Vastgesteld 2 december 2016
De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Blz. |
||
---|---|---|
• |
Inleiding |
2 |
• |
Algemeen |
2 |
• |
Governance |
4 |
• |
Gedragsregels |
5 |
• |
Algoritmische handel |
5 |
• |
Derdelandenbeleid beleggingsondernemingen |
6 |
• |
Gestructureerde deposito’s |
7 |
• |
Toepasselijkheid richtlijn op beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s |
7 |
• |
Handhaving |
8 |
• |
Gevolgen voor het bedrijfsleven |
8 |
• |
Marktconsultaties |
9 |
• |
Artikelsgewijze toelichting |
10 |
• |
Overig |
12 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de uitgangspunten van MiFID II, te weten betere bescherming en meer transparantie en concurrentie op de markt. Hierbij stellen zij een aantal vragen aan de regering.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij ondersteunen het doel van de richtlijn om de transparantie voor beleggers te vergroten alsmede het toezicht op beleggingsinstellingen en -instrumenten verder uit te breiden en te harmoniseren op Europees niveau. Wel hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben hierover echter nog wel enkele vragen voor de regering.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij maken graag gebruik van de mogelijkheid tot het stellen van enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014. De leden zien deze wet als een goede bijdrage aan het verhogen van de transparantie van financiële markten in Europa en het verbeteren en harmoniseren van Europees toezicht op de financiële markten. De leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie constateren dat de wijzigingsrichtlijn de datum wijzigt waarop de lidstaten MiFID II moeten hebben omgezet in nationaal recht. De reden voor het uitstel was om toezichthouders en marktpartijen meer tijd te geven voor de voorbereiding. Deze leden vragen derhalve of marktpartijen nu voldoende tijd hebben voor de voorbereiding. Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waar zitten dan de knelpunten en hoe wordt daarmee omgegaan? Hebben de toezichthouders nu voldoende tijd voor de voorbereiding? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waar zitten dan de knelpunten en hoe wordt daarmee omgegaan?
Wat zijn de lidstaatopties in de richtlijn, zo vragen deze leden? Van welke worden er wel en niet gebruikt gemaakt en waarom? Wat is gewoon eigen nationale wet- en regelgeving in het voorliggende wetsvoorstel, die niet het gevolg is van MiFID of MiFIR (hier ook bekend als de verordening)?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts in hoeverre de voorliggende wet- en regelgeving proportioneel is, mede in relatie tot het MKB? In hoeverre zorgt de voorliggende wet- en regelgeving voor de situatie «too small to comply»? Wat zijn de gevolgen voor kleinere bedrijven van deze wet- en regelgeving? In hoeverre zijn de aanvangskapitaalseisen proportioneel?
Hoe bevordert de voorliggende wet- en regelgeving de toegang van het MKB tot de kapitaalmarkten, zo vragen deze leden?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering verder of er vrijstellingsgrenzen zitten in de richtlijn en verordening. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt daar gebruik van gemaakt?
Hoe en in welke mate wordt met de voorliggende wet- en regelgeving ingespeeld op innovatie en FinTech, dan wel kan daarop worden ingespeeld?
In de wet- en regelgeving zit een groot aantal open normen, zoals eerlijk, billijk, professioneel, zo stellen deze leden vast. Hoe wordt met de invulling van de open normen omgegaan? Hoe wordt voorkomen dat hier weer grote verschillen ontstaan tussen de EU-landen?
Deze leden vragen voorts of de voorliggende wet- en regelgeving bevordert dat er meer en makkelijker nieuwe toetreders tot de markt komen en dat er meer concurrentie komt? In hoeverre beperkt het gekozen nationale regime de concurrentie en nieuwe toetreders? Welke mogelijkheden voor maatwerk heeft de toezichthouder op basis van de voorliggende wet- en regelgeving nog, bijvoorbeeld als een onderneming niet volledig past in het «hokje» beleggingsonderneming?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat de richtlijn en de verordening betekenen voor de concurrentiepositie van Europa ten opzichte van de rest van de wereld. Wat betekenen voorts de nationale regimes voor de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van de rest van Europa?
In hoeverre zijn de voorgestelde maatregelen proportioneel en effectief? En lopen we als regelgever niet continu achter de feiten aan en zijn we derhalve de vorige oorlog aan het winnen, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
De leden van de PvdA-fractie vragen in het algemeen hoe MiFID II zich verhoudt tot het provisieverbod, en of het provisieverbod door onderhavig wetsvoorstel verder zal worden aangescherpt.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering verwacht dat het huidige tijdpad marktpartijen voldoende tijd biedt om te kunnen voldoen aan de nieuwe transparantie- en organisatievereisten? Biedt het huidige tijdpad de toezichthouders en marktpartijen voldoende tijd om de benodigde infrastructuur voor uitwisseling van gegevens op orde te brengen?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de invloed van het provisieverbod op deze richtlijn. Mogen in de totale kosten die aan een cliënt worden doorberekend ook provisiekosten zitten? In dit kader vragen deze leden ook naar de «nauwe banden» die in de memorie van toelichting wordt genoemd. Kan de regering uiteenzetten wanneer er sprake is van een «nauwe band»?
De leden van de PVV-fractie merken op dat met het huidige tijdpad de lidstaten uiterlijk op 3 juli 2017 MiFID II dienen te hebben omgezet in nationaal recht en uitvoering dienen te geven aan de bepalingen. De leden van de PVV-fractie willen weten of de regering verwacht dat het huidige tijdpad marktpartijen voldoende tijd zal bieden om aan de nieuwe transparantie- en organisatievereisten te voldoen. Zal het tijdpad de toezichthouders en marktpartijen tevens voldoende tijd bieden om de nodige infrastructuur voor uitwisseling van gegevens op orde te kunnen brengen?
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten op welke punten de richtlijn keuzevrijheid laat aan de lidstaten. Ook vragen de leden hoe de regering is omgegaan met deze keuzevrijheid met de implementatie van de richtlijn in dit wetsvoorstel? Welke keuzes heeft de regering gemaakt en waarom?
Governance
De leden van de PvdA-fractie lezen dat van de leden van het leidinggevend orgaan van beleggingsondernemingen onder andere verlangd wordt over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken. Deze leden vragen de regering hoe dit getoetst zal worden?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat wanneer een beleggingsonderneming significant is het aantal bestuursfuncties voor bestuurders wordt gemaximeerd. Deze leden vragen de regering wanneer een beleggingsonderneming als significant wordt aangemerkt. In het bijzonder vragen de leden naar de maximering van bestuursfuncties. Op welke wijze wordt dit vormgegeven? Overweegt de regering hiertoe heldere criteria te ontwikkelen? Op de voorgestelde wijze lijkt er noch voor financiële instellingen, noch voor potentiële bestuurders helderheid te zijn over de (on)mogelijkheid om functies te combineren. Is de regering bereid hiertoe heldere normen te ontwikkelen en duidelijkheid te scheppen? De AFM kan dan vervolgens toezicht houden op de uitoefening van die normen.
De leden van de PVV-fractie merken op dat voor beleggingsondernemingen die significant zijn het aantal uitvoerende en niet-uitvoerende bestuursfuncties zal worden gemaximeerd voor de leden van het bestuur. De leden van de PVV-fractie vragen de regering dit nader te verduidelijken?
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten hoe voorkomen zal worden dat de getalsmatige grenzen uit de herzieningsrichtlijn omzeild worden wanneer generiek gebruik zal worden gemaakt van ongeclausuleerde bevoegdheid die de AFM krijgt om toe te staan dat een bestuurslid een extra niet-uitvoerende bestuursfunctie mag vervullen. Kunt u aangeven onder welke voorwaarden de AFM gebruik mag maken van deze bevoegdheid?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat bestuursfuncties in organisaties die niet hoofdzakelijk commerciële doelen nastreven, zoals organisaties zonder winstoogmerk of liefdadigheidsorganisaties, niet in aanmerking zullen komen voor het bepalen van het aantal bestuursfuncties dat kan worden vervuld. De leden van de PVV-fractie vragen waarom ervoor gekozen is deze organisaties hiervan uit te zonderen. Ook vragen de leden van de PVV-fractie het woord «hoofdzakelijk» in deze context nader te verduidelijken. Welke organisaties zullen hier concreet onder vallen?
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten wat het voor beleggingsondernemingen betekent dat artikel 88 van de richtlijn kapitaalvereisten van toepassing wordt op de genoemde ondernemingen? Gaat dit alleen om aanvangskapitaal of ook om andere kapitaalvereisten? Hoe verhouden zich deze vereisten tot de vereisten die door andere lidstaten worden gesteld aan de belegginsondernemingen? En waarom is voor deze eisen gekozen?
Deze leden constateren dat er een maximum aantal uitvoerende en niet-uitvoerende bestuursfuncties gehanteerd gaat worden omdat bestuurders wel voldoende tijd moeten kunnen investeren om hun rol te vervullen. Aan de andere kant worden bestuursfuncties voor organisaties zonder winstoogmerk niet meegeteld. Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat bestuurders voldoende tijd moeten hebben voor een bestuursfunctie? Is de regering van mening dat bestuursfuncties voor organisaties zonder winstoogmerk minder tijd vergen? De leden vragen een toelichting op het maximeren van het aantal bestuursfuncties, waarbij concreter wordt aangegeven wat dit in praktijk betekent.
Gedragsregels
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom op een Organised Trading Facility (OTF) een beperkter aantal financiële producten mag worden verhandeld.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe op een OTF voorkomen wordt dat handel voor eigen rekening ten koste gaat van het belang van de klant en hoe de AFM hier toezicht op zal houden. Zij vragen in welke gevallen een OTF voor eigen rekening mag handelen.
Ook vragen zij meer in het algemeen of OTF’s voor beleggers meer risico’s opleveren dan bijvoorbeeld een Multilateral Trading Facility (MTF), omdat de beheerders van een OTF meer discretionaire bevoegdheden hebben dan die van een MTF of een gereglementeerde markt. Zij vragen of deze mogelijkheid geen belangenverstrengeling op zal leveren. Ook vragen zij hoe de AFM toezicht zal houden op de OTF’s.
De leden van de D66-fractie constateren met interesse dat er strengere regels komen waardoor onafhankelijk onderzoek ook echt onafhankelijk moet zijn. Kan de regering toelichten hoe in de praktijk wordt toegezien op de vraag of er daadwerkelijk een marktanalyse is gedaan? En wat een beperkte of een uitgebreide marktanalyse inhoudt?
Deze leden staan positief tegenover het feit dat verzekeraars die producten met een beleggingscomponent aanbieden onder dezelfde regelgeving vallen als beleggingsondernemingen, waardoor een gelijk speelveld ontstaat. Gelden de regels voor alle ondernemingen die producten aanbieden met een beleggingscomponent? Zo nee, welke ondernemingen vallen nog niet onder deze wet en waarom is hiervoor gekozen?
De leden lezen dat de beleggingsonderneming een best execution verplichting krijgt. De leden constateren dat er door de onderneming jaarlijks gerapporteerd moet worden over de kwaliteit van de uitgevoerde orders. Wat moeten deze rapportages exact omvatten? Kan de regering toelichten hoe er met behulp van deze rapportages toezicht wordt gehouden op de best execution verplichting? En kan de regering toelichten hoe zij rekening houdt met de administratieve lasten van deze rapportages en hoe deze zo beperkt mogelijk worden gehouden?
De leden van de D66-fractie constateren dat marktpartijen eerder de tijd hebben gekregen om initiatief te nemen voor deze informatieplicht maar dat dit volgens de regering niet voldoende van de grond kwam. Kan de regering toelichten wat marktpartijen wel hebben opgepakt en waarom dit niet voldoende was?
Algoritmische handel
De leden van de VVD-fractie merken op dat algoritmische handel leidt tot meer liquiditeit, krappere spreads en efficiëntere markten. Er zijn echter ook risico’s aan verbonden. De voorgestelde maatregelen zijn bedoeld om de risico’s aan te pakken. Hoe blijven met de voorgestelde maatregelen de voordelen overeind? In hoeverre is de balans nog goed volgens de regering? Worden door de maatregelen het gebruik van algoritmische handel of hoogfrequente handelstechniek niet ontmoedigd of beperkt?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat beleggingsondernemingen, marktexploitanten en handelsplatformen robuuste maatregelen dienen te treffen om te voorkomen dat algoritmische handel tot een onordelijke markt leidt of wordt misbruikt. Zij vragen om welke maatregelen dit gaat?
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de informatieverplichtingen van beleggingsondernemingen zijn ten aanzien van beleggers bij het gebruik van algoritmische handel?
Derdelandenbeleid beleggingsondernemingen
De leden van de VVD-fractie lezen dat MiFID en de verordening regels bevatten met betrekking tot beleggingsondernemingen met een zetel in een staat die geen lidstaat is en die voornemens zijn actief beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten naar de Europese Unie. Wanneer kan de wetgeving en het toezicht als effectief gelijkwaardig worden erkend door de Europese Commissie? Welke landen worden op dit moment als zodanig erkend door de Europese Commissie?
Beleggingsondernemingen uit landen met een gelijkwaardig toezicht zullen niet onderworpen worden aan toezicht in de lidstaten. Maar lidstaten blijven wel vrij om regels te stellen met betrekking tot beleggingsondernemingen uit staten die geen lidstaat zijn, die niet onder het voornoemde regime vallen. Deze leden vragen de regering wat hiermee wordt bedoeld? Hoe gaan de verschillende lidstaten hiermee om? Hoe gaat Nederland hiermee om?
Nederland gaat gebruik maken van de mogelijkheid om beleggingsondernemingen te verplichten een bijkantoor in Nederland te vestigen. Wat is daarvan de reden, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Welk doel dient deze verplichting? Wat zijn daarvan de gevolgen? Hoe gaan andere EU-landen hiermee om? Wat zijn de eisen die gaan gelden als gevolg van het gemeenschappelijk regelgevend kader van MiFID II?
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat Australië, de Verenigde Staten en Zwitserland op het moment een vrijstelling hebben van de in Nederland geldende vergunningplicht. Voor beleggingsondernemingen uit deze landen zal ook gaan gelden dat ze een bijkantoor in Nederland moeten gaan vestigen. Wat zijn daarvan de gevolgen, ook voor het actief blijven van die beleggingsondernemingen in Nederland? Zou Nederland deze landen ook kunnen uitzonderen van de verplichting om een bijkantoor in Nederland te moeten hebben? Zo ja, hoe en waarom is dit niet overwogen? Zo nee, waarom niet, gelet ook op het feit dat het hier gaat om een nationaal regime? In hoeverre zijn er overeenkomsten gesloten met de toezichthouders uit die landen over samenwerking in het toezicht?
De eis voor een bijkantoor gaat in vanaf 3 januari 2019. De leden van de VVD-fractie vragen de regering in hoeverre dit voldoende tijd is voor bedrijven om dit te kunnen regelen?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat beleggingsondernemingen met zetels in derde landen met toezicht dat als effectief gelijkwaardig is erkend door de Commissie vrij beleggingsdiensten kunnen verlenen aan in aanmerking komende tegenpartijen en professionele beleggers. Deze leden vragen welke eisen de Commissie hiervoor zal stellen, en hoe deze zich verhouden tot het huidige Nederlandse regime?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijzigingen op het gebied van het derdelandenbeleid. Zij vragen de regering wel om een voorbeeld van een situatie die zich nu nog wel voor doet onder MiFID I, maar die onder MiFID II niet meer mogelijk zal zijn. Daarnaast vragen deze leden naar de casus van de binaire opties. Is het zo dat de AFM onder MiFID II de mogelijkheden krijgt om aanbieders van binaire opties die geen vergunningplicht in Nederland hebben, beter te kunnen handhaven?
De leden van de CDA-fractie vragen ook naar de gelijkwaardige staten die de Europese Commissie kan aanwijzen. Hoe komt een dergelijk besluit tot stand, vragen deze leden? Kan er door een ontvangende lidstaat of genoemd land nog beroep worden aangetekend tegen het besluit van de Commissie? Kan een land dat wil worden aangemerkt als gelijkwaardige staat hiervoor een aanvraag indienen?
De leden van de D66-fractie constateren dat de richtlijn lidstaten de ruimte biedt om te kiezen voor het wel of niet verplicht stellen van het vestigen van een bijkantoor voor beleggingsondernemingen die voornemens zijn in Nederland beleggingsactiviteiten te verrichten voor niet-professionele beleggers. Waarom heeft de regering ervoor gekozen deze verplichting op te nemen? Welke andere lidstaten kiezen er ook voor om deze verplichting op te nemen? Waarom geldt deze verplichting ook voor ondernemingen uit Zwitserland, Australië en de Verenigde Staten, waarvan de regering constateert dat het toezicht op beleggingsondernemingen vanuit deze landen voldoende is?
De leden van de D66-fractie vragen de regering ook verder toe te lichten welke vorm een bijkantoor moet kennen? Welke functies of activiteiten moeten bijvoorbeeld bij het bijkantoor belegd zijn? Hoe wordt voorkomen dat er «lege» bijkantoren ontstaan?
Gestructureerde deposito’s
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom gestructureerde deposito’s met een variabele rente waarvan het rendement rechtstreeks gekoppeld is aan bijvoorbeeld een rente-index niet onder het bereik van MiFID II vallen? Zij merken op dat dit wellicht tot onduidelijkheid kan leiden bij beleggers.
Toepasselijkheid richtlijn op beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de richtlijn niet van toepassing is op beheerders van beleggingsinstellingen en instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)? Deze leden merken wederom op dat er wellicht onduidelijkheid kan ontstaan bij beleggers wanneer het gaat om icbe’s die tevens beleggingsdiensten aanbieden.
De beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s vallen buiten de reikwijdte van de richtlijn, constateren de leden van de D66-fractie. Wat kunnen de gevolgen zijn van het feit dat de beheerders niet onder de reikwijdte vallen? Wat is de opvatting van de regering hierover? Als de ruimte er zou zijn, zou de regering de beheerders dan wel of niet onder de reikwijdte laten vallen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Handhaving
De leden van de VVD-fractie merken op dat de grote hoeveelheid Europese voorschriften inmiddels een bedreiging is geworden voor de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de consistentie van het handhavingsinstrumentarium van de AFM en DNB. Zij vragen de regering daarom wat er nu precies verandert met deze wet, of dat dit inmiddels in andere wetten is geregeld? Hoe hangen de zaken die hier worden voorgesteld nog samen met MiFID en MiFIR?
De leden van de CDA-fractie uiten hun zorgen over de combinatie van Europese en Nederlandse wetgeving in het handhavingsinstrumentarium voor DNB en de AFM. Hebben DNB en AFM hier ook al hun zorgen over geuit, vragen deze leden? En behalve de maatregelen voorgesteld in deze implementatiewet, welke maatregelen is de regering nog meer voornemens om zowel de wetgeving als de mogelijkheden voor handhaving eenvoudiger, handzamer en meer geharmoniseerd te maken?
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat de bevoegdheden van toezichthouders worden versterkt en geharmoniseerd. Zij constateren dat er in de richtlijn maximumboetes worden voorgeschreven aan autoriteiten, maar kan de regering aangeven of er ook een minimumboete voorgeschreven? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? Wat is de opvatting van de regering hierover?
Gevolgen voor het bedrijfsleven
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij alle verschillende onderdelen een schatting staat van de eenmalige en structurele kosten voor het bedrijfsleven, administratieve lasten en nalevingskosten. Kan de regering een totaaloverzicht c.q. een totaalbedrag geven?
Bij veel onderdelen staan concrete bedragen of berekeningen, maar bij het introduceren van de verplichting voor deelnemers en leden van een gereglementeerde markt om hun algoritmen te testen niet. Deze leden vragen derhalve of ook daarvan een inschatting kan worden gegeven?
Waarom heeft de regering niet ook gekeken naar waar, als tegenhanger van de hogere lasten van het bedrijfsleven, ook lagere lasten gerealiseerd zouden kunnen worden voor de betrokken ondernemingen en sectoren? Hoe moet dit gezien worden tot de opgave van de regering om 2,5 miljard euro verlichting te realiseren in het kader van de administratieve lasten, zo vragen deze leden zich af?
Bij veel onderdelen staat de gemiddelde heffing in verband met het doorlopend toezicht wordt geschat op een bedrag van 14.000 euro per beleggingsonderneming. Moet dit voor elke activiteit van een beleggingsonderneming worden opgeteld? Kan de regering een nadere onderbouwing van dit bedrag geven?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de AFM verwacht extra capaciteit nodig te hebben, hetgeen zal leiden tot extra toezichtkosten. Tot hoeveel extra toezichtkosten zal dit leiden? Waarom is er niet (ook) gekeken naar herprioritering van activiteiten, zodat de totale toezichtkosten gelijk zouden kunnen blijven?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de hoogte van de toezichtlasten. Betekenen de nieuw in rekening te brengen kosten van bijvoorbeeld 14.000 euro per beleggingsonderneming, datarapporteringsdienstverlener, enz., een vergroting van de totale capaciteit en jaarlijkse kosten van de AFM, of stijgt het totaal niet en gaan de toezichtlasten voor andere financiële instellingen hierdoor naar beneden?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering geen inschatting kan maken van hoeveel ondernemingen door de wijzigingen onder de reikwijdte van de MiFID II terecht komen. Kan de regering toelichten waarom dit niet mogelijk is? Is het bijvoorbeeld niet bekend hoeveel ondernemingen handelen in emissierechten zonder ook in andere financiële instrumenten te handelen?
De leden van de D66-fractie constateren voorts dat er met de implementatie van de richtlijn behoorlijk wat kosten voor rekening van de cliënt komen, zoals de kosten voor informatieverplichtingen, uitbreiding van de passendheidstoets en transparantie over dienstverlening. Gaan deze kosten voor alle cliënten gelden? Of is er nog een onderscheid te maken in cliënten die deze informatiebehoefte meer of minder hebben?
De leden van de D66-fractie vragen de regering ten slotte toe te lichten hoe de schatting van het bedrag van eenmalige oprichtingskosten van 50.000 euro en de jaarlijkse operationele kosten van 125.000 euro tot stand zijn gekomen? Is de regering van mening dat deze kosten gerechtvaardigd zijn voor de beleggingsondernemingen? Zijn er belegginsondernemingen die hier meer nadeel van zullen ondervinden, bijvoorbeeld omdat zij kleiner van omvang zijn, dan andere ondernemingen?
Marktconsultaties
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er bij het opstellen van de wet- en regelgeving in de EU niet rekening gehouden is met de optie om marktmakers die uitsluitend voor eigen rekening handelen uit te sluiten van bijvoorbeeld de verplichting om de gegevens over de kwaliteit van de uitvoering openbaar te maken?
Deze leden vragen voorts wat de stand van zaken is met betrekking tot het meer onafhankelijk maken van de bezwaarfase tegen de betrouwbaarheids- en geschiktheidstoets?
Een louter passieve beleggersgiro valt niet onder het toepassingsbereik van artikel 23, lid 2 van de verordening, omdat dit artikellid uitsluitend ziet op beleggingsondernemingen, zo constateren de leden van de VVD-fractie. In hoeverre is de situatie anders bij een (semi-) «actieve» beleggersgiro? Klopt het dat als een «actieve» beleggersgiro strenger wordt gereguleerd onder MiFID, dat gevolgen heeft voor de betaalbaarheid van de beleggingsdienstverlening voor retailbeleggers? Zo ja, welke gevolgen zou dit hebben?
Wat zijn volgens de regering de gevolgen van het ontbreken van overgangsbepalingen in MIFID II, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Waarom is daar niet voor gekozen? Wat zijn daarvan de gevolgen? Bijvoorbeeld ook voor bedrijven die als nevenactiviteiten van hun hoofdbedrijf handelen in grondstoffenderivaten?
De leden van de PVV-fractie willen weten of Nederlandse fondsbeheerders onderworpen zullen worden aan een veel strenger regime dan MiFID II beoogt, zoals gesteld wordt door Dutch Fund and Asset. Zo ja, welke maatregelen zal de regering treffen om dit te voorkomen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering heeft geconstateerd dat artikel 4:90e eigenlijk onterecht ook van toepassing is op marketmakers die voor eigen rekening handelen en geen cliënten hebben. Kan de regering toelichten of andere lidstaten het hier mee eens zijn? En kan de regering toelichten hoe deze onnodige administratieve last voor marketmakers zonder cliënten tegengegaan wordt?
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel D (artikel 1:19)
In artikel 1:19, lid 2 wordt de (Capital Requirements Regulation) (CRR) van toepassing verklaard op beheerders van icbe’s en/of beleggingsinstellingen. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre Nederlandse fondsbeheerders daardoor worden onderworpen aan een veel strenger regime dan MiFID II beoogt? Klopt het dat de Europese richtlijn zich beperkt tot eisen aan het aanvangskapitaal voor beheerders van icbe’s of beleggingsinstellingen en niet de gehele CRR van toepassing verklaart? Wat is de reden om dit zo regelen? Het regime CRR is gemaakt voor banken en dus niet voor fondsbeheerders. Kan de regering aangeven wat hiervan de gevolgen zijn en wat MiFID II hiervoor precies regelt?
Voorts vragen deze leden wat het verschil is tussen de reeds bestaande Wft-bepalingen over aanvangskapitaal en het in artikel 15 van MiFID II voorgeschreven aanvangskapitaal?
Klopt het dat in het laatste rapport van de European Banking Authority juist ook wordt opgemerkt dat alleen voor de allergrootste asset managers volledige toepassing van CRR proportioneel wordt geacht? Hoe past dit dan in proportionele regelgeving?
De leden van de VVD-fractie vragen tenslotte of niet alleen de aanvangskapitaaleisen voor beleggingsondernemingen in de CRR van toepassing worden verklaard, in plaats van de gehele CRR? En als die verwijzing in art. 1:19 Wft komt te staan, kunnen dan de aanvangskapitaaleisen in art. 3:53, lid 1 Wft en art. 48, lid 1, Bpr worden geschrapt? Of andersom?
Artikel I, onderdeel AO (artikel 4:1)
De leden van de VVD-fractie lezen dat hier wordt geregeld dat artikel 4:9, derde lid, van toepassing zal zijn op een bijkantoor zoals bedoeld in het tweede lid. Gaan voor een dergelijk bijkantoor wel of niet de eventuele diploma-vereisten gelden? Kan de regering dit verhelderen?
In samenhang hiermee merken de leden op dat in de transponeringstabel staat dat artikel 16 geen implementatie behoeft. Geldt dit echter voor alle leden van artikel 16? Op welke wijze gaat de Minister de organisatorisch vereisten van artikel 16, eerste lid, implementeren voor bijkantoren uit andere Europese landen?
De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is om de implementatie van enig ander lid van artikel 16 dan de leden 6, 7 en 11 niet te laten gelden voor een bijkantoor? Wat zouden de gevolgen daarvan zijn? Is het niet het geval dat deze implementatie door de lidstaat van herkomst moet geschieden? Zorgt in dit geval de huidige omschrijving niet voor dubbele implementatie? Wat voor gevolgen zou dit hebben?
Artikel I, onderdeel AY en AZ (artikelen 4:11 en 4:14)
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de specifieke verplichting wordt het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo) in plaats in de Wft? Wat zijn de (ongewenste) effecten van de conceptrichtsnoeren die ESMA heeft opgesteld en op 5 oktober 2016 aan de markt heeft voorgelegd? Kan de regering uitleggen hoe het gesteld staat met de aansprakelijkheid van productontwikkeling versus de distributeurs? In hoeverre zijn er mogelijkheden voor een distributeur om als een product individueel gezien niet geschikt is voor een bepaalde cliënt, maar wel geschikt is als onderdeel van de gehele portefeuille, het product alsnog aan te bevelen?
Deze leden vragen of het juist is dat als Nederland artikel 10 van de uitvoeringsrichtlijn MiFID II inzake product governance implementeert op basis van artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c zonder bedoelde bijkantoren uit te zonderen van de reikwijdte, dan op dergelijke bijkantoren zowel Nederlands recht als het recht van de lidstaat van herkomst van toepassing zal kunnen zijn? Zo ja, in hoeverre vindt de regering dit gewenst?
Artikel I, onderdeel AAA (artikel 4:15)
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regels over belangenconflicten rond verzekeringen met een beleggingscomponent niet in de wet worden geregeld, maar in een algemene maatregel van bestuur?
De leden van de SP-fractie vragen deze leden welk voordeel het heeft om de regels over belangenconflicten rond verzekeringen met een beleggingscomponent bij algemene maatregel van bestuur, in plaats van bij wet vast te stellen?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de redenering om regels over belangenconflicten rond verzekeringen met een beleggingscomponent niet per wet vast te stellen, maar per algemene maatregel van bestuur. Tevens vragen deze leden naar de relatie met het provisieverbod, dat juist is bedacht om belangenconflicten in advisering rond financiële producten te voorkomen.
Artikel I, onderdeel AAJ (artikel 4:89a)
De leden van de VVD-fractie vragen aan wat voor soort regels wordt gedacht om bij algemene maatregel van bestuur te kunnen stellen?
Artikel I, onderdeel AAK (artikel 4:90)
De leden van de VVD-fractie vragen om welke reden dit artikel wordt opgenomen, gelet op de bestaande wet- en regelgeving die er op dit punt al is? Wat is het verschil tussen «alle toereikende maatregelen» en «alle redelijke maatregelen»? Voorts vragen deze leden waarom hier de huidige marktpraktijk als uitgangspunt wordt genomen?
De leden van de SP-fractie vragen welk voordeel het heeft om de regels over de beloning van werknemers van beleggingsondernemingen bij algemene maatregel van bestuur, in plaats van bij wet vast te stellen?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de richting van wetgeving die de regering zal kiezen, waarmee zij wil voorkomen dat werknemers perverse beloningsprikkels hebben en niet in het klantbelang handelen. Denkt zij hierbij aan bonusplafonds, net zoals dit in de banksector gebruikelijk is? Hoe denkt de regering dergelijke bepalingen te kunnen handhaven?
Artikel I, onderdeel AAY (artikel 4:91ea)
De leden van de VVD-fractie constateren dat artikel 33 van MiFID II de MKB-groeimarkt introduceert. In hoeverre komt dit voldoende tegemoet aan een eenvoudige toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot de kapitaalmarkten? Hoe moet dit gezien worden tot de initiatieven in het kader van de Kapitaalmarktunie in relatie tot het MKB? In hoeverre belemmert de voorliggende wet- en regelgeving de toegang van het MKB tot de kapitaalmarkten?
Voorts merken deze leden op dat in lagere regelgeving nadere regels kunnen worden gesteld. Is de regering voornemens nadere regels te stellen? En zo ja, welke dan? Wat wordt verstaan onder een geëigend toelatingsdocument en aan welke vereisten moet zo’n document voldoen?
In de toelichting wordt genoemd «het door een accountant geverifieerd bestuursverslag». Klopt het dat hier hetzelfde wordt bedoeld als hetgeen hierover in het Burgerlijk Wetboek vermeld staat? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering voornemens is om nadere regels te stellen aan de toelating van, en informatievoorziening over financiële instrumenten op een MKB-groeimarkt.
Artikel I, onderdeel AAAD (artikel 5:29a)
De leden van de VVD-fractie vragen wat de samenhang is tussen de omschreven taken van het benoemingscomité en de Nederlandse corporate governance code over de taken van de selectie- en benoemingscommissie?
Artikel I, onderdeel AAAK (artikelen 5:89a tot en met 5:89i)
De leden van de VVD-fractie lezen dat in artikel 5:89b staat dat in artikel 57, veertiende lid, aanhef en onderdeel b van MiFID II bepaald wordt dat de Europese Commissie bevoegd is tot vaststelling van technische reguleringsnormen van de ESMA. In hoeverre behouden Kamer en/of regering invloed op de normen van de ESMA, en op welke wijze wordt voorkomen dat de Europese Commissie reguleringsnormen bij de ESMA neerlegt die niet proportioneel zijn en/of niet zijn afgestemd op de Nederlandse markt?
Voorts lezen deze leden dat in artikel 5:89c wordt vermeld dat de ESMA geschillen tussen toezichthoudende organisaties schikt. De hiervoor bedoelde toezichthoudende instanties moeten daarvoor samenwerkingsovereenkomsten aangaan. Klopt het dat elke lidstaat dan een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst met de ESMA heeft? Waarom is daar voor gekozen? Wat voor richtlijnen, regels en handhavingsnormen bevatten die samenwerkingsovereenkomsten? Op welke wijze zal het hier draaien om modelovereenkomsten die gelijk zijn aan elkaar? In hoeverre schat de regering in dat een werkbare situatie ontstaat wanneer de ESMA met de verschillende toezichtinstanties uit elke lidstaat een andere overeenkomst heeft en voor verschillende landen een verschillende mate van openheid geldt?
In hoeverre raakt artikel 5:89f, vierde lid, van de Wft de privacy van individuele personen of kan die raken, zo vragen de leden van de VVD-fractie? In hoeverre zijn de gerapporteerde posities wel of niet herleidbaar tot individuele personen? Heeft hierover overleg plaatsgevonden met de Autoriteit Persoonsgegevens?
Overig
De leden van de VVD-fractie merken op dat recent bekend werd dat de ING op korte termijn alle handelsactiviteiten vanuit België en Nederland overbrengt naar Londen. Deze leden vragen de regering wat daarvan de reden c.q. de aanleiding is geweest? Welke invloed heeft de Nederlandse regelgeving gehad op dit besluit? In hoeverre speelde andere regelgeving daarbij een rol? Wat zijn de ervaringen van het bedrijfsleven c.q. beleggingsondernemingen met het toezicht in Nederland? Hoe verschilt het toezicht in Nederland van andere EU-landen?
Bij de eerdere discussie was er sprake van een provisieverbod voor beleggingsondernemingen, zo memoreren deze leden. Welk provisieverbod zit er nu in de EU-regelgeving? Hoe verschilt dit van het Nederlandse provisieverbod voor beleggingsondernemingen? Wat zijn de gevolgen geweest van het Nederlandse provisieverbod voor beleggingsondernemingen? In hoeverre zorgt het voor een ongelijk speelveld en is het nadelig voor de concurrentiepositie? Wat is nu de meerwaarde van een Nederlands verbod ten opzichte van het provisieverbod in de Europese regelgeving?
Voorst wijzen de leden van de VVD-fractie erop dat er ook discussie was over «open access» (non-discriminatoire toegang tot clearinghuizen en handelsplatformen), waardoor de markt meer concurrerend wordt en bestaande handelsmonopolies worden doorbroken. Kan de regering toelichten hoe dit zit in de huidige voorstellen?
De leden van de PvdA-fractie lezen in de antwoorden op vragen van de leden Ronnes en Nijboer dat de toezichthouder onder MiFID II nadere eisen kan stellen aan financiële instrumenten. Deze leden vragen om wat voor soort eisen dit zal gaan. Zij lezen in de bewuste beantwoording ook dat in aanloop naar de nieuwe wettelijke regels voortvloeiende uit MiFID II, de regering samen met de AFM een verbod uitwerkt voor reclame voor contracts for difference (CFD’s) en binaire opties. Deze leden vragen hoe het met deze voorstellen staat.
Kan de regering voor de leden van de SP-fractie uiteenzetten wat er precies veranderd is aan de voorliggende regelgeving (MiFid II) sinds de laatste keer dat deKkamer over deze regelgeving sprak tijdens het algemeen overleg van 28 november 2013? Destijds was de triloog nog in volle gang. Kan de regering uiteenzetten wat er precies uit deze triloog is gekomen?
De leden van de SP-fractie horen voorts graag van de regering welke voorwaarden aan bijkantoren worden gesteld. Dienen bijkantoren aan dezelfde voorwaarden te voldoen als de lokale kantoren in die bewuste lidstaat? Of gelden voor het bijkantoor andere voorwaarden, bijvoorbeeld dezelfde voorwaarden als die gelden in het land waar de onderneming zijn oorsprong vindt?
Een andere vraag die de leden van de SP-fractie hebben over de bijkantoren gaat over de geschillencommissies. Waar kunnen mensen met een probleem hun geschil aanhangig maken? Is dat in het land waar het bijkantoor gevestigd is waarmee zij zaken doen of is dat in het land van oorsprong van de onderneming?
Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie aan de regering wat de Brexit voor invloed heeft op de implementatie van MiFID II in het Verenigd Koninkrijk (VK). Is het VK gebonden aan implementatie van MiFID II? Gaat het VK MiFID II nog wel implementeren? Weet de regering of er voor het VK aangepaste regels gaan gelden met betrekking tot het reguleren van beleggingsdiensten en beleggingsactiviteiten van belegginsondernemingen? Gaat het VK haar eigen regels stellen aan het exploiteren van handelsplatformen waarop financiële instrumenten worden verhandeld? Kunnen er in het VK minder strenge regels gaan gelden op het gebied van toezicht en transparantie, waardoor de handel van financiële instrumenten zich meer naar het VK zal gaan verplaatsen en daardoor minder transparant wordt?
De voorzitter van de vaste commissie, Duisenberg
Adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen