Ontvangen 1 februari 2017
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 32, tweede lid, vervalt: 48, tweede lid, 49, vierde lid, 50, tweede en vierde lid,.
II
In artikel 36, eerste lid, vervalt: 48, tweede lid, 49, vierde lid, 50, tweede en vierde lid,.
III
Paragraaf 3.2.5.6.3. vervalt.
IV
In het opschrift van paragraaf 3.2.5.6.4. vervalt: en 48.
V
In artikel 51 vervalt: , alsmede op de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 48, eerste lid.
VI
In artikel 52, eerste lid, vervalt: , dan wel artikel 48, eerste lid.
VII
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «dan wel artikel 48, eerste lid,» alsmede: dan wel artikel 48, tweede lid,.
2. In het derde lid, tweede en derde volzin, wordt «, indien de medewerking is vereist met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderscheidenlijk ten hoogste een jaar, indien de medewerking is vereist met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 48, eerste lid. De toestemming» vervangen door: en.
VIII
In artikel 57, eerste lid, wordt «de artikelen» vervangen door «artikel» en vervalt: en 48, eerste lid, tweede volzin,.
IX
Artikel 64, derde lid, vervalt.
X
In artikel 89, tweede lid, vervalt de laatste volzin.
XI
In artikel 142, eerste lid, vervalt: 48,.
Met dit amendement wordt de in het wetsvoorstel gecreëerde sleepnetbevoegdheid voor de veiligheidsdiensten geschrapt. De indiener is van mening dat met deze bevoegdheid een zeer vergaande inbreuk wordt gemaakt op de privacy van Nederlandse burgers waarop geen verdenking rust. Doordat slechts in beperkte mate eisen worden gesteld aan een onderzoeksopdracht op basis waarvan een sleepnet kan worden uitgezet, ontstaat het risico dat de veiligheidsdiensten vrijwel ongeclausuleerd informatie kunnen aftappen en opslaan. Het parlement zal naar mening van de indiener onvoldoende in staat zijn te controleren of deze bevoegdheid proportioneel en doelmatig zal worden ingezet door de diensten.
Voorts is de indiener van mening dat de regering onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het creëren van een sleepnetbevoegdheid noodzakelijk is voor het beschermen van de veiligheid. De regering stelt dat er mogelijk niet-ontdekte risico’s bestaan die met een sleepnet kunnen worden gedetecteerd. In generieke zin klopt het natuurlijk dat hoe meer communicatie door de diensten wordt afgeluisterd, hoe meer verdachte communicatie in potentie kan worden opgepikt. In de ogen van de indiener levert dit echter het risico op dat door het verleggen van capaciteit van specifiek onderzoek naar sleepnetonderzoek de capaciteit voor specifiek onderzoek, waarvan de effectiviteit zich reeds heeft bewezen, zal afnemen. Dit terwijl de effectiviteit van grootschalige data-interceptie uiterst twijfelachtig is. De indiener verwijst onder andere naar de evaluatie van de commissie die bulkinterceptie in de Verenigde Staten onderzocht. Hieruit bleek dat bulkinterceptie in geen enkel geval een concreet verschil heeft gemaakt bij het bestrijden van terrorisme in de VS.1
Dit maakt dat de invoering van een sleepnetbevoegdheid een toets aan proportionaliteit en subsidiariteit niet kan doorstaan, en derhalve geen onderdeel zou moeten uitmaken van het wetsvoorstel.
Voortman