Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een versoepeling in de winstsfeer aan te brengen ten opzichte van het bij koninklijke boodschap van 20 september 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (Kamerstukken 34 555);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 september 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (Kamerstukken 34 555) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
ARTIKEL III wordt als volgt gewijzigd:
1. In het in onderdeel R opgenomen artikel 38o, tweede lid, wordt «aan het eind van het boekjaar van het lichaam, bedoeld in artikel 38n, eerste lid, voorafgaand aan het moment van afkoop vermeerderd met de actuariële oprenting ervan vanaf het einde van dat boekjaar tot het moment van afkoop en verminderd met de uitkeringen die na afloop van dat boekjaar ten laste van deze aanspraak zijn gedaan en waardeverminderingen ervan als gevolg van het gedeeltelijk prijsgeven van de afgekochte aanspraak ingevolge artikel 19b, achtste lid, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016» vervangen door: op het moment van prijsgeven, bedoeld in artikel 38n, tweede lid.
2. In het in onderdeel R opgenomen artikel 38q wordt «opgebouwd in 2016» vervangen door «opgebouwd in 2016 of 2017» en wordt «in 2016 meer dan 125% hoger was dan de opbouw in 2015» vervangen door: in 2016 en 2017 gezamenlijk meer dan 150% hoger was dan de opbouw in 2015.
B
In ARTIKEL IIIA wordt «31 december 2016» vervangen door «het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet» en wordt «met ingang van 1 januari 2017 in werking getreden» vervangen door: in deze wet opgenomen.
C
In ARTIKEL VI, onderdeel C, onder 2, wordt «2016» vervangen door: 2019.
D
Aan het in ARTIKEL VII, onderdeel F, opgenomen artikel 34e wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van het derde lid worden kosten en lasten die samenhangen met een aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 38n, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en die als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen:
a. op het tijdstip waarop ter zake van die aanspraak artikel 38n, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 is toegepast bij de bepaling van de winst in aanmerking genomen;
b. na het tijdstip waarop ter zake van die aanspraak artikel 38n, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 is toegepast in gelijke jaarlijkse delen bij de bepaling van de winst in aanmerking genomen, waarbij het aantal jaarlijkse delen wordt gesteld op het aantal gehele jaren dat de werknemer of gewezen werknemer op dat tijdstip was verwijderd van de leeftijd van 87 jaar.
De eerste volzin is uitsluitend van toepassing indien in een aangifte die uiterlijk op 20 september 2016 is gedaan reeds een transitorische actiefpost is opgenomen ter zake van de kosten en lasten die op dat moment als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen.
E
ARTIKEL VIII wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden: In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt artikel 34e met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Het vierde lid, eerste volzin, komt te luiden: In afwijking van het derde lid, zoals dat luidde op 31 december 2019, worden kosten en lasten die samenhangen met een aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 en die als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen na het tijdstip waarop ter zake van die aanspraak artikel 38n, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 2019, is toegepast in gelijke jaarlijkse delen bij de bepaling van de winst in aanmerking genomen, waarbij het aantal jaarlijkse delen wordt gesteld op het aantal gehele jaren dat de werknemer of gewezen werknemer op dat tijdstip was verwijderd van de leeftijd van 87 jaar.
F
In ARTIKEL XIX wordt «1 januari 2017» vervangen door: de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdelen A, B, C, onder 1, eerste volzin, en onder 2, E, G tot en met M, O en Q, artikel III, onderdelen A tot en met F, M tot en met O en Q, artikel VII, onderdeel C, artikel IX, artikel X, onderdelen A en C, en de artikelen XII tot en met XVII terugwerken tot en met 1 januari 2017.
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 september 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (Kamerstukken 34 555) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, treedt deze wet op hetzelfde tijdstip in werking.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,