd opdat de verwijzing gelijk blijft.
Artikel 3.16c treedt in werking per studiejaar 2017–2018; de voorgestelde wijziging ziet thans dus nog op een nog niet in werking getreden artikel.
Artikel II, onderdeel G (artikel 5.2)
In het huidige artikel 5.2, eerste lid, wordt verwezen naar artikel 7.4b, wat maakt dat dit artikellid gewijzigd moet worden. Het artikellid wordt niet alleen technisch maar ook redactioneel gewijzigd omwille van de duidelijkheid. In de toekenningsfase – de fase waarin een student studeert – wordt eenmalig vier jaar toegekend, corresponderend met de nominale duur van een hbo-bacheloropleiding of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding. Die systematiek stamt nog van voor de invoering van de bachelor-masterstructuur en is sindsdien niet aangepast. De toekenning wordt in de omzettingsfase – de fase waarin de student zijn behaalde diploma bij DUO verzilvert – gecorrigeerd (zie artikel 5.7). Dat wil zeggen dat een associate degree-diploma aanspraak geeft op omzetting van twee jaar prestatiebeurs in gift; een wo-bachelordiploma aanspraak geeft op omzetting van drie jaar prestatiebeurs in gift en een hbo-bacheloropleiding en het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding aanspraak geven op omzetting van vier jaar prestatiebeurs in gift. Een behaalde meerjarige masteropleiding geeft één, twee of drie jaar aanvullende aanspraak op omzetting van prestatiebeurs in gift.
Door artikel 5.2, eerste lid, te herformuleren wordt deze systematiek, in combinatie met artikel 5.7, duidelijker gemaakt in de wettekst. In de aanhef staat de basis: iedereen krijgt in beginsel 4 jaar toegekend. In onderdeel a wordt beschreven dat voor bepaalde hbo-masteropleidingen aanspraak bestaat op een extra jaar prestatiebeurs. In onderdeel b wordt beschreven dat meerjarige masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs aanspraak geven op een x aantal maanden extra (aantal studiepunten minus de 60 studiepunten van elke andere masteropleiding, gedeeld door 60 maal 12 = delen door 5). Met deze herformulering zijn geen materiële wijzigingen beoogd.
Het woord «eenmalig» wordt aan het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, toegevoegd om meer duidelijkheid te creëren over de aanspraken voor studenten.
Artikel II, onderdeel H (artikel 5.2b)
Onder 2. De wijziging beoogt de bedoeling van de wetgever te verduidelijken. Het in de Wet studievoorschot hoger onderwijs opgenomen nieuwe artikel 5.2b van de WSF 2000 is bedoeld als vervanging van het voormalige artikel 5.6, tiende lid, van de WSF 2000. Buiten de wijziging van de samenstelling van de aanspraak (basisbeurs is een lening geworden) was geen materiele wijziging beoogd.
Door de gewijzigde formulering van artikel 5.2b van de WSF 2000, lijkt echter onbedoeld een ander materieel verschil te zijn ontstaan; namelijk dat een student met een handicap of chronische ziekte die is overgestapt naar een andere opleiding een extra jaar prestatiebeurs zou kunnen krijgen, ongeacht het gegeven dat deze student de studie ook zonder de aanwezigheid van een handicap of chronische ziekte niet meer binnen de nominale studieduur had kunnen afronden.19 Onder het voormalige artikel 5.6 van de WSF 2000 werd in die situatie geen extra jaar prestatiebeurs toegekend. Met onderhavige wijziging wordt verduidelijkt dat op dat vlak geen wijziging was beoogd in de nieuwe formulering van artikel 5.2b van de WSF 2000 en dat er dus in die situatie nog altijd geen extra jaar wordt toegekend.
Binnen het aantal jaren prestatiebeurs hoger onderwijs valt niet het eerste jaar van de leenfase waarin nog een jaar de ov-studentenkaart als prestatiebeurs wordt verstrekt (geregeld in artikel 5.2, vierde lid).
Onder 1 en 3. Wanneer een student als gevolg van een handicap of chronische ziekte studievertraging oploopt, kan hij verlenging krijgen van de prestatiebeurs. Voor een vierjarige opleiding gaat het om een verlenging van 25% (één jaar). Voor de tweejarige associate degree-opleiding betekent een verlenging van 25% dus een verlenging van 6 maanden prestatiebeurs hoger onderwijs. Dit wordt geregeld in het nieuwe tweede lid. De verlenging is eenmalig, dus wanneer een associate degree-student later in zijn studieloopbaan wederom verlenging aanvraagt voor een hbo-bacheloropleiding, wordt die aanvraag afgewezen.
Artikel II, onderdeel I (artikel 5.2c)
In artikel 7.4b van de WHW wordt een nieuw eerste lid ingevoegd met de studielast van een associate degree-opleiding, waarbij het eerste tot en met achtste lid worden vernummerd tot tweede tot en met negende lid. Die wijziging wordt ook in artikel 5.2c doorgevoerd opdat de verwijzing gelijk blijft.
Artikel II, onderdeel J (artikel 5.7)
Onder 1. Er worden twee nieuwe leden ingevoegd over de omzetting van de prestatiebeurs voor een associate degree-opleiding. Omdat de associate degree-opleiding een zelfstandige opleiding wordt, moet die worden ingevlochten in het studiefinancieringsstelsel.
In het nieuwe eerste lid wordt geregeld dat de associate degree-student aanspraak heeft op omzetting van de prestatiebeurs hoger onderwijs in een gift die voor de associate degree-opleiding is bedoeld, dat wil zeggen: twee jaar. Dat is ook thans al het geval (huidige vierde lid), maar die omzetting gebeurt thans alleen op aanvraag. Wel wordt de volledige toegekende reisvoorziening omgezet in een gift.
In het nieuwe tweede lid wordt het zogenoemde «resterend recht» voor een associate degree-student geregeld. Studenten die in minder dan vier jaar een hbo-bachelordiploma of wo-bachelor- én wo-masterdiploma behalen, of die om andere reden minder maanden prestatiebeurs toegekend hebben gekregen, kunnen hun overgebleven maanden inzetten voor een andere opleiding. Die maanden prestatiebeurs worden dan als gift uitbetaald. Dit is thans geregeld in het tweede lid (nieuwe vierde lid). Voor de associate degree-studenten geldt dat de nominale duur twee jaar bedraagt. Krijgt de student korter dan twee jaar prestatiebeurs uitbetaald, omdat hij sneller dan nominaal studeert of omdat hij minder heeft aangevraagd, wordt het resterende deel van de prestatiebeurs die was bedoeld voor de associate degree-opleiding toegekend in de vorm van een gift.
Onder 2. In het eerste lid wordt door de nieuwe formulering afkomstig uit de Wet studievoorschot hoger onderwijs onbedoeld de suggestie gewekt dat alleen de prestatiebeurs voor de nominale duur van de desbetreffende opleiding kan worden omgezet in een gift. Dat miskent dat de reisvoorziening, verstrekt in de vorm van de prestatiebeurs, wordt toegekend voor de nominale duur plus één jaar, en dus voor langer dan de nominale duur van de desbetreffende opleiding moet kunnen worden omgezet.
Onder 3. In het vierde lid (nieuw), thans het tweede lid, is de verwijzing naar het eerste lid vervangen door een verwijzing naar het derde lid als gevolg van de vernummering. Ook is de verwijzing naar «accreditatie» gewijzigd omdat die verwijzing als gevolg van eerdere wijziging van de WHW niet meer correct was.
Onder 4. In het vijfde lid (nieuw), thans het derde lid, is de verwijzing naar het eerste lid vervangen door een verwijzing naar eerste en het derde lid als gevolg van de vernummering en het apart positioneren van de associate degree-opleiding.
Onder 5. In het zesde lid (nieuw), thans het vierde lid, is de verwijzing naar het eerste lid vervangen door een verwijzing naar het derde lid als gevolg van de vernummering. Daarmee is bepaald dat een student op aanvraag drie jaar prestatiebeurs omgezet kan krijgen in een gift wanneer hij een wo-bacheloropleiding heeft behaald. In het huidige vierde lid geldt dat ook – dat het op aanvraag gebeurt – voor een behaalde associate degree-opleiding. Dat wordt vervangen door een automatische omzetting bij behalen van het associate degree-diploma (eerste lid), als gevolg waarvan de verwijzing naar het associate degree-programma binnen de hbo-bacheloropleiding vervalt.
Artikel II, onderdeel K (artikel 5.9)
In artikel 5.9, derde lid, wordt de verwijzing naar artikel 5.7, vierde lid, vervangen door een verwijzing naar het zesde lid als gevolg van de vernummering in dat artikel.
Artikel II, onderdeel L (artikel 6.2a)
Onder 1. Het eerste lid wordt aangepast aan de gewijzigde indeling van artikel 5.2b waarnaar wordt verwezen.
Onder 2. Voor studenten die als gevolg van een handicap of chronische ziekte op grond van artikel 5.2b, tweede lid, zes maanden extra prestatiebeurs hoger onderwijs krijgen toegekend vanwege de studievertraging, wordt ook de kwijtscheldingsregeling van artikel 6.2a opengesteld met een bedrag naar rato van de duur van de verlenging van de prestatiebeurs hoger onderwijs.
Artikel II, onderdeel M (artikel 8.1)
Als gevolg van de wijzigingen in de Wet studievoorschot hoger onderwijs kan op grond van artikel 3.21 studiefinanciering met terugwerkende kracht worden toegekend. Als gevolg daarvan kan de studerende ook met terugwerkende kracht een verhoging van zijn lening aanvragen en is het bepaalde dat de studerende met zijn aanvraag afstand doet van zijn recht om het bedrag van de verlaging van de lening alsnog te lenen niet meer juist.
Artikel II, onderdeel N (artikel 12.1b)
Onder 1. In artikel 12.1b, eerste lid, zijn de verwijzingen naar «accreditatie» en «toets nieuwe opleiding» gewijzigd omdat die verwijzingen als gevolg van eerdere wijziging van de WHW niet meer correct waren.
Onder 2. Het derde lid wordt redactioneel verduidelijkt, hiermee is geen materiële wijziging beoogd.
Onder 3. Voor zover de oude aangewezen instellingen ook associate degree-opleidingen zouden aanbieden, kunnen die ook met studiefinanciering gevolgd worden. Dit wordt geregeld met de toevoeging van de associate degree-opleiding aan het vierde lid van artikel 12.1b.
Artikel II, onderdeel O (artikel 12.15)
Onder 1. Ten behoeve van de toegankelijkheid van dit artikel is de verwijzing naar een elders bepaald moment van inwerkingtreding vervangen door de betreffende datum.
Onder 2. Artikel 12.15 regelt de vouchers die zijn ingevoerd in het kader van de Wet studievoorschot hoger onderwijs. In de consultatie van de algemene maatregel van bestuur ter uitwerking van artikel 12.1520 is gebleken dat in de formulering van het wetsartikel onbedoeld het postinitiële masteronderwijs is uitgesloten van het onderwijs dat met een voucher gevolgd kan worden. Dit type onderwijs wordt met deze wijziging alsnog toegevoegd.
Artikel II, onderdeel P (artikel 12.19)
Onder 1. Ten behoeve van de toegankelijkheid van dit artikel is de verwijzing naar een elders bepaald moment van inwerkingtreding vervangen door de betreffende datum.
Onder 2 en 3. De reisvoorziening was onder de oude wetgeving wetstechnisch gezien een onderdeel van de basisbeurs blijkens het destijds geldende artikel 3.6. In de Wet studievoorschot hoger onderwijs is de reisvoorziening, behoudens voor beroepsopleidingen niveau 1 en 2, losgekoppeld van het begrip basisbeurs. In het huidige artikel 12.19 wordt echter niet expliciet verwezen naar het begrip basisbeurs, bedoeld in het oude artikel 3.6. Daarmee lijkt het of de bijverdiengrens ook niet meer geldt als de studerende uitsluitend nog het recht heeft op de reisvoorziening (het eerste jaar na de nominale duur van de opleiding). Dit laatste heeft de wetgever echter niet beoogd. Artikel 12.19 wordt daarom verbeterd. De inwerkingtreding is met terugwerkende kracht om deze onbedoelde uitleg te herstellen.
Artikel II, onderdeel Q (Paragraaf 12.3, artikelen 12.22 tot en met 12.25)
Artikel 12.22
In verband met de uitvoerbaarheid wordt in artikel 12.22 geregeld dat de aanvraag voor toekenning van 6 maanden extra prestatiebeurs hoger onderwijs pas kan worden gedaan vanaf 2019. Vanaf dat moment kan het systeem de aanvragen verwerken en kan een toekenning worden gedaan. Dat heeft geen gevolgen voor de aanspraken, omdat studenten die in studiejaar 2018–2019 beginnen er wel van uit kunnen gaan dat zij de toekenning krijgen als zij aan de voorwaarden voldoen, hoewel hun aanvraag en formele beschikking dus nog even op zich moet laten wachten. Zo nodig kan de aanvraag met terugwerkende kracht worden toegekend wanneer die gaat over een periode in het verleden aangezien aanspraak – en dus de verplichting tot de toekenning – wel in werking treedt gelijktijdig met de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel.
Artikel 12.23
In de voorgestelde wijzigingen van artikel 5.7 wordt de associate degree-opleiding apart gepositioneerd, waardoor het associate degree-programma dat thans nog binnen de hbo-bacheloropleiding wordt aangeboden uit het artikel vervalt. Voor studenten die nog aanspraak kunnen maken op omzetting van prestatiebeurs in een gift bij diplomering is in dit artikel geborgd dat hun associate degree-programma op de oude manier wordt gewaardeerd. In artikel 18.87, tweede lid, van de WHW is geregeld dat voor studenten die een associate degree-programma volgen of hebben gevolgd die op enig moment als gevolg artikel 18.87 van de Wet invoering associate degree-opleiding van rechtswege een associate degree-opleiding is geworden, geen omzetting van inschrijving plaatsvindt.
Artikel 12.24
Zodra het uitvoeringstechnisch mogelijk is om voor de associate degree-gediplomeerden ambtshalve dat deel van de prestatiebeurs dat bedoeld is voor de associate degree-opleiding om te zetten in een gift zodra studenten dat diploma hebben behaald, wordt met een koninklijk besluit de datum ingevuld in dit artikel. Tot die tijd kan de prestatiebeurs voor associate degree-gediplomeerden alleen op aanvraag worden omgezet in gift. Dat is conform de huidige systematiek en dit kan niet op korte termijn worden gewijzigd.
Artikel 12.25
Zodra het uitvoeringstechnisch mogelijk is om voor de associate degree-gediplomeerden te differentiëren in het kwijtscheldingsbedrag dat in artikel 6.2a is geregeld voor studenten die studievertraging hebben opgelopen als gevolg van een handicap of chronische ziekte, wordt aan associate degree-gediplomeerden een bedrag kwijtgescholden van € 600. Tot die tijd wordt de kwijtschelding opgeschort. Dat wil zeggen: studenten die aan de voorwaarden voldoen hebben aanspraak op die kwijtschelding, maar het wordt pas uitgevoerd zodra dat uitvoeringstechnisch mogelijk is. De extra rente die het gevolg is van die latere kwijtschelding wordt eveneens kwijtgescholden waarmee de kwijtschelding per saldo dezelfde waarde behoudt.
ARTIKEL III. Wijziging van de Wet studiefinanciering BES
Artikel III, onderdeel A (artikel 1.1)
Onder 1. Om verderop in de WSF BES kortweg te kunnen spreken over associate degree-opleiding, wordt een begripsbepaling ingevoegd. In de begripsbepaling komt tot uitdrukking dat het gaat om de associate degree-opleiding die in de WHW wordt geregeld met dit wetsvoorstel en wordt tevens geregeld dat het om geaccrediteerde associate degree-opleidingen moet gaan of associate degree-opleidingen die met positief gevolg de toets nieuwe opleiding hebben ondergaan.
Onder 2. In de WHW wordt met dit wetsvoorstel in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, de associate degree-opleiding ingevoegd, waarbij het huidige onderdeel a wordt verletterd tot onderdeel b. Die wijziging wordt ook in de begripsomschrijving van «bacheloropleiding» doorgevoerd, opdat de verwijzing gelijk blijft. Daarnaast zijn de verwijzingen naar «accreditatie» en «toets nieuwe opleiding» gewijzigd omdat die verwijzingen als gevolg van eerdere wijziging van de WHW niet meer correct waren.
Onder 3. In de WHW wordt met dit wetsvoorstel in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, de associate degree-opleiding ingevoegd, waarbij het huidige onderdeel b wordt verletterd tot onderdeel c. Die wijziging wordt ook in de begripsomschrijving van «masteropleiding» doorgevoerd, opdat de verwijzing gelijk blijft. Daarnaast zijn de verwijzingen naar «accreditatie» en «toets nieuwe opleiding» gewijzigd omdat die verwijzingen als gevolg van eerdere wijziging van de WHW niet meer correct waren.
Artikel III, onderdeel B (artikel 2.9)
Aan artikel 2.9 van de WSF BES wordt de associate degree-opleiding toegevoegd als opleiding die aanspraak geeft op studiefinanciering BES.
Artikel III, onderdeel C (artikel 3.2)
Onder 1. Er worden twee nieuwe leden ingevoegd over de omzetting van de prestatiebeurs voor een associate degree-opleiding. Omdat de associate degree-opleiding een zelfstandige opleiding wordt, moet die worden ingevlochten in het studiefinancieringsstelsel.
In het nieuwe eerste lid wordt geregeld dat de associate degree-student aanspraak heeft op omzetting van de prestatiebeurs hoger onderwijs in een gift die voor de associate degree-opleiding is bedoeld, dat wil zeggen: twee jaar. Dat is ook thans al het geval (huidige vierde lid), maar die omzetting gebeurt thans alleen op aanvraag.
In het nieuwe tweede lid wordt het zogenoemde «resterend recht» voor een associate degree-student geregeld. Studenten die in minder dan vier jaar een hbo-bachelordiploma of wo-bachelor- én wo-masterdiploma behalen, of die om andere reden minder maanden prestatiebeurs toegekend hebben gekregen, kunnen hun overgebleven maanden inzetten voor een andere opleiding. Die maanden prestatiebeurs worden dan als gift uitbetaald. Dit is thans geregeld in het tweede lid (nieuwe vierde lid). Voor de associate degree-studenten geldt dat de nominale duur twee jaar bedraagt. Krijgt de student korter dan twee jaar prestatiebeurs uitbetaald, omdat hij sneller dan nominaal studeert of omdat hij minder heeft aangevraagd, wordt het resterende deel van de prestatiebeurs die was bedoeld voor de associate degree-opleiding toegekend in de vorm van een gift.
Onder 2. In het vierde lid (nieuw), thans het tweede lid, is de verwijzing naar opleiding in het hoger onderwijs te onbepaald (daar valt immers ook de associate degree-opleiding onder met ingang van dit wetsvoorstel). Dat wordt om die reden vervangen door een verwijzing naar het nieuwe derde lid.
Onder 3. In het vijfde lid (nieuw), thans het derde lid, is de verwijzing naar het eerste en tweede lid vervangen door een verwijzing naar eerste tot en met vierde lid als gevolg van de vernummering en het apart positioneren van de associate degree-opleiding.
Onder 4. In het zesde lid (nieuw), thans het vierde lid, is bepaald dat een student op aanvraag drie jaar prestatiebeurs omgezet kan krijgen in een gift wanneer hij een wo-bacheloropleiding heeft behaald. In het huidige vierde lid geldt dat ook – dat het op aanvraag gebeurt – voor een behaalde associate degree-opleiding. Dat wordt vervangen door een automatische omzetting bij behalen van het associate degree-diploma (eerste lid), als gevolg waarvan de verwijzing naar het associate degree-programma binnen de hbo-bacheloropleiding vervalt.
Onder 5. In het zevende lid (nieuw), thans het vijfde lid, wordt de verwijzing naar het eerste lid vervangen door een verwijzing naar het eerste en derde lid, waarmee geregeld is dat zowel in het geval van diplomering bij een associate degree-opleiding als bij het diplomeren bij een wo-masteropleiding en een hbo-bacheloropleiding de omzetting plaatsvindt per 1 januari van het jaar daaropvolgend.
Artikel III, onderdeel D (artikel 3.4)
In artikel 3.4, tweede lid, wordt de verwijzing naar artikel 3.2, vierde lid, vervangen door een verwijzing naar het zesde lid als gevolg van de vernummering in dat artikel.
Artikel III, onderdelen E en F (paragrafen 9.1 en 9.2, artikel 9.4)
Zodra het uitvoeringstechnisch mogelijk is om voor de associate degree-gediplomeerden ambtshalve dat deel van de prestatiebeurs dat bedoeld is voor de associate degree-opleiding om te zetten in een gift zodra studenten dat diploma hebben behaald, wordt met een koninklijk besluit de datum ingevuld in dit artikel. Tot die tijd kan de prestatiebeurs voor associate degree-gediplomeerden alleen op aanvraag worden omgezet in gift. Dat is conform de huidige systematiek en dit kan niet op korte termijn worden gewijzigd.
Artikel 9.4 wordt in een aparte paragraaf opgenomen om opeenvolgende overgangsbepalingen per wijzigingswet te sorteren. Om die reden wordt in onderdeel E een paragraafaanduiding ingevoegd voor artikel 9.1.
Artikel IV. Wijziging van de Wet educatie en beroepsopleiding
De associate degree wordt als opleiding omschreven in artikel 1.1, onderdeel m, van de wet. De aanpassing in artikel 8.1.1 van de Wet educatie en beroepsopleiding hangt daarmee samen. Inhoudelijk wordt deze bepaling niet gewijzigd. Een student in een associate degree-opleiding, die gedeeltelijk op een mbo-instelling wordt uitgevoerd, hoeft, net zo min als een student in een Ad-programma dat hoefde, niet door een mbo-instelling als deelnemer te worden ingeschreven om gebruik te kunnen maken van de onderwijsvoorzieningen van die instelling. Ook voor hem volstaat inschrijving bij de hbo-instelling.
Artikel V. Wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht
De aanpassing in artikel 24l, onderdeel g, van de Wet op het onderwijstoezicht hangt samen met het vervallen van artikel 7.10b in de wet. De verwijzing naar die bepaling in de omschrijving van het begrip afsluitend examen kan daarmee worden geschrapt.
Artikel VI. Samenloopbepalingen
Op het moment van indienen van dit wetsvoorstel zijn in de Eerste en Tweede Kamer nog drie wetsvoorstellen aanhangig die deels dezelfde bepalingen wijzigen als het voorliggende wetsvoorstel. Om te voorkomen dat dit leidt tot onuitvoerbare wetgevingsopdrachten of tot onbedoelde wetswijzigingen is een aantal samenloopbepalingen opgesteld. De aanhangige wetsvoorstellen zijn:
1. het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef door rpho’s (bescherming namen en graden hoger onderwijs)(Kamerstukken II 2016/17, 34 412);
2. het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht en om de overgangsbepalingen voor onderwijshuisvesting in Caribisch Nederland te verlengen en aanpassing van de Wet studiefinanciering BES om die in overeenstemming te brengen met de uitvoeringspraktijk (Kamerstukken II 2016/17, 34 607);
3. het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) (Kamerstukken II 2015/16, 34 355).
De samenloopbepalingen hebben betrekking zowel op de situatie dat een of meer van de genoemde wetsvoorstellen eerder in werking treden dan het voorliggende wetsvoorstel als op het omgekeerde.
Artikel VII. Inwerkingtreding
De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2018. De wijziging van artikel 12.19 van de WSF 2000 betreft een reparatie die met terugwerkende kracht tot 1 september 2015 in werking zal treden (zie ook de toelichting bij dat artikel).
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker