Wij Willem-Alexander, bij gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de organisatiestructuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek aan te passen zodat de organisatie beter in kan spelen op maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:
instellingsplan, bedoeld in artikel 18.
B
Hoofdstuk II komt te luiden:
De organisatie heeft een raad van bestuur, een raad van toezicht en vier domeinbesturen.
1. De raad van bestuur bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vijf overige leden, waarvan één van die leden de portefeuille bedrijfsvoering en financiën heeft.
2. Het lidmaatschap van de raad van bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van toezicht. Een lid van het personeel kan niet tevens worden benoemd tot lid van de raad van bestuur.
3. De voorzitters van de vier domeinbesturen zijn lid van de raad van bestuur. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter van de raad van bestuur en het overige lid met de portefeuille bedrijfsvoering en financiën.
4. Benoeming van de voorzitter en het lid met de portefeuille bedrijfsvoering en financiën geschiedt op voordracht van de raad van toezicht en geschiedt voor ten hoogste vijf jaar. De leden kunnen ten hoogste eenmaal opnieuw benoemd worden.
5. Onze Minister stelt de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de universiteiten, genoemd in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gezamenlijk, in de gelegenheid van hun gevoelens te doen blijken over een voornemen tot benoeming van de voorzitter.
1. De raad van bestuur is belast met het besturen van de organisatie.
2. Alle bevoegdheden welke niet bij of krachtens de wet aan een ander orgaan van de organisatie zijn opgedragen, komen toe aan de raad van bestuur.
3. De raad van bestuur is, met inachtneming van het instellingsplan en de door Onze Minister goedgekeurde begroting, belast met het verstrekken van middelen ten behoeve van onderzoeksprojecten en onderzoeksprogramma’s.
4. De raad van bestuur kan voor de verstrekking van middelen regels stellen, waaronder de vaststelling van subsidieplafonds.
1. De voorzitter van de raad van bestuur vertegenwoordigt de organisatie in en buiten rechte.
2. De raad van bestuur wijst uit zijn midden een vice-voorzitter aan, die bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter deze vervangt.
1. Onverminderd artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen stelt de raad van bestuur een bestuursreglement voor de organisatie vast.
2. Het bestuursreglement regelt nader het bestuur en de inrichting van de organisatie.
1. De raad van bestuur voert het personeelsbeleid en personeelsbeheer, daaronder begrepen het in dienst nemen, schorsen en ontslaan van het personeel.
2. Voor zover bij algemene maatregel van bestuur niet anders is bepaald, is op het personeel van de organisatie het bij of krachtens artikel 4.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bepaalde van overeenkomstige toepassing.
1. De raad van toezicht bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vijf overige leden.
2. Het lidmaatschap van de raad van toezicht is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van bestuur. Een lid van het personeel kan niet tevens worden benoemd tot lid van de raad van toezicht.
3. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de raad van toezicht.
4. Een van de overige leden wordt benoemd op voordracht van Onze Minister van Economische Zaken.
5. Voor een van de andere overige leden kan de ondernemingsraad van de organisatie personen aanbevelen.
6. Benoeming geschiedt voor ten hoogste vijf jaar en leden kunnen ten hoogste eenmaal opnieuw worden benoemd.
1. De raad van toezicht staat de raad van bestuur met raad ter zijde en geeft desgevraagd of uit eigen beweging advies over het beleid van de raad van bestuur. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad zich naar het belang van de organisatie en neemt daarbij de doelstelling van de organisatie, bedoeld in artikel 3, als uitgangspunt.
2. De raad van toezicht stelt een reglement vast betreffende zijn werkwijze waarin in ieder geval in het bijzonder aandacht is voor:
a. goed bestuur van de organisatie;
b. de voordrachten voor de leden van de raad van bestuur;
c. de wijze waarop hij zijn advies geeft over de begroting, de jaarrekening, het jaarverslag en het instellingsplan.
1. De organisatie kent vier onderzoeksdomeinen.
2. De raad van bestuur bepaalt het wetenschappelijk werkterrein van elk van de onderzoeksdomeinen.
3. Een onderzoeksdomein wordt geleid door een domeinbestuur.
1. Een domeinbestuur bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht leden, waarvan ten minste één niet afkomstig is uit een wetenschappelijke dienstbetrekking.
2. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter van een domeinbestuur. Benoeming geschiedt op voordracht van de raad van toezicht.
3. De raad van bestuur benoemt, schorst en ontslaat de overige leden van een domeinbestuur. Benoeming geschiedt op voordracht van het desbetreffende domeinbestuur.
4. De benoeming van de voorzitter en de overige leden geschiedt voor ten hoogste drie jaar. De leden kunnen ten hoogste eenmaal opnieuw worden benoemd.
1. Een domeinbestuur heeft tot taak de raad van bestuur desgevraagd of uit eigen beweging te adviseren op het gebied van diens wetenschappelijk werkterrein.
2. De raad van bestuur kan aan een domeinbestuur mandaat verlenen om, met inachtneming van door de raad van bestuur te geven richtlijnen, het instellingsplan en de door Onze Minister goedgekeurde begroting, middelen te verstrekken ten behoeve van onderzoeksprojecten en onderzoeksprogramma’s.
3. De raad van bestuur kan in het bestuursreglement de taak van een domeinbestuur en de inrichting van een onderzoeksdomein nader bepalen.
C
Artikel 18 komt te luiden:
1. De raad van bestuur stelt een instellingsplan op uiterlijk vier jaar na het tijdstip van het vaststellen van het vorige plan.
2. De raad van bestuur hoort de raad van toezicht over het instellingsplan en stelt het instellingsplan vervolgens vast. Na vaststelling zendt de raad van bestuur het plan onverwijld aan Onze Minister.
3. De raad van bestuur vraagt de domeinbesturen om voorstellen. Daarnaast houdt hij bij het opstellen van het instellingsplan rekening met het wetenschapsbudget, de instellingsplannen van universiteiten en verkenningen, rapporten, adviezen en aanbevelingen, een en ander voor zover die naar het oordeel van de raad van bestuur van belang zijn voor de uitvoering van de taken van de organisatie.
4. Het instellingsplan omvat in elk geval:
a. doelstellingen van de organisatie op middellange termijn;
b. hoofdlijnen van het te voeren beleid en de daarin te stellen prioriteiten;
c. financiële, personele, materiële en organisatorische voorwaarden die moeten worden vervuld.
5. Onze Minister brengt zijn standpunt over het instellingsplan binnen zes maanden na ontvangst van het plan ter kennis van de raad van bestuur. Onze Minister zendt een afschrift van zijn standpunt en van het plan aan beide Kamers van de Staten-Generaal.
D
In artikel 20 wordt «Het algemeen bestuur» vervangen door: De raad van bestuur.
E
Artikel 21 komt te luiden:
1. De raad van bestuur stelt jaarlijks een begroting op voor het daaropvolgende kalenderjaar. Nadat de raad van toezicht over de begroting is gehoord, zendt de raad van bestuur deze voor 1 november aan Onze Minister.
2. Onverminderd de artikelen 26 tot en met 30 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, is in de begroting een allocatie van middelen opgenomen die in overeenstemming is met het instellingsplan.
3. Na goedkeuring door Onze Minister stelt de raad van bestuur de begroting vast.
F
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» Geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) vervalt na «instellingsplan» de zinsnede «, bedoeld in artikel 18,.
3. Er wordt een lid toegevoegd dat luidt:
2. De raad van bestuur stelt het jaarverslag vast, gehoord de raad van toezicht. Na vaststelling draagt de raad van bestuur zorg voor de verzending, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
G
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» Geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) vervalt na «instellingsplan» de zinsnede «, bedoeld in artikel 18,.
3. Er worden twee leden toegevoegd die luiden:
2. De raad van bestuur stelt de jaarrekening op. Nadat de raad van toezicht over de jaarrekening is gehoord, zendt de raad van bestuur deze aan Onze Minister.
3. Na goedkeuring door Onze Minister stelt de raad van bestuur de jaarrekening vast.
H
Voor artikel 46 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:
In afwijking van artikel 5, vierde lid, en artikel 13, tweede lid, vindt de benoeming van de eerste leden van de raad van bestuur en de voorzitters van de domeinbesturen plaats op basis van openbaar gemaakte functieprofielen en laat Onze Minister zich adviseren door een benoemingsadviescommissie.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
De Minister van Economische Zaken,