Voorgesteld 8 februari 2017
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het voorliggende wetsvoorstel de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit als criteria voor de inzet van bevoegdheden gelden;
van mening dat de inzet van de bevoegdheden door de diensten zo gericht als mogelijk dient te zijn;
van mening dat deze gerichtheid ook betrekking moet hebben op onderzoeksopdrachtgerichte interceptie waarbij er informatie wordt vergaard van personen of organisaties waarvoor de interceptie niet direct bedoeld is;
constaterende dat er discussie bestaat over de vraag of met de voornoemde wettelijke normen de eis van gerichtheid wel voldoende is geborgd;
spreekt uit dat de wettelijke eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit tevens behelzen de eis tot een ook geïnterpreteerd worden en in de praktijk gebruikt worden als criteria die zullen leiden tot een zo gericht mogelijke inzet van bevoegdheden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Recourt