Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg op een aantal punten te wijzigen teneinde de physician assistant op te nemen in artikel 3, zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen toe te kennen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en tevens een tijdelijk register mogelijk te maken voor experimenteerberoepen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, vierde lid, wordt de zinsnede «een overeenkomstig artikel 3, eerste lid, ingesteld register» vervangen door: een overeenkomstig artikel 3, eerste lid, of artikel 36b, eerste lid, ingesteld register.
B
In artikel 3, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende: physician assistant.
C
Na artikel 33 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
Om in het betreffende register als physician assistant te kunnen worden ingeschreven, wordt vereist het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet aan de daartoe bij algemene maatregel van bestuur gestelde opleidingseisen.
Tot het gebied van deskundigheid van de physician assistant wordt gerekend het verrichten van bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven handelingen op het deelgebied van de geneeskunst waarbinnen de physician assistant is opgeleid, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de maatregel te stellen. Deze handelingen omvatten het onderzoeken, behandelen en begeleiden van patiënten met veel voorkomende aandoeningen binnen dat deelgebied van de geneeskunst.
D
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vijfde lid:
a. worden na onderdeel c, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. de physician assistants,
e. bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen,.
b. wordt de zinsnede «doch de onder b en c genoemde personen» vervangen door: doch de onder b, c en d genoemde personen.
2. Het vierde lid, onderdeel b, en het zesde lid, onderdeel b, worden vervangen door:
b. de verloskundigen,
c. de physician assistants,
d. bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen,
doch de onder b en c genoemde personen uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.
3. In het veertiende lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
e. bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen,
f. de physician assistants, doch deze uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.
E
In artikel 36a, zesde lid, vervalt de zinsnede «voor wat betreft het verrichten van de in het eerste lid bedoelde aangewezen handelingen, met dien verstande dat op deze beroepsbeoefenaren slechts de maatregelen bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van toepassing zijn».
F
Na artikel 36a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat door Onze Minister een tijdelijk register wordt ingesteld en beheerd waarin beroepsbeoefenaren van een in de maatregel, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, omschreven categorie voor de duur van het in die maatregel bedoelde experiment, op hun aanvraag worden ingeschreven.
2. Met betrekking tot de registers, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 3, eerste en vierde lid, 4, eerste, tweede en vierde lid, 6, onderdeel a, en 8 niet van toepassing.
3. Indien voor het betreffende beroep op grond van het eerste lid een tijdelijk register is ingesteld, gaat dat tijdelijk register op het tijdstip dat de wet, bedoeld in artikel 36a, achtste lid, onder a, in werking treedt, over in het in die wet voor dat beroep op grond van artikel 3 ingestelde register. Het tweede lid is vanaf dat tijdstip niet langer van toepassing ten aanzien van dat register.
4. In afwijking van artikel 8, eerste lid, geldt voor de beroepsbeoefenaar die is ingeschreven in een tijdelijk register, dat op grond van het derde lid is overgegaan in een register als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dat de inschrijving een half jaar na de inwerkingtreding van de wet, bedoeld in artikel 36a, achtste lid, onder a, wordt doorgehaald.
5. In afwijking van het vierde lid, geldt voor degene die op de datum, bedoeld in het vierde lid, korter dan vijf jaar ingeschreven is, als datum, bedoeld in artikel 8, eerste lid, de datum van vijf jaar na die van de eerste inschrijving in het register, bedoeld in het eerste lid.
6. Na het eindigen van het experiment, blijft de beroepsbeoefenaar die was ingeschreven in het tijdelijk register ter zake van enig in artikel 47, eerste lid, bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat hij ingeschreven stond, aan de tuchtrechtspraak onderworpen.
7. Indien toepassing gegeven wordt aan het zesde lid, geeft het tuchtcollege een oordeel over de gegrondheid van de klacht, met dien verstande dat geen maatregelen bedoeld in artikel 48, eerste lid, opgelegd kunnen worden.
8. Indien de termijn, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, vervalt, anders dan door toepassing van artikel 36a, achtste lid, onder a, bestaat gedurende een half jaar na het verstrijken van die termijn de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift, bedoeld in artikel 65, eerste lid. Van de datum waarop deze bevoegdheid aanvangt, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
9. Na het eindigen van het experiment, kunnen leden-beroepsgenoten en plaatsvervangende leden-beroepsgenoten van de tuchtcolleges, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid en 56, eerste lid, bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd worden, voor zover dit noodzakelijk is voor de behandeling van zaken over klachten die tot een half jaar na het eindigen van het experiment zijn ingediend. Deze leden en plaatsvervangende leden worden benoemd uit personen die ten tijde van het experiment waren ingeschreven in het tijdelijk register.
10. Indien de termijn, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, vervalt, anders dan door toepassing van artikel 36a, achtste lid, onder a, blijven de aantekeningen die op grond van artikel 9 in het tijdelijk register zijn geplaatst gedurende vijf jaar raadpleegbaar.
G
In artikel 47, tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende: physician assistant.
H
In de artikelen 55, eerste lid, 56, eerste lid, en 57, tweede lid, wordt telkens na «in artikel 47, tweede lid,» een zinsnede ingevoegd, luidende: of in artikel 36a, eerste lid,.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,