Vastgesteld 4 oktober 2016
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave: |
||
I. |
ALGEMEEN |
1 |
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Klein beleid |
2 |
3. |
Uitvoering |
5 |
4. |
Administratieve lasten |
5 |
II. |
ARTIKELSGEWIJS |
5 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2017). Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen over de voorgestelde wijzigingen.
De leden van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de Verzamelwet SZW 2017. Deze leden hebben nog de volgende vragen.
Kan de regering schematisch aangeven welke wijzigingen van de Verzamelwet SZW 2017 als «klein beleid» kunnen worden beschouwd en welke wijzigingen van technische aard zijn?
Kan de regering een nadere onderbouwing geven van de voorgenomen beslistermijn van 26 weken vanuit het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)/ Belastingdienst?
Kan de regering aangeven waarop het aantal te verwachten bezwaarschriften van 20.000 is gebaseerd? Is het mogelijk om tijdens de piekbelasting de capaciteit van het UWV/Belastingdienst tijdelijk uit te breiden?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelwet SZW.
Deze leden constateren dat de wet een aantal niet-substantiële beleidswijzigingen beoogt, zogenaamd «klein beleid». De leden van de SP-fractie vragen de regering om aan te geven of er koopkrachteffecten zijn naar aanleiding van het wetsvoorstel en welke gevolgen dit zijn.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Het is deze leden niet geheel duidelijk welk beleid vooral technisch van aard is en welk beleid volgens de regering als «klein beleid» moet worden beschouwd. Kan de regering dit verduidelijken door een schematische weergave van de voorgestelde wijzigingen?
Het wetsvoorstel maakte het in eerste instantie mogelijk om bij wijze van experiment af te wijken van de bepalingen van de Quotumwet. Echter op de vraag van de Raad van State om een nadere motivatie op dit voorstel, geeft de regering in het nader rapport aan dat «bij nader inzien is besloten om af te zien van het creëren van deze mogelijkheid. Daarmee wordt het advies van de Raad van State op dit onderdeel opgevolgd en vervalt het voorstel in de Verzamelwet». De leden van de CDA-fractie missen zowel op het in eerste instantie mogelijk willen maken van een experiment en het vervolgens weer schrappen van dit voorstel een nadere onderbouwing. Kan de regering hier alsnog een beargumenteerde toelichting op geven?
De leden van de CDA-fractie hebben hun bedenkingen tegen het voorstel om de beslistermijn voor bezwaarschriften inzake de verstrekking van een loonkostenvoordeel of een lage-inkomensvoordeel op te rekken naar 26 weken. Kan de regering een nadere onderbouwing geven van de voorgenomen beslistermijn van 26 weken vanuit UWV/Belastingdienst? Kan de regering aangeven waarop het aantal te verwachten bezwaarschriften van 20.000 is gebaseerd? Is het mogelijk om tijdens de piekbelasting de capaciteit van UWV/Belastingdienst uit te breiden?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat met dit wetsvoorstel een belangrijke stap wordt gezet door het bevallingsverlof voor vrouwen in Caribisch Nederland van 12 naar 16 weken te verhogen en daarmee gelijk te trekken aan het bevallingsverlof voor vrouwen in Europees Nederland. Een goede stap voor de bescherming van de gezondheid van de moeder en het pasgeboren kind. Deze leden vragen nog wel, wat de stand van zaken is rond het gelijktrekken van het vaderschapsverlof voor vaders en meemoeders in Caribisch Nederland met het vaderschapsverlof in Europees Nederland, zoals gevraagd in de motie-Van Laar en de aangekondigde visie op het verlofstelsel in Caribisch Nederland.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat gemeenten, het UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gegevens uit de administratie kunnen verkrijgen, zodat belanghebbenden niet meer verplicht zijn deze telkens opnieuw te verstrekken. Hierdoor kunnen kleine vergissingen en fraude die door vergissingen ontstaan, worden voorkomen. De leden van de VVD-fractie hebben hier sinds 2013 voor gepleit en zijn verheugd dat eenmalige gegevensuitwisseling hiermee wordt verbeterd. Zijn er nog meer mogelijkheden om eenmalige gegevensuitwisseling te verbeteren die (nu) nog niet kunnen worden ingevoerd?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven of de voorgestelde aanpassingen van de Participatiewet ertoe leiden dat gegevens die bekend zijn of bekend kunnen zijn bij de gemeente niet langer hoeven te worden verstrekt door burgers in het kader van de inlichtingenplicht. Gemeentes hebben immers inzage in de bestanden, bij voorbeeld een verhuizing hoeft niet opnieuw te worden doorgegeven.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel jongeren tussen de 23 en 27 jaar zonder startkwalificatie naar schatting van de regering niet in beeld zijn.
Kan de regering een schatting geven hoeveel van deze jongeren nu wel in beeld zijn door de gegevens uit het basisregister onderwijs aan de gemeentes ter beschikking te stellen?
Welke gegevens kunnen/ mogen de gemeentes straks inzien?
Kan de regering toelichten hoe wordt voorkomen dat gemeentes deze informatie gebruiken voor andere doelstellingen dan het doen van een ondersteuningsaanbod?
Kan de regering toelichten hoe wordt gewaarborgd dat gemeentes zorgvuldig met de bescherming van de persoonsgegevens omgaan?
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel jongeren tussen de 23 en 27 jaar zonder startkwalificatie naar schatting van de regering niet in beeld zijn.
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat om jongeren zonder startkwalificatie in beeld te brengen wordt voorgesteld om gemeenten op verzoek toegang te geven tot het systeem Basis Register Onderwijs (BRON). Een begrijpelijk voorstel, zo vinden deze leden. Maar vraag is wel hoe wordt voorkomen dat gemeenten deze informatie voor andere doelstellingen gebruiken dan wordt beoogd en dat er misbruik wordt gemaakt van privacygegevens. Hoe wordt geborgd dat zorgvuldig met de bescherming van persoonsgegevens wordt omgegaan? Kan de regering hier nader op ingaan?
De leden van de D66-fractie merken op dat de berekening van het quotumpercentage wordt aangepast. Aangezien deze reparatie van een «wetstechnische omissie» is van het amendement-Van Weyenberg, vragen de betreffende leden of de regering exact uiteen kan zetten wat hier nu wordt gewijzigd en wat daarvan de gevolgen zijn.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om aan te geven voor hoeveel mensen de voorgestelde wijzigingen leiden tot een inkomensachteruitgang en hoe groot deze inkomensachteruitgang is. Op basis waarvan acht de regering een periode van zes maanden redelijk en billijk voor de desbetreffende personen om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie en (eventueel) aanpassingen te plegen in het uitgavenpatroon?
De leden van de D66-fractie vragen of de ongevallenverzekering ook met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 wordt geïndexeerd.
De leden van de D66-fractie vragen wat de reden is van de aanpassing van dit artikel en wat hiervan de materiële betekenis is, nu er een verslag in plaats van inlichtingen verstrekt moet worden. Ook vragen deze leden door wie de kosten worden gedragen van onderzoek naar naleving van de cao en of deze kosten door deze wijziging toenemen? De leden van de D66-fractie merken op dat in het huidige eerste lid wordt gesproken van «de vereniging of de verenigingen». Zij vragen waarom dit in het voorliggende wetsvoorstel wordt vervangen door slechts «de vereniging»?
De leden van de D66-fractie vragen of zij het juist zien dat met deze wijziging de doelgroep van het LIV wordt vergroot. Zij vragen tevens, wat hiervan het gevolg is voor de hoogte van het LIV? Klopt het vermoeden van deze leden dat het LIV wordt verlaagd en zo ja met welk bedrag? En wat betekent dit voor de werking van het LIV? Wordt die niet kleiner als de hoogte afneemt? Ook vragen deze leden wat de budgettaire gevolgen zijn van deze wijziging en wat deze zouden zijn als de hoogte van het LIV niet wordt verlaagd.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een werkgever niet langer dan 104 weken verantwoordelijk is voor de loondoorbetaling bij ziekte van werknemers, indien er voldoende re-integratie inspanningen zijn verricht. Wat is de rechtsgrond op basis waarvan een werkgever loon moet door betalen nadat de 104 weken wachttijd zijn verstreken? En bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor het aanvragen van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)? De leden van de VVD-fractie vinden het onwenselijk dat werkgevers het loon moeten blijven doorbetalen als geen WIA uitkering is aangevraagd, niet alleen voor werknemers, maar ook voor vangnetters. Wat gebeurt er als een werknemer niet meewerkt aan de WIA-aanvraag?Betekent dit dat dan de loon doorbetalingsverplichting van de werkgever oneindig doorloopt? Ook hebben werkgevers naar de mening van de leden van de VVD-fractie onvoldoende mogelijkheden om de WIA-beoordelingsdatum te beïnvloeden, maar moeten wel het loon blijven doorbetalen zolang die beoordeling niet heeft plaats gevonden.
De leden van de PvdA- en CDA-fractie missen een toelichting op de financiële gevolgen van het wetsvoorstel. Wat zijn de financiële consequenties en kan de regering de gevolgen voor de administratieve lasten voor de uitvoeringsorganisaties nader toelichten?
Kunnen de in het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen nog gevolgen hebben voor het recht op, de hoogte en duur van een uitkering? Zo ja, welke?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de gevolgen voor de administratieve lasten voor de uitvoeringsorganisaties nader kan toelichten.
Artikel XII. Verzamelwet SZW 2015
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen inzake de wijziging van artikel 29 van de Ziektewet. Betekent dit nu dat de voormalig werkgever ziekengeld oneindig moet doorbetalen, als oud-werknemers ziek worden in de WW? Zo ja, op basis waarvan is dit te rechtvaardigen? Wat zijn de re-integratie instrumenten van de werkgever in dit geval?
Artikel XV. Wet Arbeid en Zorg (WAZO)
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen bij de voorliggende wijziging inzake artikel 3.10 van de WAZO. Wat zijn de consequenties voor werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de Wet werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)? Als een werknemer tijdens het dienstverband recht heeft op een WAZO-uitkering, betaalt de werkgever het loon door en ontvangt de werkgever de uitkering van het UWV. Als de voormalig werkgever eigenrisicodrager is voor de WGA betaalt hij de uitkering van zijn arbeidsongeschikte oud-werknemer door. Wat is de rechtsgrond voor het onderscheid tussen een werkgever die verantwoordelijk is voor de loondoorbetaling tijdens de eerste twee jaar en een voormalig werkgever die WGA eigenrisicodrager is?
Artikel XXXIV. Inwerkingtreding
Wanneer wordt de lagere wet- en regelgeving verwacht?
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Linden