Ontvangen 1 maart 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdelen d en e wordt «normdocumenten» vervangen door «normen en regels als bedoeld in artikel 12, tweede lid».
2. In onderdeel l wordt «Veiligheid en Justitie» vervangen door «Justitie en Veiligheid».
B
Artikel 3, derde lid, komt te luiden:
3. Met een vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld een vergunning of vergelijkbare beschikking afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een andere staat die een niveau van waarborgen biedt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt nagestreefd. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen omtrent de gelijkwaardigheid van buitenlandse vergunningen.
C
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een set van normen en regels vastgesteld, waaraan de aanvrager moet voldoen om een certificaat te verkrijgen. Tot deze set behoren in ieder geval de normen opgenomen in de meest recente versie van de normdocumenten voor maritieme beveiligingsbedrijven van de International Organization for Standardization.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in ieder geval regels gesteld over de aanvraag, de duur, de overgang en de verlenging van een vergunning en over de voorschriften, bedoeld in het vierde lid.
D
In artikel 13, onderdeel c, wordt «de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen» vervangen door «de verplichtingen die voortvloeien uit de bij of krachtens deze wet gestelde regels».
E
In artikel 14, tweede lid, wordt na «het verstrekken van certificaten» ingevoegd «overeenkomstig artikel 12, tweede lid,».
F
In artikel 16, eerste lid, wordt na «ter zake van overtreding» ingevoegd «van de bij of krachtens deze wet gestelde regels en».
Deze nota van wijziging bevat enkele technische wijzigingen en een tweetal wijzigingen van meer inhoudelijke aard. De inhoudelijke wijzigingen worden hieronder als eerste toegelicht. Daarna volgt, voorzover nodig, een toelichting op de technische wijzigingen.
Onderdeel A, onder 1, onderdeel C, onder 1, en onderdeel E
Deze wijzigingen hangen samen met het vergunningstelsel. Om in te kunnen spelen op een mogelijke behoefte om het gesloten stelsel, zoals dat nu in het wetsvoorstel vastligt, te nuanceren, is het van belang dat de regering enige vrijheid krijgt om het certificerings- en accrediteringsproces dat aan de vergunningverlening ten grondslag ligt, zodanig in te vullen dat daarin naast de ISO-normdocumenten voor maritieme beveiligingsbedrijven ook de bij of krachtens deze wet aan maritieme beveiligingsbedrijven op te leggen verplichtingen kunnen worden opgenomen. Het tweede lid van artikel 12 schept daartoe de bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur een set van normen en regels vast te stellen die bepalend is voor de certificaatverlening door private, door de Minister overeenkomstig artikel 14, tweede lid, aangewezen organisaties (en daarmee ook voor het accreditatieproces dat deze organisaties doorlopen). De set van normen en regels zal dus naast de privaatrechtelijke ISO-normen ook uit (publiekrechtelijke) wettelijke regels kunnen bestaan.
Onderdeel B
De aanpassing van artikel 3, derde lid, betreft de gelijkstellingstellingsbepaling met betrekking tot buitenlandse vergunningen voor het verlenen van maritieme beveiligingswerkzaamheden. Ingevolge het wetsvoorstel is het verboden om zonder Nederlandse (door de Minister van Justitie en Veiligheid verleende) vergunning gewapende maritieme beveiligingswerkzaamheden aan te bieden of te verrichten, dan wel op een onder Nederlandse vlag varend koopvaardijschip toe te staan of mogelijk te maken (artikel 3, eerste en tweede lid). Overtreding hiervan wordt strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten (artikel 17).
Doel van de aanpassing is om te verduidelijken dat een buitenlandse vergunning alleen op één lijn met de Nederlandse vergunning wordt gesteld als de betreffende buitenlandse vergunning een niveau van waarborgen biedt dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de Nederlandse vergunning wordt nagestreefd. Om inzicht te bieden in de gelijkwaardigheid van buitenlandse vergunningen wordt voorzien in een expliciete bevoegdheid voor de Minister van Justitie en Veiligheid om hierover beleidsregels vast te stellen. Bij het opstellen daarvan zal ook in aanmerking worden genomen dat voldoende buitenlands toezicht op de vergunning wordt gehouden en dat op overtredingen van vergunningvoorschriften wordt gehandhaafd.
Onderdeel C, onder 2
Tijdens de eerste termijn van de Kamer is aandacht gevraagd voor fusies en overnames van het bedrijf van de vergunninghouder, aangezien de vergunning niet overdraagbaar is. De aanvulling van de delegatiegrondslag van artikel 12, zesde lid, maakt nadere regels mogelijk over de overgang van een vergunning in dergelijke situaties. Uitgangspunt is dat de vergunning is gebonden aan het maritieme beveiligingsbedrijf waaraan deze is verleend en dat de Minister van Justitie en Veiligheid (als vergunningverlenende en bestuursrechtelijk handhavende instantie) zicht moet houden op de hoedanigheid van de vergunninghouder. Het ligt daarom in de rede dat een vergunning slechts op een andere juridische entiteit kan overgaan als de Minister daarvoor toestemming verleent. Met de toevoeging van de woorden «in ieder geval» in het zesde lid wordt tevens verduidelijkt dat de opsomming van onderwerpen waarover bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld niet limitatief is.
Onderdeel F
Artikel 16, eerste lid, maakt bestuurlijke beboeting van de vergunninghouder mogelijk voorzover de aan de vergunning verbonden voorschriften worden overtreden. Met de aanvulling van het eerste lid wordt deze vorm van sanctionering ook mogelijk indien de vergunninghouder bij of krachtens de wet gestelde regels overtreedt, waarbij aan regels over het gebruik van camera’s kan worden gedacht.
Ten Broeke Van Helvert