Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2017
Bij koninklijke boodschap van 25 november 2016 is het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de partner en het kind te versterken aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden (Kamerstuk 34 617, nr. 1). Dit voorstel van wet strekt ertoe om het kraamverlof voor werknemers die vader van het kind of echtgeno(o)t(e) of partner van de moeder zijn, uit te breiden met 3 dagen gedurende welke men recht heeft op een uitkering ter hoogte van het (maximum)dagloon. Deze 3 dagen zijn aanvullend op het bestaande recht van 2 dagen verlof met behoud van loon.
In het Regeerakkoord 2017–2021 «Vertrouwen in de toekomst», is voorzien in een verdergaande uitbreiding van het kraamverlof. De beoogde uitbreiding bedraagt 3 dagen verlof met behoud van loon, alsmede 5 weken aanvullend verlof met recht op een uitkering ter hoogte van 70% van het (maximum)dagloon. Gezien dit voornemen ligt verdere behandeling van het thans aanhangige wetsvoorstel niet in de rede. De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 1 november 2017 (Kamerstuk 34 700, nr. 50).
Daartoe gemachtigd door de Koning trek ik het voorstel van wet, mede namens de Ministers voor Rechtsbescherming, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie, hierbij in.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees