Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg te wijzigen zodat het tuchtrecht toekomstbestendig wordt en zodat het functioneren van de wet in het algemeen verbeterd wordt;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
nummer, bedoeld in artikel 3, tweede lid;
een specialistenregister ten aanzien waarvan op grond van artikel 14, eerste lid, de specialistentitel is erkend, dan wel een specialistenregister dat op grond van artikel 16 in het leven is geroepen;
gebied van de individuele gezondheidszorg in het kader waarvan handelingen worden verricht, die:
a. ertoe strekken een persoon van een ziekte te genezen;
b. een persoon voor het ontstaan van een ziekte te behoeden;
c. ertoe strekken de gezondheidstoestand van een persoon te beoordelen;
d. ertoe strekken verloskundige bijstand bij een persoon te verlenen;
e. gericht zijn op het afnemen van bloed bij een persoon dan wel het wegnemen van weefsel, voor andere doeleinden dan die bedoeld onder a tot en met d;
f. gericht zijn op het wegnemen van weefsel bij een overledene en het verrichten van sectie;
g. gericht zijn op het aanbrengen, modificeren, herstructureren en wegnemen van weefsel bij een persoon, voor andere doeleinden dan die bedoeld onder a tot en met d;
zorg die rechtstreeks betrekking heeft op een persoon en ertoe strekt diens gezondheid te bevorderen of te bewaken, het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen, waaronder geneeskunst;
de inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
een op grond van artikel 3, eerste lid, ingesteld register;
degene die op grond van artikel 66, eerste lid, tot het verrichten van een vooronderzoek is aangewezen dan wel dit onderzoek als aangewezene heeft verricht.
B
Artikel 2 vervalt.
C
Artikel 3, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kunnen gegevens worden aangewezen die ten behoeve van het identificeren van beroepsbeoefenaren bij de inschrijving worden vermeld.
2. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot het vierde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De naam, de voorletters, het geslacht, het BIG-nummer en het betreffende beroep en specialisme van een ingeschrevene zijn openbaar. Bij ministeriële regeling kunnen andere gegevens worden aangewezen die openbaar zijn om een beroepsbeoefenaar in het register te kunnen vinden.
3. Na het zesde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De regionale tuchtcolleges en het centraal tuchtcollege hebben voor de uitoefening van hun taak als bedoeld in hoofdstuk VII, toegang tot de informatie in de registers. Bij ministeriële regeling kunnen daarover nadere regels worden gesteld.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 48, eerste lid, onder d, is aan degene die in een register ingeschreven staat het recht voorbehouden de in artikel 3, eerste lid, aan de hoedanigheid waarin zij ingeschreven wordt, gegeven benaming als titel te voeren.
2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid, vervalt het derde lid (oud).
E
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
F
Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding »1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van besluiten, bedoeld in artikel 10, die strekken tot het plaatsen van een aantekening als bedoeld in artikel 9, tweede lid.
G
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «bedoelde verklaring of» ingevoegd: de datum waarop de ingeschrevene een diploma heeft behaald op grond waarvan de ingeschrevene.
2. In het zesde lid wordt «een getuigschrift of verklaring» vervangen door: een getuigschrift, een verklaring of een diploma.
H
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten, bedoeld in artikel 78a;
2. In het eerste lid, onderdeel b, en onderdeel c, vervalt telkens: aan de ingeschrevene.
3. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de schorsing van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 48, eerste lid, onder d;
4. In het eerste lid, onderdeel e, vervalt: een ingeschrevene.
5. In het eerste lid, onderdeel f, vervalt: in het register ingeschreven staande.
6. In het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma in onderdeel j, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
k. de bevoegdheid van een krachtens artikel 5 aangewezen beroepsbeoefenaar om de krachtens artikel 36, veertiende lid, aangewezen UR-geneesmiddelen voor te schrijven, onder vermelding van de categorie van beroepsbeoefenaren waartoe de betrokken beroepsbeoefenaar behoort;
l. de beslissing als bedoeld in artikel 48a, tweede lid, tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke maatregel.
7. In het tweede lid wordt «ingeschrevene» vervangen door: beroepsbeoefenaar.
8. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vijfde tot en met zevende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. In het register wordt een aantekening geplaatst van een op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg gegeven bevel of aanwijzing, indien dat bevel of die aanwijzing inhoudt dat aan de betrokkene beperkingen zijn opgelegd in de uitoefening van het beroep waarvoor hij in een register staat ingeschreven.
4. In het register worden aantekeningen geplaatst van rechterlijke uitspraken inhoudende:
a. de ontzetting van of beperking op het recht van de betrokkene het beroep waarvoor hij in een register staat ingeschreven uit te oefenen;
b. een op grond van artikel 14c, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht gestelde bijzondere voorwaarde, indien daaruit een inperking voortvloeit van de bevoegdheid het beroep waarvoor hij in het register staat ingeschreven uit te oefenen.
9. In de aanhef van het vijfde lid (nieuw) wordt «eerste of tweede lid» vervangen door: eerste tot en met vierde lid.
10. Het vijfde lid, onderdelen b en c (nieuw) komen te luiden:
b. de datum waarop de last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten, de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, de ontzegging, de doorhaling, de ontzegging van het recht op wederinschrijving, de in het derde lid genoemde bevel of aanwijzing of de rechterlijke uitspraken als bedoeld in het vierde lid, zijn ingegaan alsmede, ingeval de voorwaarden, de in het tweede lid bedoelde maatregel of de rechterlijke uitspraken tot een proeftijd zijn beperkt, de duur daarvan; dan wel
c. de datum waarop de last tot onmiddellijke beëindiging van de beroepsactiviteiten of de schorsing is geëindigd of vanaf welke de in eerste lid bedoelde voorwaarden of de in het tweede en derde lid bedoelde maatregelen niet langer gelden.
11. In het zevende lid (nieuw) wordt «eerste lid onderdeel a tot en met j, en de in het tweede lid» vervangen door: eerste, tweede en derde lid.
I
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «ingeschrevene» vervangen door: beroepsbeoefenaar.
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de maatregelen bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdelen b en c, welke op grond van artikel 36a, zesde lid, zijn opgelegd;
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «inschrijving» vervangen door «wederinschrijving», wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel a» en wordt «van de doorhaling» vervangen door: van een eerdere doorhaling.
4. In het eerste lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel c door een punt, onderdeel d.
5. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:
Bij de openbare kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en c, wordt eveneens het BIG-nummer vermeld.
J
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan een ieder die zulks verlangt, wordt medegedeeld:
a. of een persoon in een register ingeschreven staat alsmede de ten aanzien van die persoon opgenomen gegevens die bij ministeriële regeling op grond van artikel 3, derde lid, zijn aangewezen;
b. hetgeen ten aanzien van een beroepsbeoefenaar op grond van artikel 9 in het register is aangetekend en vermeld, met dien verstande dat van de aan een beroepsbeoefenaar opgelegde voorwaarden uitsluitend mededeling wordt gedaan in de bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid.
K
Artikel 15, zesde lid, komt te luiden:
6. Doorhaling van een inschrijving in het register of schorsing van de bevoegdheid de aan de inschrijving verbonden rechten uit te oefenen, heeft tot gevolg dat de inschrijving van de betrokkene als specialist is vervallen, onderscheidenlijk dienovereenkomstig is geschorst. Van elke doorhaling of schorsing wordt mededeling gedaan aan de betrokken organisatie.
L
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het is anderen dan de op grond van dit hoofdstuk aangewezen personen in de bij of krachtens dit hoofdstuk aangewezen gevallen, verboden om buiten noodzaak beroepsmatig de handelingen, genoemd in artikel 36, te verrichten ten aanzien van personen, tenzij:
a. zulks geschiedt ingevolge een opdracht van een persoon die zijn bevoegdheid ontleent aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 36, 36a, eerste lid, of 37, eerste lid;
b. hij redelijkerwijs mag aannemen dat hij beschikt over de bekwaamheid die vereist is voor het behoorlijk uitvoeren van de opdracht; en
c. hij, voor zover de opdrachtgever aanwijzingen heeft gegeven, handelt overeenkomstig die aanwijzingen.
2. In het tweede lid vervalt: het bepaalde in.
M
Na artikel 35 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De op grond van artikel 36 bevoegde personen zijn tot het verrichten van de handelingen, genoemd in artikel 36, uitsluitend bevoegd voor zover zij redelijkerwijs mogen aannemen dat zij beschikken over de bekwaamheid die vereist is voor het behoorlijk verrichten van die handelingen.
2. Indien de bevoegde personen niet voldoen aan het vereiste van bekwaamheid als bedoeld in het eerste lid, worden zij voor de toepassing van de artikelen 35, eerste lid, onder a, 38 en 39, aangemerkt als personen die hun bevoegdheid ontlenen aan het bij artikel 36 bepaalde.
N
Artikel 36, vijftiende lid, vervalt onder vernummering van het zestiende lid tot het vijftiende lid. ;
O
In artikel 36a, tweede lid, wordt «artikel 36, vijftiende lid,» vervangen door: artikel 35a.
P
In artikel 37, tweede lid, vervalt de zinsnede: met betrekking tot bij de maatregel omschreven handelingen, vallende onder artikel 36, wijziging worden gebracht ter zake van de in artikel 36 vervatte toekenning van bevoegdheid, alsook.
Q
Na artikel 37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
R
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «een door Onze Minister aangewezen getuigschrift heeft verkregen» een zinsnede ingevoegd, luidende: dat als zodanig door Onze Minister is erkend en.
2. In het tweede lid, wordt «een lid-Staat der Europese Economische Gemeenschap» vervangen door «een lidstaat van de Europese Unie» en «lid-Staten van die gemeenschap» vervangen door: lidstaten van die Unie.
3. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het in rekening brengen van een tarief voor de aanvraag van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder b.
S
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «artikel 7, onderdeel e» een komma geplaatst.
2. In het vierde lid wordt «de naam en de woonplaats» vervangen door: de naam, de woonplaats en het BIG-nummer.
T
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «lid-Staat der Europese Economische Gemeenschap» vervangen door «lidstaat van de Europese Unie» en wordt «lid-Staten van die gemeenschap» vervangen door: lidstaten van die Unie.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «een der lid-Staten» vervangen door: een van de lidstaten.
3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «lid-Staat» vervangen door: lidstaat.
4. In het tweede lid, onderdeel c, sub 1°, wordt «lid-Staat» vervangen door: lidstaat.
U
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «lid-Staat der Europese Economische Gemeenschap» vervangen door «lidstaat van de Europese Unie», wordt «een der lid-Staten van die gemeenschap» vervangen door «een van de lidstaten van die Unie» wordt «een der lid-Staten» vervangen door «een van de lidstaten» en «lid-Staat» telkens vervangen door: lidstaat.
2. In het tweede lid wordt «lid-Staat der Europese Economische Gemeenschap» vervangen door «lidstaat van de Europese Unie» en wordt «een der lid-Staten» vervangen door: een van de lidstaten.
V
In artikel 45, derde lid, wordt «vijfde en zevende lid» vervangen door: vijfde, zevende en achtste lid.
W
In artikel 46 wordt «der Europese Economische Gemeenschap» vervangen door: van de Europese Unie.
X
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef van onderdeel a, «hij» vervangen door: die beroepsbeoefenaar.
2. Het eerste lid, onderdeel b komt te luiden:
b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.
3. In het vierde lid wordt «schorsing of doorhaling» vervangen door: doorhaling.
Y
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. schorsing van de bevoegdheid de aan de inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor ten hoogste één jaar;
2. In het eerste lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. binding aan bijzondere voorwaarden om het beroep uit te oefenen waarvoor de beroepsbeoefenaar in het register is ingeschreven.
3. Onder vernummering van het tweede tot en met negende lid tot het derde tot en met tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het register kan het berechtende college aan de beroepsbeoefenaar, indien gedragingen van de beroepsbeoefenaar een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid van personen, beperkingen opleggen met betrekking tot het beroepsmatig handelen op het gebied van de individuele gezondheidszorg.
4. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. De volgende maatregelen kunnen gezamenlijk worden opgelegd en gelden voor de toepassing van de aanhef van het eerste lid en van artikel 69, derde lid, als één maatregel:
a. de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder c en d;
b. de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder d en e;
c. de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder e en g.
5. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:
6. De maatregel genoemd in het eerste lid onder f wordt vanwege Onze Minister ten uitvoer gelegd.
6. In het zevende lid (nieuw) wordt «Schorsing van de inschrijving in het register kan voorwaardelijk worden opgelegd en wordt» vervangen door: De maatregelen, genoemd in het eerste lid, onder d en f, kunnen voorwaardelijk worden opgelegd en worden.
7. In het achtste lid (nieuw) wordt de zinsnede «onder e, of in het derde lid» vervangen door «onder e, g, tweede of in het vierde lid» en wordt «zesde lid» vervangen door: zevende lid.
8. Het negende lid (nieuw) komt te luiden:
9. Bij een beslissing tot het opleggen van de maatregel van doorhaling van de inschrijving kan het college tevens, indien het belang van de bescherming van de individuele gezondheidszorg zulks vordert, bij wijze van voorlopige voorziening een maatregel als bedoeld in het eerste lid, onder d of e, opleggen. Deze maatregelen kunnen bij wijze van de voorlopige voorziening gezamenlijk worden opgelegd. De voorlopige voorziening wordt terstond van kracht en wordt vanwege Onze Minister onverwijld ten uitvoer gelegd. De voorlopige voorziening blijft van kracht totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd.
9. In het tiende lid (nieuw) wordt «Een tot schorsing strekkende maatregel» vervangen door «Een tot het eerste lid, onder d, strekkende maatregel» en «aantekening van de schorsing» vervangen door: aantekening van de maatregel.
Z
Na artikel 48 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De inspecteur ziet toe of een beroepsbeoefenaar de op grond van artikel 48, zevende lid, aan de maatregel verbonden voorwaarden naleeft.
2. Het regionale tuchtcollege beslist op verzoek van de inspecteur strekkende tot de tenuitvoerlegging van de maatregel, indien de beroepsbeoefenaar aan wie de voorwaardelijke maatregel is opgelegd, de aan de maatregel verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd.
3. De inspecteur is in zijn verzoek niet ontvankelijk wanneer het verzoek later wordt ingediend dan drie maanden na het verstrijken van de proeftijd.
4. De artikelen 54, 55, tweede lid, 61, 63, 63a, 65, zesde lid, 65d, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 65e, 67, 67b, 70 en 71 zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen een beslissing als bedoeld in het tweede lid kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van die beslissing bij het centrale tuchtcollege beroep worden ingesteld door:
a. de inspecteur, voor zover het verzoek is afgewezen, of voor zover hij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. de beroepsbeoefenaar, voor zover het verzoek is toegewezen.
6. Op de procedure in beroep zijn de artikelen 56, tweede lid, 61, 63, 63a, 65d, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 65e, 67, 67b, 70 en 71 van overeenkomstige toepassing.
7. Bij de toepassing van de in het vierde en zesde van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen, dient waar in die artikelen onderscheidenlijk wordt gesproken over «klager, beklaagde of klacht» te worden gelezen inspecteur, beroepsbeoefenaar en verzoek. Bij de toepassing van artikel 65d, eerste lid, dient waar gesproken wordt van «zijn klacht», gelezen te worden: het beroep.
AA
In artikel 49, achtste lid, vervalt: (Stb. 1969, 83).
BB
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In gevallen waarin een der in artikel 48, eerste lid, onder e, f en g, tweede en vierde lid, omschreven maatregelen is opgelegd, kan, zo bijzondere omstandigheden zulks wettigen, bij koninklijk besluit worden bepaald dat de betrokkene in de hem ontzegde bevoegdheid wordt hersteld dan wel dat de aan de betrokkene opgelegde beperkingen worden opgeheven, dat hij, tenzij een buiten de opgelegde maatregel staande weigeringsgrond aanwezig blijkt, wederom in het register zal kunnen worden ingeschreven onderscheidenlijk dat de voorwaarden die de betrokkene bij die maatregel werden gesteld, komen te vervallen.
2. In het derde lid wordt «Onze Ministers» vervangen door «Onze Minister» en wordt «van het tuchtcollege» vervangen door: bij het tuchtcollege.
CC
In artikel 52 wordt «artikel 48, eerste of derde lid» vervangen door: artikel 48, eerste, tweede of vierde lid.
DD
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 47, tweede lid,» ingevoegd: of krachtens artikel 36a.
2. In het tweede lid wordt «degene over wie is geklaagd,» telkens vervangen door: de beklaagde.
3. In het derde lid wordt «op voordracht van Onze Ministers voor het leven benoemd» vervangen door: op voordracht van Onze Minister voor de tijd van zes jaar benoemd en zijn herbenoembaar.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. De overige leden en plaatsvervangende leden worden bij besluit van Onze Minister voor de tijd van zes jaar benoemd en zijn herbenoembaar. Op hun verzoek wordt hun door Onze Minister tussentijds ontslag verleend. Hun wordt in ieder geval ontslag verleend met het bereiken van de zeventigjarige leeftijd. Artikel 5, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is ten aanzien van de in de eerste volzin bedoelde personen, voor zover zij rechtsgeleerden zijn, van overeenkomstige toepassing. De leden-beroepsgenoten en de plaatsvervangende leden-beroepsgenoten worden benoemd uit personen die ingeschreven staan in het desbetreffende register.
5. In het vijfde lid wordt de zinsnede «bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Ministers» vervangen door: bij besluit van Onze Minister.
EE
Na artikel 55 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
FF
Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na «artikel 47, tweede lid,» ingevoegd: of krachtens artikel 36a.
2. In het tweede lid wordt «degene over wie is geklaagd,» vervangen door: de beklaagde.
GG
In artikel 57, tweede lid, wordt «degenen over wie is geklaagd,» vervangen door: de beklaagden.
HH
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De benoeming van een lid-beroepsgenoot of plaatsvervangend lid-beroepsgenoot van een regionaal tuchtcollege of van het centrale tuchtcollege eindigt:
a. Indien zijn inschrijving in het register wordt doorgehaald;
b. bij de schorsing van zijn bevoegdheid om de aan de inschrijving verbonden rechten uit te oefenen;
c. bij een beslissing waarbij ten aanzien van hem een maatregel als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onder e of g, of tweede lid, is opgelegd onherroepelijk is geworden; of
d. indien het lid-beroepsgenoot of plaatsvervangend lid-beroepsgenoot op grond van de artikelen 5a, 7 onder e, of 7a in de uitoefening van zijn beroep wordt beperkt.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «artikel 48, eerste lid, onder e en f» vervangen door «artikel 48, eerste lid, onder e, f of g of tweede lid» en wordt «tweede volzin van het zevende lid of het in het achtste lid» vervangen door: tweede volzin van het achtste of het in het negende lid.
II
Artikel 62 komt te luiden
1. De leden en de plaatsvervangende leden van de tuchtcolleges ontvangen een vacatiegeld, alsmede vergoeding voor reis- en verblijfkosten en van verdere verschotten, een en ander overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels.
2. Aan de voorzitter van een tuchtcollege en zijn plaatsvervangers kan in afwijking van het eerste lid in plaats van vacatiegeld bij koninklijk besluit een salaris worden toegekend op basis van de categorieën, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald op basis van welke categorieën, de voorzitters en hun plaatsvervangers worden ingedeeld en kunnen regels worden gesteld over de overige arbeidsvoorwaarden.
JJ
Na artikel 62 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden-beroepsgenoten, de plaatsvervangende leden-beroepsgenoten, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van een tuchtcollege leggen voorafgaand aan de aanvang van hun werkzaamheden voor het college de eed of belofte af, volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de bijlage bij deze wet.
2. De voorzitter legt de eed of de belofte af ten overstaan van een plaatsvervangend voorzitter. De overige in het eerste lid bedoelde personen leggen de eed of belofte af ten overstaan van de voorzitter.
3. Bij een herbenoeming worden de in het eerste lid bedoelde personen niet opnieuw beëdigd.
De in artikel 62a eerste lid, bedoelde personen zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitvoering van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
KK
Na artikel 63 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
LL
Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef «een schriftelijke klacht van» vervangen door «indiening van een klaagschrift door».
2. In het eerste lid, onderdeel b en c, wordt «degene over wie wordt geklaagd,» telkens vervangen door: de beklaagde.
3. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de inspecteur.
4. In het derde lid wordt «Degene die het vooronderzoek verricht» vervangen door «De vooronderzoeker» en wordt «degene over wie is geklaagd» vervangen door: de beklaagde.
5. In het vierde lid wordt «degene over wie is geklaagd,» vervangen door: de beklaagde.
6. In het zesde lid wordt de zinsnede «verzoekt de in het eerste lid, onder d, bedoelde inspecteur» vervangen door: verzoekt de inspecteur.
7. Het zevende en negende tot en met elfde lid vervallen, onder vernummering van het achtste lid tot het zevende lid.
MM
Na artikel 65 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
1. De secretaris van het tuchtcollege heft van de indiener van het klaagschrift een griffierecht van € 50.
2. Indien het een klaagschrift betreft tegen twee of meer beroepsbeoefenaren en dat ten aanzien van elke beroepsbeoefenaar betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex of samenhangende feitencomplexen, is eenmaal griffierecht verschuldigd.
3. De secretaris wijst de indiener van het klaagschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op het daarbij aangegeven bankrekeningnummer. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven, verklaart de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager ten aanzien van de betaling in verzuim is geweest.
4. In afwijking van het eerste lid wordt geen griffierecht geheven indien een klaagschrift wordt ingediend door de inspecteur.
5. Indien de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, wordt het griffierecht aan de klager terugbetaald.
6. Onze Minister kan het in het eerste lid bedoelde bedrag wijzigen voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
1. De secretaris van het college zendt een afschrift van het klaagschrift aan de beklaagde zodra het griffierecht is betaald.
2. De secretaris van een college zendt aan de inspecteur een periodiek geaggregeerd overzicht van de ingediende klaagschriften. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het geaggregeerd overzicht bedoeld in de eerste volzin.
1. De klager kan zijn klacht tot uiterlijk twee weken voor de behandeling van de zaak op de terechtzitting schriftelijk wijzigen of aanvullen.
2. De secretaris verstrekt de beklaagde een afschrift van de schriftelijke wijziging. De beklaagde wordt in de gelegenheid gesteld te worden gehoord over de wijziging, dan wel aanvulling van de klacht.
1. De klager kan zijn klacht tot aan de uitspraak door het tuchtcollege intrekken. De secretaris bericht de beklaagde indien een klager zijn klacht heeft ingetrokken.
2. Indien de klacht wordt ingetrokken, wordt de behandeling daarvan gestaakt, tenzij:
a. de beklaagde schriftelijk verklaart voortzetting van de behandeling te verlangen;
b. het tuchtcollege beslist dat de behandeling van de klacht om redenen, aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet.
3. Indien om redenen van algemeen belang wordt beslist tot voortzetting van de klacht wordt de inspecteur voor het vervolg van de zaak als klager wordt aangemerkt. De secretaris bericht de inspecteur over de voortzetting van de klacht.
4. Indien de beklaagde overlijdt, wordt de behandeling van de klacht gestaakt.
5. Indien de klager overlijdt, kan het tuchtcollege om redenen van algemeen belang beslissen dat de behandeling van de klacht wordt voortgezet. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
De klager en de beklaagde kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde en zich laten bijstaan door een raadsman. De gemachtigde, niet zijnde een advocaat, legt desgevraagd ten bewijze van de machtiging een schriftelijke volmacht over. De voorzitter van het regionale tuchtcollege kan slechts weigeren een persoon, niet zijnde een advocaat, als gemachtigde of als raadsman toe te laten, indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat door de toelating van die persoon een behoorlijke uitoefening van de tuchtrechtspraak zal worden belemmerd. De weigering wordt door de voorzitter schriftelijk gemotiveerd.
NN
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 65, zevende lid» vervangen door: artikel 65b, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt «Degene die door de voorzitter op grond van het eerste lid is aangewezen om het vooronderzoek te verrichten» vervangen door «De vooronderzoeker», wordt «degene over wie is geklaagd,» vervangen door «de beklaagde», wordt «de betrokken hoofdinspecteur of regionale inspecteur» vervangen door «de inspecteur» en wordt «degene die het vooronderzoek verricht» vervangen door: de vooronderzoeker.
3. In het derde lid wordt «degene die het vooronderzoek verricht» telkens vervangen door: de vooronderzoeker.
4. het vierde lid komt te luiden:
4. De vooronderzoeker kan de klager, de beklaagde en anderen verzoeken om binnen een door hem te bepalen termijn inlichtingen te geven en onder hen berustende stukken in te zenden. Indien de klager of de beklaagde niet voldoet aan het verzoek, kan het regionale tuchtcollege daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.
5. Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.
6. In het vijfde lid (nieuw) wordt «degene die het vooronderzoek heeft verricht» vervangen door: de vooronderzoeker.
7. In het zesde lid (nieuw) wordt «Een lid of plaatsvervangend lid van het tuchtcollege, dat met toepassing van het eerste lid, tweede volzin,» vervangen door: De vooronderzoeker die.
OO
In artikel 67, eerste en tweede lid, wordt «degene over wie is geklaagd,» telkens vervangen door: de beklaagde.
PP
Na artikel 67 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Tenzij reeds is bepaald dat de zaak ter terechtzitting zal worden behandeld, kan door de voorzitter dan wel door het regionaal tuchtcollege in raadkamer een eindbeslissing worden gegeven, inhoudende dat:
a. het college kennelijk onbevoegd is;
b. de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is;
c. de klacht kennelijk ongegrond is; of
d. de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is.
2. Artikel 69, zesde lid, en 72, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De voorzitter van het tuchtcollege kan bepalen dat de beklaagde of de klager wordt opgeroepen om in persoon op de zitting te verschijnen teneinde hun standpunten toe te lichten of het college inlichtingen te verschaffen. Zij worden opgeroepen door de secretaris. De klager en de beklaagde zijn verplicht aan de oproeping gevolg te geven. Partijen worden hierop gewezen.
2. Indien de beklaagde of de klager, hoewel behoorlijk opgeroepen niet op de zitting verschijnt, kan het college daaruit de gevolgtrekkingen maken die het geraden voorkomen.
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «degene over wie is geklaagd,» vervangen door: de beklaagde.
2. Het derde lid, laatste volzin, komt te luiden:
Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. In het zesde lid vervalt «(Stb. 1843, 41)» en wordt «justitie-kosten» vervangen door: justitiekosten.
RR
Na artikel 68 wordt een artikel ingevoegd, luidende
1. Indien naar aanleiding van het vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting van een klacht als bedoeld in artikel 47 een vermoeden is gerezen dat een beklaagde mogelijk ongeschikt is om zijn beroep uit te oefenen als bedoeld in artikel 79, stelt de voorzitter de inspecteur daarvan op de hoogte. De voorzitter zendt de stukken waarop het vermoeden van de mogelijke ongeschiktheid van de beroepsbeoefenaar is gebaseerd aan de inspecteur.
2. De voorzitter die een vermoeden als bedoeld in het eerste lid heeft geuit, neemt geen deel aan de behandeling van een zaak tegen die beroepsbeoefenaar, als bedoeld in artikel 79.
SS
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een in het eerste lid bedoelde beslissing strekt tot:
a. het niet-ontvankelijk verklaren van de klager,
b. het ongegrond verklaren van de klacht, of
c. het gegrond verklaren van de klacht.
2. Onder vernummering van het derde lid tot het zesde lid, worden drie leden ingevoegd, luidende:
3. Indien het regionale tuchtcollege de klacht gegrond verklaart, kan het tuchtcollege een maatregel als bedoeld in artikel 48, eerste, tweede en vierde lid, opleggen.
4. Een maatregel als bedoeld in artikel 48, eerste, tweede en vierde lid, wordt niet opgelegd indien dit door het regionale tuchtcollege raadzaam wordt geacht in verband met de geringe ernst van het handelen of nalaten, de omstandigheden waaronder het handelen of nalaten hebben plaatsgevonden, dan wel omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan.
5. Indien het regionale tuchtcollege de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart en een maatregel oplegt als bedoeld in het derde lid, kan het in zijn beslissing opnemen dat de kosten, of een deel daarvan, die de klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, door de beklaagde aan wie de maatregel wordt opgelegd aan de klager worden vergoed. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over welke kosten vergoed kunnen worden, wat de hoogte van de te vergoeden kosten is en over de tenuitvoerlegging van de beslissing van het regionale tuchtcollege.
TT
Artikel 70, tweede lid, komt als volgt te luiden:
2. De eindbeslissing van het regionale tuchtcollege van een zaak die in een openbare terechtzitting is behandeld, wordt in het openbaar uitgesproken.
UU
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b en c, komen te luiden:
b. de beklaagde;
c. de inspecteur;
2. In het tweede lid wordt «artikel 48, eerste lid, onder d, e en f, en derde lid» vervangen door: artikel 48, eerste lid, onder b tot en met g, tweede en vierde lid.
VV
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b en c, komen te luiden:
b. de beklaagde;
c. de inspecteur.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot zevende tot en met elfde lid, worden vier leden ingevoegd, luidende:
3. Artikel 65a is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar in dat artikel wordt gesproken over «klaagschrift» daar voor de toepassing van dat artikel «beroepschrift» moet worden gelezen.
4. De secretaris van het college zendt een afschrift van het beroepschrift aan de klager, de beklaagde en de inspecteur, voor zover het beroepschrift niet door hen is ingediend, zodra het griffierecht is betaald.
5. De personen, bedoeld in het derde lid, kunnen binnen zes weken na de datum van verzending van een afschrift van het beroepschrift als bedoeld in het derde lid, incidenteel beroep instellen. De voorschriften omtrent de procedure in beroep zijn van toepassing, tenzij in deze paragraaf anders is bepaald.
6. De in het eerste lid, onder a tot en met c, bedoelde personen worden door de voorzitter van het centrale tuchtcollege in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na toezending van de gronden van het incidenteel beroep schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot het incidenteel beroep kenbaar te maken.
3. Het elfde lid (nieuw) komt te luiden:
11. De artikelen 65, zevende lid, en 65d, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar in dat artikel wordt gesproken over «klaagschrift» daar voor de toepassing van dat artikel «beroepschrift» moet worden gelezen.
WW
Na artikel 73 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De voorzitter van het centrale tuchtcollege kan kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde beroepen, alsmede beroepen die naar zijn oordeel niet zullen leiden tot een andere beslissing dan die van het regionale tuchtcollege, binnen dertig dagen nadat zij zijn ingesteld, bij met redenen omklede beslissing afwijzen.
2. Artikel 69, zesde lid, en 72, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing
1. Tegen een beslissing als bedoeld in artikel 73a, eerste lid, kunnen de klager en de beklaagde binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing, schriftelijk verzet doen bij het centrale tuchtcollege.
2. Alvorens te beslissen op het verzet, stelt het centrale tuchtcollege klager en beklaagde in de gelegenheid te worden gehoord.
3. Het verzet wordt behandeld in een samenstelling van het centrale tuchtcollege waarvan degene die de in artikel 73a bedoelde beslissing heeft genomen geen deel uitmaakt.
4. De beslissing op verzet is met redenen omkleed en strekt tot:
a. niet-ontvankelijkverklaring van het verzet;
b. ongegrondverklaring van het verzet; of
c. gegrondverklaring van het verzet.
5. Indien het centrale tuchtcollege het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart, blijft de beslissing waartegen verzet was gedaan in stand.
6. Indien het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de beslissing waartegen verzet was gedaan en wordt de behandeling van de zaak voortgezet.
7. Tegen de beslissing op verzet staat geen rechtsmiddel open. Van de beslissing zendt de voorzitter onverwijld een afschrift aan de artikel 72 genoemde personen.
8. In afwijking van het zesde lid kan het centrale tuchtcollege zonder behandeling ter terechtzitting uitspraak doen op de klacht, indien het verzet gegrond is en nader onderzoek of nadere behandeling redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de klacht.
XX
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de behandeling in beroep zijn de artikelen 66, vijfde en zesde lid, 67, 67b, 68, en 69 tot en met 72 van overeenkomstige toepassing.
2. In het vijfde lid wordt «degene over wie is geklaagd,» vervangen door: de beklaagde.
3. Het zesde lid komt te luiden:
6. De eindbeslissing van het centrale tuchtcollege van een zaak die in een openbare terechtzitting is behandeld, wordt in het openbaar uitgesproken.
4. Onder vernummering van het achtste lid tot het zevende lid, vervalt zevende lid.
YY
In artikel 77 wordt «degenen over wie is geklaagd» vervangen door: de beklaagden.
ZZ
Na artikel 78 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. De inspecteur kan een beroepsbeoefenaar die in een der in artikel 47, tweede lid, vermelde hoedanigheden in een register ingeschreven staat, een last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten voor het betrokken beroep opleggen.
2. Een last als bedoeld in het eerste lid kan worden opgelegd indien:
a. gedragingen van de beroepsbeoefenaar hebben geleid tot ernstige benadeling van de gezondheid van personen of een aanmerkelijke kans daarop, danwel indien die gedragingen blijk geven van een persoonlijkheid die zich niet verdraagt met het door hem uitgeoefende beroep, en
b. de gedragingen van de beroepsbeoefenaar van zodanige aard zijn dat het belang van de volksgezondheid meebrengt dat de beroepsbeoefenaar zijn beroepsactiviteiten staakt totdat een regionaal tuchtcollege als bedoeld in artikel 47, derde lid, over dat handelen heeft geoordeeld.
3. De in het eerste lid bedoelde last eindigt acht weken na de dag waarop de last aan de beroepsbeoefenaar is bekend gemaakt, tenzij de inspecteur binnen die periode van acht weken tegen de beroepsbeoefenaar bij het regionale tuchtcollege een klaagschrift heeft ingediend.
4. Indien de inspecteur met inachtneming van het derde lid een zaak aanhangig heeft gemaakt bij het regionale tuchtcollege, blijft de in het eerste lid bedoelde last van kracht totdat dat tuchtcollege een einduitspraak heeft gedaan.
5. Indien de inspecteur binnen de periode van acht weken afziet van het indienen van een tuchtklacht in te dienen, doet hij daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de beroepsbeoefenaar. De last kom daarmee ten einde. In de mededeling wordt de datum vermeld waarop de last ten einde is gekomen.
6. De inspecteur meldt de beroepsbeoefenaar aan wie hij een last heeft opgelegd na het verstrijken van de periode van acht weken zo spoedig mogelijk dat de last is beëindigd indien hij niet binnen die periode een tuchtklacht heeft ingediend.
7. De inspecteur vermeldt in zijn klaagschrift dat aan de beklaagde een last als bedoeld in het eerste lid is opgelegd.
8. De secretaris zendt het afschrift, bedoeld in artikel 65b, eerste lid, zo spoedig mogelijk aan de beklaagde.
AAA
Artikel 79 komt te luiden:
1. Het regionale tuchtcollege is bevoegd op schriftelijke voordracht van een inspecteur een voorziening te treffen, ertoe strekkende een beroepsbeoefenaar die in een der in het artikel 47, tweede lid vermelde hoedanigheden in een register ingeschreven staat, uit dat register te doen verwijderen dan wel diens uitoefening van het betrokken beroep met bijzondere waarborgen te omkleden indien de beroepsbeoefenaar moet worden geacht de geschiktheid tot het uitoefenen dan wel tot het zonder zodanige waarborgen uitoefenen van dat beroep te missen, wegens:
1°. zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid; of
2°. zijn gewoonte van drankmisbruik of van misbruik van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de inspecteur in bij de maatregel omschreven gevallen tot het doen van een voordracht niet mag overgaan dan na overleg met een of meer andere inspecteurs.
3. Artikel 54 is van overeenkomstige toepassing.
BBB
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt «artikel 79, tweede lid» vervangen door: artikel 79, eerste lid.
2. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. binding aan bijzondere voorwaarden om het beroep uit te oefenen waarvoor de beroepsbeoefenaar in het register is ingeschreven;
3. In het derde lid wordt «tenzij het college» vervangen door: tenzij het regionale tuchtcollege, indien het belang van de bescherming van de individuele gezondheidszorg zulks vordert,.
4. In het vijfde lid wordt: «het college tevens, bij wijze van voorlopige voorziening, schorsing van de inschrijving» vervangen door «het regionale tuchtcollege tevens, indien het belang van de individuele gezondheidszorg zulks vordert, bij wijze van voorlopige voorziening, een maatregel als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onder d of e,», wordt «de inschrijving blijft geschorst» vervangen door «de voorlopige voorziening blijft in afwijking van artikel 48, eerste lid, onderdeel d, van kracht» en wordt «Artikel 48, negende lid» vervangen door: Artikel 48, tiende lid.
CCC
In artikel 81, tweede lid, wordt «Onze Ministers» vervangen door «Onze Minister» en wordt «van het college» vervangen door: bij het regionale tuchtcollege.
DDD
Artikel 82 komt te luiden:
EEE
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de eerste volzin.
2. In het tweede lid wordt «de voorzitter van het college» vervangen door: de secretaris van het regionale tuchtcollege.
3. Onder vernummering van het derde tot en met dertiende lid, tot het vijfde tot en met vijftiende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. De voorzitter van het regionale tuchtcollege kan besluiten dat een zaak om een voorziening te treffen, bedoeld in artikel 79, eerste lid, gevoegd wordt behandeld met een zaak, bedoeld in artikel 47, indien de voordracht en het klaagschrift betrekking hebben op dezelfde beroepsbeoefenaar.
4. Bij de gevoegde behandeling van een zaak als bedoeld in het derde lid, is het college voor de behandeling van een zaak bedoeld in artikel 79, eerste lid, samengesteld uit de voorzitter, een gemeenschappelijk rechtsgeleerd lid en drie leden-beroepsgenoten die behoren tot de categorie arts of de categorie gezondheidszorgpsycholoog en voor de behandeling van een zaak, bedoeld in artikel 47, uit de voorzitter, het gemeenschappelijk rechtsgeleerde lid en drie leden-beroepsgenoten, benoemd voor de categorie waartoe de beklaagde behoort, een en ander met de mogelijkheid van plaatsvervanging.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «De betrokken inspecteur» vervangen door «De inspecteur» en wordt «college van medisch toezicht» vervangen door: regionale tuchtcollege.
5. In het zesde lid (nieuw) wordt «college» vervangen door «regionale tuchtcollege» en wordt «Artikel 66, derde en zevende lid» vervangen door: Artikel 66, derde en zesde lid.
6. In het elfde lid (nieuw) wordt «artsen» vervangen door: artsen of gezondheidszorgpsychologen.
7. In het tiende tot en met vijftiende lid (nieuw) wordt «college» telkens vervangen door: regionale tuchtcollege.
FFF
Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «college van medisch toezicht» vervangen door: regionale tuchtcollege.
2. In het tweede lid wordt «arts» vervangen door: arts of gezondheidszorgpsycholoog.
3. In het derde lid wordt «artikelen 73, tweede tot en met zesde lid, en 83, derde en tiende lid» vervangen door: artikelen 73, tweede tot en met tiende lid, en 83, vijfde en twaalfde lid.
4. In het vierde lid wordt «artikel 83, vierde en vijfde lid» vervangen door: artikel 83, zesde en zevende lid.
5. In het vijfde lid wordt «83, zesde tot en met negende lid, elfde lid, met uitzondering van de tweede volzin, en twaalfde lid» vervangen door «83, achtste tot en met elfde lid, dertiende lid, met uitzondering van de tweede volzin, en veertiende lid» en wordt «college van medisch toezicht» vervangen door: regionale tuchtcollege.
6. In het zesde en zevende lid wordt «artikel 83, dertiende lid» telkens vervangen door: artikel 83, vijftiende lid.
GGG
In artikel 86, eerste lid, wordt «de in deze wet opgenomen strafbepalingen» vervangen door: de voorschriften waarvan overtreding in hoofdstuk X strafbaar is gesteld,.
HHH
In artikel 88 wordt «Een ieder is» vervangen door: De beoefenaren van een op grond van artikel 3, 34 of 36a gereguleerd beroep zijn.
III
Artikel 96, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «schade of een aanmerkelijke kans op schade aan» telkens vervangen door: benadeling of een aanmerkelijke kans op benadeling van.
2. Na het derde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
4. Indien het feit, bedoeld in het eerste lid, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
5. Indien het feit, bedoeld in het eerste lid, de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
JJJ
In artikel 98, eerste lid, wordt «80, eerste lid, onder b of 105 derde lid» vervangen door «48, tweede lid» wordt «artikel 80, eerste lid, onder a» vervangen door «artikel 48, eerste lid, onder g, artikel 80, eerste lid, onder a en b» en wordt «betrokkene in het register ingeschreven staande» vervangen door: betrokken beroepsbeoefenaar.
KKK
Na artikel 98 worden een artikel ingevoegd, luidende:
Onverminderd de artikelen 251, 260, 295, 305 en 309 van het Wetboek van Strafrecht, kan een persoon die werkzaam is in de individuele gezondheidszorg worden ontzet van het recht om een of meer beroepen in de individuele gezondheidszorg uit oefenen, indien hij wordt veroordeeld voor een van de strafbare feiten omschreven in:
a. artikel 96, eerste of tweede lid;
b. de artikelen 240b tot en met 247, 248a tot en met 250, 255 en 257, 287 tot en met 291, 301 tot en met 303 en 307 en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
LLL
Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «hoewel zijn inschrijving in het desbetreffende register is geschorst» vervangen door «hoewel hij in de uitoefening van zijn bevoegdheden is geschorst» en wordt «48, eerste lid, onder d, opgelegde maatregel» vervangen door: 48, eerste lid onder d, en 48, tweede lid opgelegde maatregel, een maatregel berustende op een in het buitenland gegeven rechterlijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing op grond waarvan de ingeschrevene zijn rechten ter zake van de uitoefening van het betrokken beroep tijdelijk geheel heeft verloren,.
2. In het tweede lid wordt na «opgelegde maatregel» ingevoegd: , dan wel een maatregel berustende op een in het buitenland gegeven rechterlijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing op grond waarvan de ingeschrevene zijn rechten ter zake van de uitoefening van het betrokken beroep blijvend geheel heeft verloren.
MMM
Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.
2. Voor het tweede lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
1. Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag van de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen bij handelen in strijd met de krachtens artikel 4a gestelde verplichtingen.
3. Het tweede lid (nieuw) aanhef, komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens:
4. In het tweede lid (nieuw) wordt «48, eerste lid, onder e» vervangen door: «48, eerste lid, onder d, e, en g» en worden in numerieke volgorde twee onderdelen ingevoegd, luidende:
– artikel 36a, derde lid, tweede volzin;
– artikel 48, tweede lid;
NNN
Na artikel 100 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onze Minister is bevoegd een last onder dwangsom op te leggen:
a. aan een beroepsbeoefenaar die handelt in strijd met een krachtens artikel 78a opgelegde last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten.
b. ter zake van een gedraging die in strijd is met artikel 87, tweede lid.
OOO
Artikel 104 vervalt.
PPP
In artikel 105, eerste lid, vervalt de zinsnede: de bevoegdheid hadden verkregen of waren toegelaten tot de uitoefening van een in artikel 104, vierde lid, genoemd beroep, dan wel.
QQQ
Artikel 106 vervalt.
RRR
Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt.
2. In het tweede lid (oud) vervalt de aanduiding 2 en wordt «artikel 48, derde lid» vervangen door: artikel 48, vierde lid.
SSS
Aan de wet wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de Grondwet en alle overige wetten zal onderhouden en nakomen.
Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.
Ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij een rechtsgeding zal krijgen waarbij ik vanwege mijn werk binnen het college betrokken zou kunnen zijn.
Ik zweer/beloof dat ik mijn werk binnen het college met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en mij in deze uitoefening zal gedragen zoals een goed voorzitter/plaatsvervangend voorzitter/lid/plaatsvervangend lid, secretaris/plaatsvervangend secretaris van het college betaamt.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!
Op ..-..-.... werd te
Ten overstaan van (1) ,
en door (2)
De bovenvermelde eed/belofte afgelegd.
De
(1)
(2)
De Geneesmiddelenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 61, zesde lid, wordt «dan wel zijn inschrijving in dat register is geschorst» vervangen door: dan wel de aanvrager is geschorst van de bevoegdheid de aan de inschrijving in dat register verbonden bevoegdheden uit te oefenen.
B
Artikel 82, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
een beroepsbeoefenaar die anders dan op grond van artikel 39 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg zelfstandig bevoegd is tot het verrichten van de handelingen als bedoeld in artikel 36, onderdeel n, van die wet, apothekersassistent of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 62, eerste lid, onder d en derde lid.
De Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 18.4.3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «handelingen op het gebied van de gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg» vervangen door: handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
B
Aan artikel 18.4.4, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. het afleggen van een kennis- en vaardigheden toets en een daarvoor in rekening te brengen tarief.
In artikel 1, onderdeel b, onder 4°, Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg vervalt: handelingen op het gebied van de.
In artikel 1, onderdeel b, onder 2°, Wet marktordening gezondheidszorg wordt «het gebied van de gezondheidszorg» vervangen door: individuele gezondheidszorg.
In de aanhef van artikel 8.5 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt «gebied van de gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg» vervangen door: gebied van de individuele gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 260 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Bij veroordeling wegens het in artikel 255 omschreven misdrijf kan de schuldige, indien hij het misdrijf in zijn beroep heeft begaan, worden ontzet van de uitoefening van dat beroep.
B
Artikel 305 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
3. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 301–303 omschreven misdrijven kan de schuldige, indien hij het misdrijf in zijn beroep heeft begaan, worden ontzet van de uitoefening van dat beroep.
In artikel 66a, onder 2°, Zorgverzekeringswet wordt «handelingen op het gebied van de gezondheidszorg» vervangen door: individuele gezondheidszorg.
A
Artikel 55, derde lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg zoals dat luidde direct voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel DD, blijft van toepassing op voorzitters en hun plaatsvervangers van de tuchtcolleges, indien zij voor de inwerkingtreding van dat onderdeel zijn benoemd.
B
Op zaken die bij een regionaal tuchtcollege of het centraal tuchtcollege aanhangig waren op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y, blijven artikel 48 van de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de daarmee samenhangende bepalingen van toepassing, zoals dat artikel luidde direct voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y,
C
De behandeling van zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AAA aanhangig zijn bij het College voor Medisch Toezicht, wordt voortgezet door het regionaal tuchtcollege binnen wiens ambtsgebied het College van Medisch Toezicht was gevestigd op het tijdstip dat onderdeel AAA in werking trad.
D
Indien na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AAA, Onze Minister een voordracht doet tot een besluit als bedoeld in artikel 81, tweede lid, indien de voorziening waar de voordracht betrekking op heeft, is opgelegd voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AAA, wint Onze Minister advies in bij het regionaal tuchtcollege binnen wiens ambtsgebied het College van Medisch Toezicht was gevestigd op het tijdstip dat onderdeel AAA in werking trad.
Archiefbescheiden en de daarmee samenhangende verplichtingen, bedoeld in de Archiefwet 1995 van het college van medisch toezicht, bedoeld in artikel 79 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, zoals dat artikel luidt totdat het tengevolge van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AAA wordt gewijzigd, worden bij het beëindigen van de taken van het college medisch toezicht door dat college conform artikel 4 van de Archiefwet 1995 overgedragen aan het regionale tuchtcollege van het ambtgebied waarbinnen het college van medisch toezicht is gevestigd, voor zover de archiefbescheiden niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,