Voorgesteld 8 februari 2017
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit onderzoeksopdrachtgerichte interceptie verkregen gegevens tot drie jaar bewaard mogen worden;
overwegende dat de regering van mening is dat een bewaartermijn van drie jaar nodig kan zijn voor een goede taakuitvoering van de diensten;
van mening dat het daarnaast ook van belang is om inbreuken op de persoonlijke levenssfeer zo veel als mogelijk te beperken;
van mening dat daarbij hoort dat niet onnodig lang onnodige gegevens worden bewaard;
verzoekt de regering, het verzoek van de Kamer aan de CTIVD over te brengen om binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet te rapporteren over hoe de bewaartermijn van drie jaar zich verhoudt tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarbij wordt betrokken de vraag of de interceptie van gegevens zo gericht mogelijk is geschied en of de bewaartermijn en de bewaarde gegevens nodig zijn voor een goede taakuitvoering van de diensten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Recourt