Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2018
In het debat over de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van donderdag 29 november jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 30) is de motie Jasper Van Dijk (Kamerstuk 35 000 XV, nr. 56) besproken. In deze motie staat het volgende:
Overwegende dat veel mensen met een arbeidsbeperking tussen wal en schip vallen omdat zij niet in aanmerking komen voor beschut werk, maar ook niet aan de slag komen in een regulier bedrijf,
Verzoekt de regering de toegang tot beschut werk te verruimen, zodat wordt voorkomen dat mensen met een beperking tussen wal en schip vallen,
Met het lid Jasper van Dijk ben ik van mening dat het niet wenselijk is als er mensen tussen wal en schip vallen wanneer zij niet in aanmerking komen voor beschut werk, maar ook niet aan de slag komen in een regulier bedrijf.
Ik heb aangegeven dat op dit moment de evaluatie van het instrument beschut werk loopt. Op grond van de evaluatie komen wij meer te weten over de resultaten, de processen die gemeenten en UWV volgen en de positieve en negatieve factoren die bijdragen aan beschut werk. Ook krijgen we meer zicht op de wijze waarop de criteria om voor beschut werk in aanmerking te komen uitwerken en of daarmee de beoogde doelgroep wordt bereikt.
Indien ik de motie zo kan interpreteren dat ik in het najaar van 2019 aan de hand van de resultaten van de evaluatie beschut werk conclusies trek over de doelgroep en over de vraag of de criteria om voor beschut werk in aanmerking te komen al dan niet verruimd moeten worden, dan kan ik deze motie aan het oordeel van de Kamer laten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark