Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de ouderbijdrage voor jeugdhulp met verblijf af te schaffen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Paragraaf 8.2. vervalt.
B
Artikel 8.4.1 vervalt.
C
Artikel 8.4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:
1. Op de Sociale verzekeringsbank zijn de artikelen 7.2.1 tot en met 7.2.5 van toepassing.
2. In het tweede lid wordt «De in het eerste lid bedoelde instanties kunnen» vervangen door: De Sociale verzekeringsbank kan.
D
De aanhef van artikel 8.4.4 komt als volgt te luiden:
Op de Sociale verzekeringsbank:
E
In artikel 10.3 vervalt het zesde lid.
F
Artikel 10.12 vervalt.
Paragraaf 8.1. van het Besluit Jeugdwet vervalt.
In artikel 395b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
In artikel 54, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen vervalt onderdeel o, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel n door een punt.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2016.
2. Op over het jaar 2015 verschuldigde ouderbijdragen blijft het recht van toepassing zoals dat op 31 december 2015 gold, met dien verstande dat:
a. de vaststelling, bedoeld in artikel 8.1.7, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet, uiterlijk drie maanden na de dag waarop deze wet in werking treedt wordt gedaan;
b. artikel 8.1.7, tweede lid, van het Besluit Jeugdwet niet van toepassing is;
c. een kennisgeving van een omstandigheid die aanleiding kan geven tot een herziening van de ouderbijdrage als bedoeld in artikel 8.1.8, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet uiterlijk zes weken na de vaststelling dient te worden ingediend, waarna de herziening uiterlijk zes weken daarna plaatsvindt;
d. artikel 8.1.8, derde lid, van het Besluit Jeugdwet niet van toepassing is.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,