Ontvangen 20 december 2018
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel A, wordt in het voorgestelde artikel 305a, zesde lid, «van de leden 2, 3 en 5» vervangen door «van lid 2, subonderdelen a tot en met e, en lid 5».
Dit amendement versterkt de ontvankelijkheidseisen voor vorderingen met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang.
Het wetsvoorstel stelt voorwaarden waaraan een rechtspersoon moet voldoen om ontvankelijk te zijn voor een massaschadeclaim. Er worden echter uitzonderingen gemaakt voor vorderingen met een ideëel doel. De rechter kan bepalen dat deze vorderingen niet hoeven te voldoen aan het vereiste dat de rechtspersoon die de vordering instelt, kort gezegd, voldoende representatief is (zie het voorgestelde artikel 3:305a lid 2 aanhef BW). Ook kan de rechter bepalen dat deze vorderingen niet hoeven te voldoen aan het vereiste dat de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon geen winstoogmerk hebben, dat de rechtsvordering een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer heeft en dat de rechtspersoon voldoende heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken (zie het voorgestelde artikel 3:305a lid 3 BW).
De indieners vinden dit ongewenst. Door deze lagere drempel voor vorderingen met een ideëel doel wordt een uitweg in de wet gecreëerd waardoor bepaalde vorderingen veel gemakkelijker kunnen worden ingesteld. Het zet de deur open voor vorderingen mét winstoogmerk en/of vorderingen zónder nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer, terwijl een afdoende rechtvaardiging daarvoor ontbreekt. Dit werkt juridisering in de hand. Daarom stellen de indieners met dit amendement voor dat ideële vorderingen ook aan bovenstaande vereisten moeten voldoen, net zoals alle overige vorderingen. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de massaschadeprocedure niet openstaat voor vorderingen door onrepresentatieve rechtspersonen met winstoogmerk zonder band met Nederland.
Ideële vorderingen behouden wel hun voorkeurspositie op andere gebieden. Zo behoeft de rechtspersoon die een ideële vordering instelt geen toezichthoudend orgaan te hebben en geen voldoende ervaring en deskundigheid te hebben ten aanzien van het instellen en voeren van de rechtsvordering (zie het voorgestelde artikel 3:305a lid 2 subonderdelen a tot en met e BW) en behoeft de rechtspersoon geen bestuursverslag en jaarrekening op te stellen (zie het voorgestelde artikel 3:305a lid 5 BW). Op die punten stellen de indieners geen wijziging voor ten opzichte van het regeringswetsvoorstel.
Van Gent Van der Staaij Van Dam