Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2018
Op 1 mei 2018 treedt de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit 2017 in werking, nadat eerder al enkele artikelen die o.a. zien op de oprichting van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en de afdeling klachtbehandeling van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) in werking zijn getreden. Het koninklijk besluit dat voorziet in de inwerkingtreding wordt op 26 april 2018 in het Staatsblad gepubliceerd. Hetzelfde geldt voor de beleidsregels die zijn toegezegd in mijn brief aan uw Kamer van 6 april 2018 (Kamerstukken 34 588 en 34 270, nr. 70) en waarover op 10 april 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 71, uitslag referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) het debat is gevoerd met de leden van uw Kamer. Mede namens de Minister van Defensie informeer ik u in deze brief over de uitvoering van deze toezeggingen. Tevens ga ik in op de regels die gelden bij de overgang van de Wiv 2002 op de Wiv 2017. Tot slot informeer ik u over de publicatie van beleid naar aanleiding van eerdere toezeggingen.
Beleidsregels Wiv 2017
In mijn brief van 6 april 2018 en het debat hierover in uw Kamer op 10 april 2018 heb ik toegezegd beleid te publiceren over de in de brief genoemde aanpassingen inzake de versnelde weging van samenwerking met buitenlandse diensten, de aanpassing van de praktijk van de bewaartermijn van drie jaar en de zo gericht mogelijke inzet van bijzondere bevoegdheden, waaronder onderzoeksopdrachtgerichte interceptie op de kabel. Deze beleidsregels zijn opgenomen als bijlage bij deze brief1, waarbij voor de volledigheid en inzichtelijkheid ook de waarborgen voor de uitvoeringspraktijk inzake de omgang met medische gegevens en de bescherming van journalisten zijn opgenomen. Het beleid zal daarbij conform mijn toezegging d.d. 10 april jl. aan het lid Van der Graaf (ChristenUnie) worden gepubliceerd op de relevante websites om het geheel in samenhang inzichtelijk te maken.
Samenwerking met buitenlandse diensten
De AIVD en de MIVD mogen op grond van de Wiv 2017 samenwerkingsrelaties aangaan met partnerdiensten van andere landen. Daartoe wegen de diensten of zij een samenwerkingsrelatie aangaan en zo ja, wat de aard en de intensiteit van die samenwerking zal zijn. De uitkomst van die weging en de beslissing om vervolgens die samenwerking aan te gaan, wordt vastgelegd in een wegingsnotitie.
De beleidsregels verbieden het delen van uit OOG-interceptie op de kabel verkregen ongeëvalueerde gegevens met een buitenlandse dienst waarvoor geen wegingsnotitie is opgesteld. Bovendien wordt voortaan van elke verleende toestemming tot verstrekking van ongeëvalueerde gegevens aan een buitenlandse dienst melding gedaan bij de CTIVD, ongeacht de bron van de gegevens.
Bewaartermijnen
In de Wiv 2017 is een maximum bewaartermijn van drie jaar opgenomen in het kader van onderzoeksopdrachtgerichte interceptie. Gedurende die drie jaren zijn de diensten verplicht om deze gegevens te beoordelen op relevantie voor het onderzoek waarvoor deze gegevens zijn verworven alsmede enig ander lopend onderzoek; indien de gegevens niet relevant zijn, dienen deze te worden vernietigd.
In de beleidsregels is neergelegd dat telkens een jaar na de verleende toestemming tot toepassing van de bijzondere bevoegdheid, voor zover deze betrekking heeft op interceptie van gegevens op de kabel, aan de betrokken Minister toestemming wordt gevraagd of de aldus verworven gegevens, voor zover zij nog niet op relevantie zijn beoordeeld, voor een aanvullende periode van een jaar mogen worden bewaard. Een verzoek moet door de diensten worden toegepast per set gegevens die met een verleende toestemming ex artikel 48 Wiv 2017 zijn verkregen. Een dergelijk verzoek kan vervolgens nogmaals worden gedaan nadat het eerste verzoek tot verlenging door de Minister is gehonoreerd (totdat de maximale bewaartermijn van drie jaar is bereikt). De diensten moeten in het verzoek om toestemming aantonen waarom de gegevens nog voor een periode van een jaar dienen te worden bewaard.
Overeenkomstig de door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Buitenweg zullen eventuele wijzigingen van de beleidsregel met betrekking tot de bewaartermijnen eerst aan de Tweede Kamer worden voorgelegd alvorens deze te wijzigen2.
Zo gericht mogelijke inzet
In de beleidsregels is vastgelegd dat, in het verlengde van de gewijzigde motie Recourt3, de inzet van bevoegdheden door de diensten zo gericht mogelijk dient te zijn. Zo wordt in algemene zin bepaald dat de toepassing van de bijzondere bevoegdheden door de diensten zo gericht mogelijk dient plaats te vinden. Daarnaast wordt bepaald dat in een verzoek om toestemming voor de uitoefening van bijzondere bevoegdheden ook nadrukkelijk aangegeven dient te worden op welke wijze aan de eis van gerichte inzet van de desbetreffende bijzondere bevoegdheid invulling dient te worden gegeven. Bij de beoordeling van het verzoek om toestemming zal de voor de desbetreffende dienst verantwoordelijke Minister zich ervan dienen te vergewissen of aan de eis van gerichtheid op adequate wijze is voldaan. In de gevallen waarin een rechtmatigheidstoets door de TIB is voorzien – hetgeen het geval is in alle gevallen waarbij de wet de Minister aanwijst als de instantie die (bij uitsluiting van de mogelijkheid van mandaat) toestemming dient te verlenen – zal deze de wijze waarop aan de eis van gerichtheid is voldaan in haar beoordeling dienen te betrekken.
Verzoeken aan de CTIVD
De CTIVD houdt toezicht op de uitvoering van de Wiv 2017. In mijn brief van 6 april 2018 heb ik uw Kamer toegezegd een aantal verzoeken te zullen doen aan de CTIVD. De CTIVD wordt verzocht om te rapporteren over de tijdige afronding van de wegingsnotities en het delen van ongeëvalueerde gegevens4. Ook verzoek ik de CTIVD om te rapporteren over de toezegging gedaan in de genoemde brief van 6 april 2018 dat de betrokken Ministers geen toestemming geven voor de inzet van een bijzondere bevoegdheid, indien de gerichtheid van de inzet niet adequaat is opgenomen in de toelichting bij het verzoek. Tot slot vraag ik de CTIVD om tot aan de evaluatie verscherpt toezicht te houden op hetgeen eveneens in deze brief is toegezegd, namelijk dat het vrijwel uitgesloten is dat OOG-interceptie op de kabel de komende jaren wordt ingezet voor onderzoek naar communicatie met oorsprong en bestemming in Nederland (met uitzondering van onderzoek in het kader van cyber defence, omdat bij digitale aanvallen misbruik wordt gemaakt van de Nederlandse digitale infrastructuur en OOG-interceptie op de kabel noodzakelijk kan zijn om dit te onderkennen).
In de bijgevoegde brief aan de CTIVD5 breng ik mede namens de Minister van Defensie de verzoeken van de regering over alsmede een tweetal verzoeken voortkomend uit moties van uw Kamer gedaan tijdens de parlementaire behandeling van de wet, uiteraard met dien verstande dat de CTIVD onafhankelijk is en dus zelf bepaalt welke onderwerpen zij onderzoekt6.
Regels overgang Wiv 2002 – Wiv 2017
Gegevens die zijn verworven onder de Wiv 2002 vallen na de inwerkingtreding van de Wiv 2017 direct onder het bewaarregime. De in de Wiv 2017 opgenomen regeling inzake de toets op relevantie en vernietiging van niet-relevante gegevens wordt op deze gegevens onverkort toegepast.
Verzoeken tot inzet van bijzondere bevoegdheden waarvoor in de Wiv 2017 een toestemming van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) of de rechtbank Den Haag is voorgeschreven zullen zo snel mogelijk na inwerkingtreding aan de TIB of de rechtbank worden voorgelegd. De meest gevoelige lasten zullen het eerst worden voorgelegd. Na inwerkingtreding van de Wiv 2017 geldt de termijn die de nieuwe wet vereist. Overigens is de looptijd van de onder de Wiv 2002 goedgekeurde verzoeken tot inzet maximaal drie maanden.
Wat betreft de klachtbehandeling gelden voor de overgangsperiode de afspraken die de CTIVD hierover in overleg met de Nationale ombudsman heeft gemaakt. De Nationale ombudsman zal de klachten die voor de inwerkingtreding van de Wiv 2017 zijn ontvangen nog afhandelen. Na inwerkingtreding van de wet zullen klachten door de afdeling klachtbehandeling van de CTIVD worden afgehandeld.
Tot slot
Op 1 mei 2018 zullen op de websites van de AIVD en het Ministerie van Defensie conform eerdere toezeggingen aan uw Kamer over een tweetal onderwerpen het gezamenlijk beleid van de AIVD en de MIVD worden gepubliceerd7.
Zoals is toegezegd in het debat d.d. 10 april 2018 zal het kabinet uw Kamer na de zomer een voorstel tot wijziging van de wet langs de lijn van de brief van 6 april 2018 doen toekomen. Daarenboven zal binnen twee jaar na volledige inwerkingtreding van de Wiv 2017 een evaluatie worden gestart. Zoals reeds aangegeven is het kabinet voornemens om na de evaluatie opnieuw te komen met een voorstel tot wijziging van de wet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren