Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken en daartoe het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
1. Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd.
2. De belangen van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn voldoende gewaarborgd, wanneer de rechtspersoon als bedoeld in lid 1, voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen en beschikt over:
(a) een toezichthoudend orgaan, tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 9a, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
(b) passende en doeltreffende mechanismen voor de deelname aan of vertegenwoordiging bij de besluitvorming van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt;
(c) voldoende middelen om de kosten voor het instellen van een rechtsvordering te dragen;
(d) een algemeen toegankelijke internetpagina, waarop de volgende informatie beschikbaar is:
(i) de statuten van de rechtspersoon;
(ii) de bestuursstructuur van de rechtspersoon;
(iii) de laatst vastgestelde jaarlijkse verantwoording op hoofdlijnen van het toezichthoudend orgaan over het door haar uitgevoerde toezicht;
(iv) het laatst vastgestelde bestuursverslag;
(v) de bezoldiging van bestuurders en de leden van het toezichthoudend orgaan;
(vi) de doelstellingen en werkwijzen van de rechtspersoon;
(vii) een overzicht van de stand van zaken in lopende procedures;
(viii) indien een bijdrage wordt gevraagd van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt: inzicht in de berekening van deze bijdrage;
(ix) een overzicht van de wijze waarop personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt zich kunnen aansluiten bij de rechtspersoon en de wijze waarop zij deze aansluiting kunnen beëindigen;
(e) voldoende ervaring en deskundigheid ten aanzien van het instellen en voeren van de rechtsvordering.
3. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is slechts ontvankelijk indien:
(a) de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon, en hun opvolgers, geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben, dat via de rechtspersoon wordt gerealiseerd;
(b) de rechtsvordering een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer heeft. Van een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer is sprake, wanneer:
(i) de rechtspersoon genoegzaam aannemelijk maakt dat het merendeel van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft; of
(ii) degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, woonplaats in Nederland heeft; of
(iii) de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de rechtsvordering betrekking heeft, in Nederland heeft of hebben plaatsgevonden;
(c) de rechtspersoon in de gegeven omstandigheden voldoende heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken. Een termijn van twee weken na de ontvangst door de verweerder van een verzoek tot overleg onder vermelding van het gevorderde, is daarvoor in elk geval voldoende.
4. Een rechtsvordering als bedoeld in lid 1 kan strekken tot veroordeling van de verweerder tot het openbaar maken of laten openbaar maken van de uitspraak, zulks op een door de rechter te bepalen wijze en op kosten van de door de rechter aan te geven partij of partijen.
5. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 stelt een bestuursverslag en een jaarrekening op overeenkomstig het bepaalde voor verenigingen en stichtingen in respectievelijk de artikelen 49 en 300 en in Titel 9 van Boek 2. Onverminderd het in titel 9 bepaalde, wordt het bestuursverslag binnen acht dagen na vaststelling op de algemene toegankelijke internetpagina van de rechtspersoon gepubliceerd.
6. De rechter kan een rechtspersoon als bedoeld in lid 1, ontvankelijk verklaren, zonder dat aan de vereisten van de leden 2, 3 en 5 behoeft te zijn voldaan, wanneer de rechtsvordering wordt ingesteld met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang of wanneer de aard van de vordering van de rechtspersoon als bedoeld in lid 1 of van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, daartoe aanleiding geeft.
7. Er is een centraal register voor collectieve vorderingen als bedoeld in dit artikel. Dit register wordt gehouden door een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie.
B
In lid 2 van artikel 305b wordt «5» vervangen door «3, onderdeel (c) en 4».
C
In lid 2 van artikel 305c wordt «5» vervangen door «7»
D
In lid 2 van artikel 305d wordt «2» vervangen door «3, onderdeel (c),»
In het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt na Titel 14 een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
1. Deze titel is van toepassing op procedures betreffende een vordering als bedoeld in artikel 305a en 305c van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Met uitzondering van artikel 1018c, eerste lid, is deze titel niet van toepassing op zaken als bedoeld in artikel 254.
2. De tweede titel van het Eerste Boek is van toepassing, tenzij in deze titel anders is bepaald.
3. In zaken betreffende een vordering als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, is bevoegd de rechtbank Amsterdam. Artikel 93 is niet van toepassing.
1. Onverminderd artikel 30a, derde lid, vermeldt de procesinleiding waarmee de collectieve vordering bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt ingesteld:
a. een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de collectieve vordering betrekking heeft;
b. een omschrijving van de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering strekt;
c. een omschrijving van de mate waarin de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen gemeenschappelijk zijn;
d. een omschrijving van de wijze waarop voldaan is aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of van de gronden waarop het zesde lid van dat artikel van toepassing is;
e. de gegevens die de rechter in staat stellen om voor deze collectieve vordering een Exclusieve Belangenbehartiger aan te wijzen, voor het geval andere collectieve vorderingen voor dezelfde gebeurtenis overeenkomstig artikel 1018d worden ingesteld.
2. Op straffe van niet ontvankelijkheid maakt eiser binnen twee dagen na indiening van de procesinleiding daarvan aantekening in het centraal register voor collectieve acties als bedoeld in artikel 305a, zevende lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De aantekening gaat vergezeld van een uittreksel van de procesinleiding.
3. Tenzij de rechter eiser aanstonds niet ontvankelijk verklaart overeenkomstig het tweede lid, houdt hij de zaak aan totdat een termijn van drie maanden na aantekening in het register, bedoeld in het tweede lid, is verstreken. Tenzij ingevolge artikel 1018d, tweede lid, deze termijn is verlengd of een andere collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen is ingesteld, wordt na het verstrijken van de termijn de behandeling van de zaak voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt.
4. Naast de gegevens, bedoeld in artikel 111, tweede lid, vermeldt de griffier in het oproepingsbericht de verplichting van de eiser om van de zaak aantekening te maken in het register, bedoeld in het tweede lid, en de daaraan verbonden gevolgen ingevolge dit artikel. In afwijking van artikel 111, tweede lid, onder c, ligt de dag waarop de verweerder ten laatste zijn verweerschrift kan indienen zes weken nadat de in het derde lid bedoelde termijn is verstreken.
5. Inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering vindt slechts plaats indien en nadat de rechter heeft beslist:
a. dat eiser voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of dat niet aan deze eisen behoeft te worden voldaan op grond van het zesde lid van dit artikel;
b. dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering doordat de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen in voldoende mate gemeenschappelijk zijn, het aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt, voldoende is en, indien de vordering strekt tot schadevergoeding, dat zij alleen dan wel gezamenlijk een voldoende groot financieel belang hebben;
c. dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve vordering blijkt op het moment van indiening van de procesinleiding.
Voor de toepassing van artikel 30i, vierde lid, mag de verweerder volstaan met de verweren die betrekking hebben op het onder a tot en met c genoemde, totdat hierover is beslist.
6. Indien een collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen wordt ingesteld na het aanhangig worden van de collectieve vordering bedoeld in het eerste lid maar voordat de termijn bedoeld in artikel 1018d is aangevangen, wordt de zaak gevoegd met de reeds aanhangige collectieve vordering als bedoeld in het tweede lid, onder a.
1. Binnen drie maanden na de aantekening in het register als bedoeld in artikel 1018c, tweede lid, kan een rechtspersoon als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een collectieve vordering instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid, betrekking heeft, over gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen, onder vermelding van de aantekening. Artikel 1018c, eerste lid, is van toepassing.
2. De rechter kan de in het vorige lid bedoelde termijn met maximaal drie maanden verlengen indien binnen een maand na de aantekening een rechtspersoon als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek ter griffie heeft laten aantekenen dat hij een collectieve vordering wil instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid, betrekking heeft, onder vermelding van de aantekening in het register, maar dat de termijn van drie maanden niet volstaat.
3. Voor de toepassing van het eerste Boek worden de overeenkomstig dit artikel ingestelde collectieve vorderingen na indiening en betekening of bezorging van de procesinleiding als bedoeld in artikel 112 gezamenlijk behandeld als een zaak. De dag waarop de verweerder ten laatste als verweerder kan verschijnen in de zin van artikel 30a, derde lid, onder c, ligt vier weken na het verstrijken van de termijn op grond van het eerste en tweede lid.
1. De rechter wijst uit de eisers die overeenkomstig artikel 1018c of 1018d een collectieve vordering hebben ingesteld en voldoen aan de eisen voor ontvankelijkheid van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, de meest geschikte eiser aan als Exclusieve Belangenbehartiger, waarbij hij de volgende omstandigheden in aanmerking neemt:
a. de omvang van de groep personen voor wie de eiser opkomt;
b. de grootte van het door deze groep vertegenwoordigde financiële belang;
c. andere werkzaamheden die de eiser verricht voor de personen voor wie hij opkomt in of buiten rechte;
d. eerdere door de eiser verrichte werkzaamheden of ingestelde collectieve vorderingen.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
2. De rechter beoordeelt daarnaast wat de collectieve vordering precies inhoudt, voor welke nauw omschreven groep personen de Exclusieve Belangenbehartiger de belangen in deze collectieve vordering behartigt en of de aan een bepaalde plaats gebonden aard van de collectieve vordering aanleiding geeft voor behandeling van de zaak bij een ander gerecht.
3. De eiser die als Exclusieve Belangenbehartiger wordt aangewezen, treedt in deze procedure op voor de belangen van alle personen in de nauw omschreven groep, bedoeld in het tweede lid, en als vertegenwoordiger van de niet als Exclusieve Belangenbehartiger aangewezen eisers. De niet als Exclusieve Belangenbehartiger aangewezen eisers blijven partij in de procedure. De Exclusieve Belangenbehartiger verricht de proceshandelingen. De rechter kan bepalen dat ook de niet aangewezen eisers proceshandelingen mogen verrichten.
4. Als de aard van de collectieve vordering of van de eisers of de belangen van de personen voor wie zij opkomen daartoe aanleiding geven, kan de rechter ervoor kiezen om verschillende Exclusieve Belangenbehartigers in een collectieve actie aan te wijzen.
5. De uitspraak ingevolge dit artikel wordt door de Exclusieve Belangenbehartiger aangetekend in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register.
1. De procedure over een collectieve vordering heeft geen gevolg voor en leidt niet tot gebondenheid van personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd indien zij binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste een maand na de in het derde lid bedoelde aankondiging van de uitspraak door een schriftelijke mededeling aan de griffie hebben laten weten zich van de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering te willen bevrijden. Een eerdere collectieve stuiting van de verjaring van de vordering stuit de verjaring slechts ten aanzien van deze personen indien zij binnen zes maanden, nadat zij zich ingevolge dit artikel van de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering hebben bevrijd, een individuele stuitingshandeling voor deze vordering verrichten. Is het aantal personen, dat zich ingevolge dit artikel van de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering heeft bevrijd, te groot om de voorzetting van de procedure te rechtvaardigen, dan kan de rechter beslissen dat deze niet wordt voortgezet.
2. De uitspraak waarbij de Exclusieve Belangenbehartiger is aangewezen en waarbij de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de Exclusieve Belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, staan omschreven, ligt ter griffie ter inzage van deze personen. Tevens wordt hiervan aantekening gemaakt in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register. De rechter kan bevelen dat de uitspraak en zo nodig een vertaling hiervan in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal op één of meer door hem aan te wijzen internetadressen worden geplaatst, waaronder de internetpagina van de Exclusieve Belangenbehartiger als bedoeld in het tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, zodanig dat deze door de genoemde personen ten behoeve van latere kennisneming kunnen worden opgeslagen.
3. Bij gewone brief wordt aan de bekende personen wier belangen de Exclusieve Belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, zo spoedig mogelijk mededeling gedaan van de aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger en de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de Exclusieve Belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, tenzij de rechter anders bepaalt. Bovendien wordt hiervan zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt van de wijze waarop deze personen zich overeenkomstig het eerste lid van de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering kunnen bevrijden. Tevens wordt vermeld op welke wijze inzage of afschrift kan worden verkregen van de uitspraak. De rechter kan bevelen dat ook van andere dan de in dit lid genoemde gegevens melding wordt gemaakt. Tenzij de rechter anders bepaalt, draagt de Exclusieve Belangenbehartiger zorg voor de in dit lid bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan gelasten dat de in dit lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend worden gemaakt. Indien er personen tot de nauw omschreven groep personen behoren wier belangen de Exclusieve Belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of Unie-regeling niet een wijze van aankondiging voorschrijft, gelast de rechter aankondiging op een door hem te bepalen wijze ten behoeve van deze personen, zo nodig in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal.
4. Voor personen die zich ingevolge dit artikel van de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering hebben bevrijd, kan geen vordering als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingesteld, gebaseerd op soortgelijke feitelijke en rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen.
Na aanwijzing van een Exclusieve Belangenbehartiger als bedoeld in artikel 1018e stelt de rechter een termijn voor het beproeven van een overeenkomst die in elk geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde bevat en, indien geen overeenkomst als in deze bepaling bedoeld wordt bereikt, voor het aanvullen van de gronden van de vordering en het verweer voor zover de verweerder gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid bedoeld in artikel 1018c, vijfde lid, laatste zin.
1. Indien partijen een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 907, tweede lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek sluiten, wordt deze ter goedkeuring aan de rechter voorgelegd.
2. Op de goedkeuring van de overeenkomst zijn de artikelen 1013, eerste en tweede lid, en vierde tot en met achtste lid, 1014, 1016 en artikel 907 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.
3. Op een goedgekeurde overeenkomst zijn de artikelen 1017, tweede tot en met vierde lid, en de artikelen 908, eerste, derde en vijfde lid, 909 en 910 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing. De rechter kan nadere aanwijzingen geven voor de in artikel 1017 bedoelde meldingen en aankondigingen.
4. De Exclusieve Belangenbehartiger draagt zorg voor aankondiging van de goedgekeurde overeenkomst op de internetpagina als bedoeld in het tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en voor aantekening in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register.
5. Uitsluitend tegen de weigering van de goedkeuring staat beroep in cassatie open, dat uitsluitend door partijen gezamenlijk kan worden ingesteld. Artikel 1018, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Betreft de collectieve vordering een vordering tot schadevergoeding in geld, dan kan de rechter alvorens een collectieve schadeafwikkeling vast te stellen, de overlegging door de Exclusieve Belangenbehartiger en de verweerder bevelen van een voorstel voor een collectieve schadeafwikkeling. Dit voorstel bevat in ieder geval voor de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering in deze procedure strekt en die zich niet overeenkomstig artikel 1018f aan de behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak hebben bevrijd, het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde. De rechter bepaalt de termijn waarbinnen partijen een voorstel dienen over te leggen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
2. De rechter stelt, mede aan de hand van de in het eerste lid bedoelde voorstellen, een collectieve schadeafwikkeling vast die strekt tot vergoeding door verweerder van de schade van de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering in deze procedure strekt en die zich niet overeenkomstig artikel 1018f aan de behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak hebben bevrijd. De rechter draagt er zorg voor dat hij voor de toepassing van de tiende afdeling van de eerste titel van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek de schadevergoeding voor deze personen waar mogelijk in categorieën vaststelt, dat de collectieve schadeafwikkeling in ieder geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, bevat, dat de hoogte van de daarbij toegekende vergoedingen redelijk is en dat de belangen van de personen voor wie de collectieve schadeafwikkeling wordt vastgesteld ook anderszins voldoende gewaarborgd zijn. Artikel 907, eerste lid, laatste zin, en zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Alvorens een in het tweede lid bedoelde collectieve schadeafwikkeling vast te stellen, kan de rechter bevelen dat één of meer deskundigen zullen berichten over de voor de inhoud van de collectieve schadeafwikkeling van belang zijnde punten.
1. Bij gewone brief wordt aan de bekende personen ten behoeve van wie de collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld, zo spoedig mogelijk mededeling gedaan van de uitspraak waarbij deze is vastgesteld, tenzij de rechter anders bepaalt. Bovendien wordt van de uitspraak zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt van een korte omschrijving van de collectieve schadeafwikkeling, in het bijzonder de wijze waarop vergoeding van de verweerder kan worden verkregen of anderszins een beroep op de collectieve schadeafwikkeling kan worden gedaan en, indien de collectieve schadeafwikkeling dat bepaalt, de termijn waarbinnen daarop aanspraak dient te worden gemaakt. Tevens wordt vermeld op welke wijze inzage en afschrift kan worden verkregen van de uitspraak waarbij de collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld. De rechter kan bevelen dat ook van andere dan de in dit lid genoemde gegevens melding wordt gemaakt. Tenzij de rechter anders bepaalt, draagt de verweerder zorg voor de in dit lid bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan gelasten dat de in dit lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend worden gemaakt. Indien er personen ten behoeve van wie de collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld zijn die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of Unie-regeling niet een wijze van aankondiging voorschrijft, gelast de rechter aankondiging op een door hem te bepalen wijze ten behoeve van deze personen, zo nodig in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal.
2. De Exclusieve Belangenbehartiger draagt zorg voor aankondiging van de in het vorige lid bedoelde uitspraak op de internetpagina als bedoeld in het tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en voor plaatsing in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register.
1. Zodra een uitspraak ingevolge deze titel onherroepelijk is geworden, is deze voor ieder der partijen en voor de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering in deze procedure strekt en die zich niet overeenkomstig artikel 1018f aan de behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak hebben bevrijd, verbindend. Tenzij de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kunnen deze personen vanaf het tijdstip waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden aanspraak maken op een vergoeding op de wijze en onder de voorwaarden vermeld in de uitspraak waarbij een collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld.
2. Voor een persoon als bedoeld in het eerste lid die bij de in artikel 1018f, derde lid, bedoelde aankondiging niet met zijn schade bekend kon zijn, heeft een uitspraak ingevolge deze titel geen gevolg indien hij na het bekend worden van zijn schade door een schriftelijke mededeling aan de verweerder of, indien een collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld, aan de in artikel 907, tweede lid, onder g, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bedoelde persoon, heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. De verweerder kan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijk een termijn van ten minste zes maanden stellen waarbinnen deze kan laten weten niet gebonden te willen zijn. Bij een uitspraak ingevolge deze titel waarbij een collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld overeenkomstig artikel 1018i moet de verweerder daarbij ook mededeling doen van de persoon bedoeld in artikel 907, tweede lid, onder g.
Een uitspraak ingevolge artikel 1018i houdt tevens een veroordeling in de kosten in waarbij de rechter voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd kan veroordelen in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
1. Procedures tussen degene of degenen tegen wie de collectieve vordering ingevolge deze titel zich richt, en een persoon tot bescherming van wier belangen de procedure over de collectieve vordering wordt gevoerd en die zich overeenkomstig artikel 1018f aan de behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak heeft bevrijd, kunnen op verzoek van de meest gerede partij worden geschorst indien de procedure betrekking heeft op gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen, ook indien reeds de dag is bepaald waarop het vonnis, het arrest of de beschikking zal worden uitgesproken.
2. Het geschorste geding wordt overeenkomstig artikel 227, eerste lid, hervat:
a. indien de schorsing langer dan een jaar heeft geduurd en de meest gerede partij om opheffing van de schorsing heeft verzocht;
b. indien in de procedure over de collectieve vordering een uitspraak is gedaan en deze onherroepelijk is geworden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,