Ontvangen ter Griffie op 16 november 2017.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 14 december 2017.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 15 december 2017.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2017
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit advisering beschut werk1. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting2.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 10b, achtste lid) van de Participatiewet en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Ik wil UWV de gelegenheid geven zo nodig te anticiperen op de maatregelen uit het ontwerpbesluit. De maatregelen formaliseren eerder gemaakte afspraken met de uitvoering en bevorderen een efficiënter en effectiever uitvoeringsproces. Dit is in het belang van betrokkenen en ook conform de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever. Ik wil UWV de gelegenheid tot anticiperen geven vanaf 1 januari 2018. UWV heeft in zijn uitvoeringstoets aangegeven dat uitvoering van de maatregelen per 1 januari 2018 haalbaar is. Er wordt naar gestreefd het besluit zo snel mogelijk na advisering door de Raad van State te publiceren in het Staatsblad en in werking te doen treden. Voor de situatie dat publicatie van het besluit plaatsvindt op een datum na 1 januari 2018 kan UWV dan al uitvoering geven aan de maatregelen.
Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overlegd.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark