Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering te wijzigen in verband met de ongeldigverklaring van Richtlijn nr 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 door het Hof van Justitie van de Europese Unie en de wenselijkheid van een nationale verplichting betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten ten behoeve van het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige misdrijven;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
A
De Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:
De artikelen 13.2a, 13.4, 13.5, 13.9, 13.10 en 18.7, tweede lid, vervallen.
B
Artikel 13.2a komt te luiden:
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
de verkeers- en locatiegegevens, bedoeld in artikel 11.1, onderdeel b, respectievelijk onderdeel d, alsmede de daarmee verband houdende gegevens die nodig zijn om de abonnee of gebruiker te identificeren;
een communicatie waarbij een telefoonoproep wel tot een verbinding heeft geleid, maar onbeantwoord is gebleven of via het netwerkbeheer is beantwoord;
spraakdiensten via het internet die gebruik maken van het reguliere E.164 nummerplan, waarbij de gegenereerde gegevens voor een groot deel overeenkomen met de verkeersgegevens die door geschakelde telefooncentrales worden gegenereerd en waarbij de diensten worden gebruikt als alternatief voor reguliere circuit geschakelde diensten met gelijksoortige kwaliteitskaders.
2. Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten bewaren de in de bij deze wet behorende bijlage aangewezen gegevens, voor zover deze in het kader van de aangeboden netwerken of diensten worden gegenereerd of verwerkt, ten behoeve van het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige misdrijven.
3. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, worden door de aanbieders bewaard gedurende een periode van:
a. twaalf maanden voor de gegevens in verband met telefonie over een vast of mobiel netwerk, inclusief internettelefonie, bedoeld in de bij deze wet behorende bijlage, onder A, of
b. zes maanden voor de gegevens in verband met internettoegang, bedoeld in de bij deze wet behorende bijlage, onder B,
gerekend vanaf de datum van de communicatie.
4. De verplichting, bedoeld in het tweede lid, heeft betrekking op gegevens van oproeppogingen zonder resultaat, voor zover deze gegevens door de aanbieders bij het aanbieden van openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten worden gegenereerd, verwerkt en opgeslagen of gelogd.
C
Artikel 13.4 komt te luiden:
1. Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten voldoen onverwijld aan een vordering op grond van de artikelen 126n, eerste lid, 126u, eerste lid, of 126zh van het Wetboek van Strafvordering dan wel een verzoek op grond van artikel 28 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 tot het verstrekken van gegevens over een gebruiker van een openbaar telecommunicatienetwerk dan wel een openbare telecommunicatiedienst en het telecommunicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker.
2. Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten voldoen aan een vordering op grond van de artikelen 126na, eerste lid, 126ua, eerste lid, of 126zi van het Wetboek van Strafvordering dan wel een verzoek op grond van artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 tot het verstrekken van gegevens terzake van naam, adres, postcode, woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruiker van een openbaar telecommunicatienetwerk dan wel een openbare telecommunicatiedienst.
3. Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten voldoen aan een vordering op grond van de artikelen 126na, tweede lid, 126ua, tweede lid, of 126zi van het Wetboek van Strafvordering dan wel een verzoek op grond van artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 tot het op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze achterhalen en verstrekken van de gegevens, bedoeld in het tweede lid.
4. Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, Onze Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanbieders aan een vordering of een verzoek, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, voldoen, de registratie van statistische gegevens en de termijnen waarbinnen die gegevens beschikbaar worden gesteld en de wijze waarop de gegevens, bedoeld in het tweede en derde lid, beschikbaar worden gehouden. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
D
Artikel 13.5 komt te luiden:
1. Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten zijn verplicht gegevens met betrekking tot een bijzondere last dan wel toestemming op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 als bedoeld in artikel 13.2 dan wel een vordering of een verzoek als bedoeld in artikel 13.2b of artikel 13.4, eerste, tweede of derde lid, te beveiligen tegen kennisneming door onbevoegden alsmede geheimhouding te betrachten met betrekking tot deze gegevens.
2. Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten nemen met betrekking tot de gegevens die ingevolge artikel 13.2a, tweede lid, worden bewaard passende technische en organisatorische maatregelen teneinde:
a. de gegevens te beveiligen tegen vernietiging, tegen verlies of wijziging en niet toegelaten opslag, verwerking, toegang of openbaarmaking;
b. te waarborgen dat toegang tot de gegevens, bedoeld in onderdeel a, slechts geschiedt door speciaal daartoe bevoegde personen;
c. de gegevens te kunnen vernietigen na afloop van de periode, bedoeld in artikel 13.2a, derde lid.
3. Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten dragen er zorg voor dat de gegevens, die ingevolge artikel 13.2a, tweede lid, worden bewaard:
a. dezelfde kwaliteit hebben en worden onderworpen aan dezelfde beveiligings- en beschermingsmaatregelen als de gegevens in het netwerk;
b. onverwijld worden vernietigd na afloop van de periode, bedoeld in artikel 13.2a, derde lid;
c. worden opgeslagen en verwerkt in Nederland of in een andere lidstaat van de Europese Unie.
4. Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, Onze Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de te nemen maatregelen in verband met de beveiliging en de waarborging bedoeld in het eerste, tweede en derde lid. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
E
Artikel 13.9 komt te luiden:
F
Artikel 18.7, tweede lid, komt te luiden:
2. De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, strekt zich met betrekking tot verkeers- en locatiegegevens die op grond van artikel 13.2a worden bewaard, niet verder uit dan voor zover dit nodig is voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 13.
G
Bijlage behorende bij artikel 13.2a van de Telecommunicatiewet
In deze bijlage wordt verstaan onder:
oproepen (met inbegrip van spraak, voicemail, conference call of call-gegevens), aanvullende diensten (met inbegrip van call forwarding en call transfer), messaging- en multimediadiensten (met inbegrip van short message service (SMS);
een unieke identificatie die aan een persoon wordt toegewezen wanneer deze zich abonneert op of registreert bij een internettoegangsdienst of communicatiedienst via het internet;
de unieke code van een cel waarmee een mobiel apparaat in verbinding staat.
In deze bijlage worden als gegevens, bedoeld in artikel 13.2a van de wet, aangewezen de volgende gegevens:
A
Bij telefonie over een mobiel of een vast netwerk, inclusief internettelefonie:
a. het telefoonnummer van de oproeper en het telefoonnummer (de telefoonnummers) die werden opgeroepen en, in het geval van aanvullende diensten zoals call forwarding of call transfer, het nummer (de nummers) waarnaar de verbinding is doorgeleid.
b. namen en adressen van de betrokken abonnees of geregistreerde gebruikers;
c. datum en tijdstip van aanvang en einde van de verbinding;
d. de gebruikte telefoondienst;
e. bij mobiele telefonie: – de International Mobile Subscriber Identity (IMSI) van de oproepende en van de opgeroepen deelnemer;
– de International Mobile Equipment Identity (IMEI) van de oproepende en de opgeroepen deelnemer;
– in geval van vooraf betaalde anonieme diensten, datum en tijdstip van de eerste activering van de dienst en aanduiding (Cell ID) van de locatie waaruit de dienst is geactiveerd;
– Cell ID bij het begin van de verbinding;
– gegevens voor het identificeren van de geografische locatie van een cel middels referentie aan hun locatieaanduidingen gedurende de periode dat communicatiegegevens worden bewaard.
B
Bij internettoegang:
a. de gebruikersidentificatie en het telefoonnummer toegewezen aan elke communicatie die het publieke telefoonnetwerk binnenkomt;
b. naam en adres van de abonnee of de geregistreerde gebruiker aan wie het IP-adres, de gebruikersidentificatie of het telefoonnummer was toegewezen op het tijdstip van de communicatie en naam (namen) en adres (adressen) van de abonnee(s) of de geregistreerde gebruiker(s) en de gebruikersidentificatie van de beoogde ontvanger van communicatie;
c. de unieke gebruikersidentificatie van de abonnee of geregistreerde gebruiker inclusief datum en tijdstip gebaseerd op een bepaalde tijdzone. Dit is het IP-adres dat door de aanbieder aan een internettoegangsdienst aan elke sessie is toegewezen, en, indien noodzakelijk, een unieke identificatie, uitgebreid met aanvullende IP-adressen of poortnummers;
d. de gebruikte internetdienst.
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 126n wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot zesde tot en met negende lid, worden drie leden ingevoegd, luidende:
3. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder a, die door een aanbieder worden bewaard op grond van artikel 13.2a, tweede lid, van de Telecommunicatiewet, kan de vordering slechts worden gedaan indien gerechtvaardigd door de ernst van het misdrijf, bedoeld in het eerste lid, en na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij dringende noodzaak kan een vordering van de officier van justitie aan de aanbieder als bedoeld in het eerste en derde lid, mondeling worden gedaan. De officier van justitie stelt in dat geval de vordering binnen drie dagen op schrift.
5. Een vordering van de officier van justitie aan de rechter-commissaris als bedoeld in het derde lid is schriftelijk. Bij dringende noodzaak kan deze vordering mondeling worden gedaan. De officier van justitie stelt in dat geval de vordering binnen drie dagen op schrift. De vordering vermeldt:
a. het misdrijf en indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, en het derde lid zijn vervuld;
c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon omtrent wie gegevens worden gevorderd;
d. de gegevens die worden gevorderd;
e. de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
2. In het zesde lid (nieuw) en in het achtste lid (nieuw) wordt «Indien de vordering» vervangen door: Indien de vordering aan de aanbieder.
3. De aanhef van het zevende lid (nieuw) komt te luiden:
7. Indien de vordering aan de aanbieder gegevens betreft anders dan de gegevens, bedoeld in het derde lid, doet de officier van justitie van de vordering proces-verbaal opmaken, waarin wordt vermeld:
4. Onderdeel e van het zevende lid (nieuw) komt te luiden:
e. de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
B
Artikel 126na wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Artikel 126n, tweede lid, is van toepassing.» vervangen door: Artikel 126n, tweede en vierde lid, is van toepassing.
2. In het derde lid wordt «126n, vierde lid,» vervangen door: 126n, zevende lid,.
C
Artikel 126u wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot zesde tot en met negende lid, worden drie leden ingevoegd, luidende:
3. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder a, die door een aanbieder worden bewaard op grond van artikel 13.2a, tweede lid, van de Telecommunicatiewet, kan de vordering slechts worden gedaan indien gerechtvaardigd door de ernst van het misdrijf, bedoeld in het eerste lid, en na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij dringende noodzaak kan een vordering van de officier van justitie aan de aanbieder als bedoeld in het eerste en derde lid, mondeling worden gedaan. De officier van justitie stelt in dat geval de vordering binnen drie dagen op schrift.
5. Een vordering van de officier van justitie aan de rechter-commissaris als bedoeld in het derde lid is schriftelijk. Bij dringende noodzaak kan deze vordering mondeling worden gedaan. De officier van justitie stelt in dat geval de vordering binnen drie dagen op schrift. De vordering vermeldt:
a. het misdrijf en indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, en het derde lid zijn vervuld;
c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon omtrent wie gegevens worden gevorderd;
d. de gegevens die worden gevorderd;
e. de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
2. In het zesde lid (nieuw) en in het achtste lid (nieuw) wordt «Indien de vordering» vervangen door: Indien de vordering aan de aanbieder.
3. De aanhef van het zevende lid (nieuw) komt te luiden:
7. Indien de vordering aan de aanbieder gegevens betreft anders dan de gegevens, bedoeld in het derde lid, doet de officier van justitie van de vordering proces-verbaal opmaken, waarin wordt vermeld:
4. Onderdeel e van het zevende lid (nieuw) komt te luiden:
e. de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
D
Artikel 126ua wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Artikel 126u, tweede lid, is van toepassing.» vervangen door: Artikel 126u, tweede en vierde lid, is van toepassing.
2. In het derde lid wordt «126u, vierde lid,» vervangen door: 126u, zevende lid,.
E
Artikel 126zh, tweede lid, komt te luiden:
2. Artikel 126n, tweede tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
F
In artikel 126ii, tweede lid, wordt «Artikel 126n, tweede lid en vierde lid,» vervangen door: Artikel 126n, tweede en zevende lid,.
G
Artikel 577be wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Artikel 126n, eerste lid, tweede volzin, tweede, zesde en negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid, komt te luiden:
4. Bij dringende noodzaak kan de vordering, bedoeld in het eerste lid, mondeling worden gedaan. De officier van justitie stelt in dat geval de vordering binnen drie dagen op schrift.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 21 november 2014 ingediende voorstel van wet Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (34 086) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
Artikel II, onderdeel G, aanhef, komt te luiden:
Artikel 6:4:14 wordt als volgt gewijzigd:.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 21 november 2014 ingediende voorstel van wet Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (34 086) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I, onderdeel QQ, artikel 6:4:14 van die wet als volgt gewijzigd:
Het tweede lid komt te luiden:
2. Artikel 126n, eerste lid, tweede volzin, tweede, zesde en negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij dringende noodzaak kan de vordering, bedoeld in het eerste lid, mondeling worden gedaan. De officier van justitie stelt in dat geval de vordering binnen drie dagen op schrift.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na drie jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,
De Minister van Economische Zaken,