Ontvangen 16 mei 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I, onder A, wordt in artikel 305a, tweede lid, onder c, na «te dragen» een komma geplaatst en de volgende zinsnede ingevoegd: waarbij de zeggenschap over de rechtsvordering in voldoende mate bij de rechtspersoon ligt.
De vragen in het nader verslag zijn aanleiding voor een tweede nota van wijziging bij dit wetsvoorstel. Deze nota van wijziging wijzigt het ontvankelijkheidsvereiste in onderdeel c van artikel 3:305a lid 2 BW. Dit onderdeel houdt reeds in dat een belangenorganisatie over voldoende middelen moet beschikken om de kosten voor het instellen van de collectieve rechtsvordering te dragen. Daaraan is toegevoegd dat de zeggenschap over de vordering in voldoende mate bij de belangenorganisatie moet liggen. In de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag is opgemerkt dat de rechter voor het beoordelen van dit ontvankelijkheidsvereiste ook een eventuele financieringsovereenkomst met een derdenfinancier kan opvragen. Net als de partijen die hiernaar gevraagd hebben in het nader verslag, vind ik het onwenselijk als een ander dan de belangenorganisatie zelf, bepaalt hoe met de collectieve vordering wordt omgegaan. Dit betekent dat de belangenorganisatie (in overleg met de achterban) – en niet de eventuele financier – uiteindelijk beslist of kan worden ingestemd met een schikking of dat eventueel hoger beroep wordt ingesteld tegen een afwijzende beslissing. De rechter kan ambtshalve toetsen welke mate van invloed een eventuele derdenfinancier volgens de financieringsovereenkomst heeft op de procedure. De toevoeging in onderdeel c verduidelijkt dit.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker