Vastgesteld 5 december 2016
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
|
ALGEMEEN DEEL |
1 |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
De maatschappelijke rol en positie zorgverzekeraars in het zorgstelsel |
3 |
3. |
Noodzaak tot verbod op winstuitkering zorgverzekeraars |
4 |
4. |
Juridische gevolgen/Advies Raad van State |
6 |
5. |
Toezicht en handhaving |
11 |
6. |
Financiële paragraaf |
11 |
7. |
Overig |
13 |
ARTIKELSGEWIJS |
13 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars. Deze leden maken zich ernstige zorgen over de effecten van dit voorstel op de werking en stabiliteit van het huidige zorgverzekeringsstelsel in Nederland en de gevolgen voor verzekerden en zorgverzekeraars. Zij stellen dat dit voorstel tot een principiële wijziging van het zorgstelsel leidt en vinden dit zeer ongewenst. De Nederlandse gezondheidszorg doet mee in de wereldtop. Deze leden willen die goede gezondheidszorg nu en in de toekomst graag behouden voor iedereen. Daarom hebben zij de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over het initiatiefwetsvoorstel waarin een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars wordt geregeld. Deze leden zijn er met de indieners van overtuigd dat het zorgstelsel zich niet leent voor winstuitkeringen en dat premiegeld aan zorg besteed dient te worden en niet mag worden uitgekeerd aan aandeelhouders.
De leden van de SP-fractie hebben verheugd kennisgenomen van het voorstel van wet houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars. Deze leden juichen een permanent verbod op winstuitkering voor alle zorgverzekeraars onder alle omstandigheden van harte toe. Voor het realiseren van goede, goed toegankelijke en doelmatige zorg is volgens de leden winstuitkering aan aandeelhouders of derden ongewenst. De leden hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel dat moet leiden tot het permanent maken van het verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars. Deze leden zijn van mening dat binnen het zorgstelsel marktwerking in de zorg zeker in de laatste jaren te veel is doorgeschoten en steeds meer een doel op zich is geworden. En dat terwijl het doel van het stelsel zou moeten zijn om de zorg kwalitatief goed, toegankelijk en solidair te houden. Vanuit een christendemocratische visie op de zorg horen zorgverzekeraars zich als maatschappelijke ondernemingen te gedragen. Dat is ook de reden waarom in het huidige systeem van de zorgverzekering «gereguleerde marktwerking» een van de ordenende principes is. Een door rentmeesterschap en solidariteit georiënteerde gespreide verantwoordelijkheid behoort zich immers te manifesteren in een systeem van onderhandelingen en overeenkomsten tussen zorgverzekeraars enerzijds en zorgaanbieders anderzijds. Externe prikkels die niet gericht zijn op het optimaal laten functioneren van dat samenspel met als doel goede, toegankelijke en solidaire zorg, moeten zo veel mogelijk worden uitgesloten. Zeker als die prikkels potentieel de overhand zouden kunnen krijgen. Zorgverzekeraars beheren veel maatschappelijk kapitaal dat aangewend hoort te worden ten behoeve van de doelstellingen van kwaliteit, toegankelijkheid en solidariteit. Dat doen zij nu al onvoldoende, en het zal de komende jaren van zowel verzekeraars als van de overheid forse inspanningen vereisen om er voor te zorgen dat zorgverzekeraars hun maatschappelijke rol op de juiste manier gaan invullen. Het mogelijk maken van winstuitkering door zorgverzekeraars zou naar mening van de leden van de CDA-fractie een stap in de verkeerde richting zijn, met niet in de laatste plaats als gevolg het verder ondermijnen van maatschappelijk draagvlak voor het huidige zorgstelsel. Een permanent verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars is daarom naar mening van de leden van de CDA-fractie een goede ontwikkeling.
De leden van de CDA-fractie hebben wel nog enkele vragen bij de uitwerking van dit wetsvoorstel.
De leden van de PVV-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel om het verbod op winstuitkering voor zorgverzekeraars permanent te maken. Deze leden onderschrijven de gedachte dat het uitkeren van winst zich niet verdraagt met de maatschappelijke rol van de zorgverzekeraar. De leden hebben wel nog enkele vragen aan de indieners.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van leden van de SP-, CDA-, en PvdA-fractie houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars. Deze leden staan in principe positief tegenover een dergelijk verbod omdat zij de mening delen dat het onwenselijk is mogelijk «verkeerde» prikkels toe te laten in de zorg als gelijktijdig hard wordt gewerkt aan het verminderen daarvan. Deze leden waarderen het initiatief waarbij gezocht wordt naar een specificering van de publieke randvoorwaarden binnen dit private stelsel, gekarakteriseerd door publiekrechtelijke randvoorwaarden. Het voorstellen van een verbod op winstuitkering legt de normerende werking die wordt genoemd in eerdere uitspraken van zorgverzekeraars, de Kamer en de Minister vast in wetgeving. Echter hechten de leden eraan om te benadrukken dat het voorstel bijna in alle gevallen praktijk is, aangezien er slechts één zorgverzekeraar is met een organisatiestructuur waarbij winst uitgekeerd zou mogen worden. In hoeverre is dit wetsvoorstel dan nodig vragen de leden. Zij ontvangen hier graag een uitgebreide reactie op omdat zij zich afvragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de huidige praktijk (waarin merendeel van de zorgverzekeraars geen winstoogmerk heeft) en mogelijke (juridische) consequenties, ook in Europees verband, van dit wetsvoorstel.
Deze leden stellen naar aanleiding van de nota van wijziging, de memorie van toelichting en de advisering van de Raad van State nog enkele vragen aan de initiatiefneemsters.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Leijten, Bruins Slot en Bouwmeester houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars. Genoemde leden zijn van mening dat winstuitkeringen niet passen in de zorg en dat geld dat in de zorg wordt verdiend, ook weer ten goede moet komen aan de zorg. Het behoud van het huidige verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars zien deze leden als een goede stap. Zij hebben echter nog wel een aantal vragen aan de indieners van het wetsvoorstel.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel van de leden Bouwmeester, Leijten en Bruins Slot. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de PvdA-fractie zijn met de indieners van mening dat zorgverzekeraars een belangrijke maatschappelijke rol vervullen in het Nederlandse zorgstelsel. Zij zijn van mening dat zorgverzekeraars zich daarbij maatschappelijk verantwoord moeten gedragen om er voor te zorgen dat de premiebetalers vertrouwen houden in het zorgstelsel en de wijze waarop dit in de praktijk wordt uitgevoerd. Deze leden vragen wat op dit moment bekend is over het vertrouwen dat mensen hebben in het zorgstelsel. Zal de mogelijkheid tot het uitkeren van winst door zorgverzekeraars volgens de indieners bij dragen aan het vertrouwen dat burgers in het zorgstelsel hebben?
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid vragen in hoeverre er duidelijkheid is over de wens van zorgverzekeraars zelf, om winst te kunnen uitkeren. Welke overwegingen zouden er voor zorgverzekeraars toe kunnen leiden over te gaan tot een juridische structuur die winstuitkering mogelijk maakt?
De leden van de SP-fractie constateren dat (zorg)verzekeraar ASR een naamloze vennootschap (NV) is. Door deze rechtsvorm zijn zij nu al in staat winst uit te keren. Zijn de indieners ermee bekend of ASR nu ook daadwerkelijk winst uitkeert over de winst die zij maakt op de zorgverzekering? Indien dat zo is, betreft het dan een maas in de wet?
De leden vragen de indieners ook te reageren op het feit dat zorgverzekeraar Achmea een deel van het resultaat aanwendt voor het vergoeden van advies door andere delen van het concern. Is het niet vreemd dat dit uit het resultaat wordt betaald en is er volgens de indieners derhalve ook geen sprake van (indirecte) winstuitkering?
De leden van de fractie van GroenLinks onderstrepen de intentie van het wetsvoorstel ten zeerste. Marktwerking in de zorg moet worden teruggedrongen, en niet worden bevorderd door het loslaten van het verbod op winstuitkeringen door zorgverzekeraars. Het feit dat het merendeel van de zorgverzekeraars op dit moment geen winstoogmerk heeft, biedt geen enkele garantie dat hierin geen verandering komt als dit wel mogelijk wordt gemaakt. Zorgverzekeraars hebben wat GroenLinks betreft dan ook een belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid. De leden de fractie van GroenLinks zijn daarom van mening dat het opheffen van het verbod op winstuitkeringen in de zorg uiterst onwenselijk is.
De leden van de VVD-fractie stellen dat zorgverzekeraars de taak hebben te zorgen voor kwalitatief goede, betaalbare en toegankelijke zorg voor alle verzekerden, gericht op het bevorderen van gezondheid en kwaliteit van leven. In andere woorden, zorgverzekeraars hebben een maatschappelijke rol. Deze leden stellen vast dat de meeste concerns in Nederland op dit moment geen organisatievorm hebben gekozen die winstuitkering beoogt. In de gekozen organisatievormen van de verschillende labels is meestal sprake van inspraak van verzekerden. Kunnen de initiatiefnemers een juridische analyse geven van de verschillende bestaande organisatievormen voor zowel de concerns als labels en de mogelijkheid tot het uitkeren van winst binnen deze organisatievormen? Deze leden vragen de initiatiefnemers uitgebreid toe te lichten waarom zij van mening zijn dat een verbod op winstuitkering noodzakelijk is nu blijkt dat de meeste organisatievormen van concerns zich daar niet toe lenen. Bovendien krijgen verzekerden een steeds grotere stem in het beleid van verzekerden via de ledenraden. Welke inspraakorganen van de concerns en individuele labels mogen veranderingen in de organisatievorm blokkeren? Bij welke labels en concerns kan sprake zijn van een blokkade door inspraakorganen? Kunnen de initiatiefnemers onderbouwen welke harde signalen zij hebben dat aandeelhouders het financiële resultaat van de organisatie boven het belang van een goed functioneren zorgstelsel zouden plaatsen? De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers te motiveren waarom er volgens hen in het zorgstelsel dusdanige risico’s zullen worden genomen in de zoektocht naar een hoog rendement. Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de VVD-fractie eens dat in het geval daarvan sprake zou zijn, verzekerden de vrijheid hebben om over te stappen naar een andere verzekeraar die wel het belang van een goed functionerend zorgstelsel voorop stelt oftewel «kunnen stemmen met hun voeten»? De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers in te gaan op de wijze waarop zorgverzekeraars aan hun wettelijke en financiële verplichtingen zullen gaan voldoen als winst het primaire doel wordt, waaronder het inkopen van kwalitatief goede, doelmatige zorg. Waarop is de stelling gebaseerd dat perverse prikkels ontstaan om bepaalde groepen verzekerden te mijden, wetende dat er voor de basisverzekering een acceptatieplicht geldt en risicoselectie wettelijk verboden is? Is het niet de taak van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om in die gevallen waar sprake is van risicoselectie direct in te grijpen? Hoe beoordelen de initiatiefnemers in dit licht de ontwikkeling dat zorgverzekeraars verzekerden steeds vaker direct, zonder medische toets, accepteren voor aanvullende verzekeringen en hier dus steeds minder sprake is van risicoselectie? Dient de Nederlandsche Bank (DNB) niet in te grijpen zodra verzekeraars door een eenzijdige focus op rendement afbreuk doen aan de financiële stabiliteit van de verzekeraar? Hebben de initiatiefnemers gronden om aan te nemen dat zowel de NZa als de DNB tekort schieten in hun toezichthoudende taken met betrekking tot het financiële beleid van zorgverzekeraars? Zo ja, waarom hebben de initiatiefnemers niet gekozen voor het versterken van de toezichthoudende taken van de NZa en DNB?
De leden van de VVD-fractie stellen dat zorgverzekeraars hun maatschappelijke rol steeds beter gaan invullen. Dat blijkt onder andere uit de gemaakte afspraken tussen zorgverzekeraars in het actieplan Kern Gezond en de gesloten Gedragscode Goed Zorgverzekeraarschap. Onlangs bleek uit het samenvattend rapport zorgverzekeringsmarkt van de NZa dat ook de NZa concludeert dat zorgverzekeraars hun rol serieus nemen en de afgelopen jaren diverse maatregelen hebben genomen en het komend jaar wederom zullen nemen om deze rol nog serieuzer in te vullen. Het gaat onder andere om het actief meewerken aan maatregelen die een adequate gezondheidszorg kunnen bevorderen, een gezonde en integere bedrijfsvoering en inzet op kwaliteit-, preventiestimulering, beheerste kostenontwikkeling en voorlichting. Deze leden vragen de initiatiefnemers daarom uitvoerig uiteen te zetten waaruit blijkt dat zorgverzekeraars hun maatschappelijke rol niet invullen of niet langer uitvoeren bij de mogelijkheid tot uitkeren van winst.
De initiatiefnemers stellen dat het gebruik van beschikbare middelen voor winstuitkering aan aandeelhouders de betaalbaarheid van de zorg, zowel voor de samenleving als geheel als voor de verzekerde niet ten goede komt. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers feitelijk te onderbouwen waarop deze stelling is gebaseerd. Zij stellen dat juist door winst uit te keren zorgverzekeraars geprikkeld kunnen worden de bedrijfsvoering zo doelmatig mogelijk in te richten wat vervolgens bijdraagt aan een betere werking van het zorgstelsel. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers een reactie op deze stelling.
De leden van de VVD-fractie stellen dat het initiatiefwetsvoorstel overbodig is gezien artikel 3:97 van de Wet op het financieel toezicht. Dit artikel dient oneigenlijke dividenduitkering door verzekeraars te voorkomen. Deze leden zien graag een uitgebreide reflectie op deze stelling.
De leden van de CDA-fractie constateren dat vrijwel alle zorgverzekeraars op dit moment de rechtsvorm van een onderlinge waarborgmaatschappij hebben. Dit betekent formeel dat diegenen die door de afgesloten verzekeringen gedekt worden tevens eigendomsrechten bezitten in de betreffende organisatie. De leden van de CDA-fractie vragen hoe volgens de indieners aan deze eigendomsrechten in de praktijk uiting wordt gegeven en hoe hieraan uiting zou moeten worden gegeven. Deze leden vragen tevens op welke wijze een zorgverzekeraar zijn rechtsvorm zou kunnen wijzigen en op welke wijze de verzekerden daar invloed op zouden kunnen hebben.
De indieners stellen dat winstuitkering door zorgverzekeraars een risico vormen voor een goed functionerende risicoverevening, omdat zorgverzekeraars het financiële resultaat boven het belang van een goed functionerend zorgstelsel zullen plaatsen. De leden van de CDA-fractie vragen hier een nadere toelichting bij. Kan winstuitkering en de prikkels die hierbij horen ertoe leiden dat verzekeraars alleen nog maar jonge, gezonde, hoogopgeleide klanten willen hebben?
De indieners wijzen er terecht op dat maatschappelijke geld beschikbaar moet blijven voor het betaalbaar houden van de zorg, ook op lange termijn. De leden van de CDA-fractie missen hierin echter een beschouwing in hoeverre het toestaan van winstuitkering er toe kan leiden dat er juist meer financiële middelen van buiten beschikbaar komen waarmee de zorg betaald zou kunnen worden. Kunnen de indieners toelichten waarom de voordelen van dit (potentiële) extra kapitaal niet op zouden wegen tegen de risico’s die met winstuitkering gepaard gaan?
De leden van de PVV-fractie vragen wat de visie van de indieners is ten aanzien van het maken van winst in de zorg. Is ook overwogen om in plaats van een verbod op het uitkeren van winst een winstbestemming in te voeren, bijvoorbeeld premieverlaging?
De leden van de D66-fractie vernemen graag in hoeverre het juist is dat het verbod op winstuitkering zich alleen strekt tot de basisverzekering, naar aanleiding van de nota van wijziging. In hoeverre betekent dit dat er winst, bijvoorbeeld behaald uit de aanvullende verzekering, wel uitgekeerd kan worden? En welke consequenties heeft dit in de praktijk voor een algemeen verbod op winstuitkering, is dit nog realiseerbaar? De leden ontvangen graag een toelichting en reflectie op de nota van wijziging, zoals ontvangen op 14 november 2016.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de indieners staan tegenover het uitkeren van winst aan leden, indien de zorgverzekeraar een coöperatie is en de verzekerden tezamen de leden van de coöperatie vormen.
De leden van de VVD-fractie stellen, net als de Afdeling advisering van de Raad van State, dat niet kan worden afgeleid dat de verwachting mocht bestaan dat een permanent verbod voor alle zorgverzekeraars zou worden ingevoerd, zeker niet voor die zorgverzekeraars voor wie thans geen verbod op winstuitkering geldt. Immers hebben zij gedurende een periode van ten minste 10 jaar de verwachting gehad dat zij over de wettelijke reserves konden beschikken. Hoewel in de Tweede Kamer diverse debatten zijn geweest over winstuitkering door zorgverzekeraars, zijn geen concrete wettelijke voorstellen eerder in de Tweede Kamer aan bod geweest. De leden van de VVD-fractie stellen dat een aantal zorgverzekeraars niet alleen beschikt over reserves voortkomend uit de voormalige ziekenfondsen, maar tevens beschikken over privaat opgebouwde niet-wettelijke reserves. Anders dan in de Zorgverzekeringswet is vastgelegd, stelt het voorliggende initiatiefwetsvoorstel een verbod op winstuitkering voor alle reserves voor, ongeacht de herkomst van die reserves. Deze leden stellen dat deze wijziging ingrijpt op het eigendomsrecht, zoals neergelegd in Artikel 1 Eerste Procotol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 10 van de Grondwet, artikel 14 van de Grondwet en artikel 5:1 BW. Kunnen de initiatiefnemers per verzekeraar aangeven wat de herkomst, samenstelling en hoogte van de reserves was bij de start van het nieuwe stelsel in 2006? Welk gedeelte was afkomstig van particuliere verzekeraars en/of andere kapitaalverschaffers en welk gedeelte werd ingebracht door voormalige ziekenfondsen? Welk gedeelte van de voormalige ziekenfondsen valt onder de wettelijke reserves en welk gedeelte onder de vrije reserves? Kunnen de initiatiefnemers tevens per verzekeraar aangeven in welke mate zorgverzekeraars na 2006 de solvabiliteitspositie hebben ondersteund of verstevigd met middelen van private entiteiten?
Voorts zijn deze leden van mening dat de beperking van eigendomsrechten niet te rechtvaardigen is vanwege de wettelijk opgelegde verplichtingen, waaronder de solvabiliteitseisen. Zij vragen de initiatiefnemers dieper in te gaan op hun beweegredenen om het beperken van het eigendomsrecht te rechtvaardigen door slechts te stellen dat zorgverzekeraars dit hadden kunnen aannemen op basis van het politieke debat. Zijn de initiatiefnemers bijvoorbeeld ook van mening dat bewoners een windmolen in hun achtertuin zonder inspraak of compensatie dienen te accepteren, omdat daar regelmatig debatten over worden gevoerd in de Tweede Kamer? Zijn de initiatiefnemers tevens van mening dat organisaties zonder mededeling vooraf kunnen worden gekort op hun subsidies, omdat diverse debatten in de Tweede Kamer worden gevoerd over de doelmatigheid van subsidies? Indien initiatiefnemers deze meningen niet zijn toegedaan, waarom zijn zij dan van mening dat dit voor zorgverzekeraars wel te rechtvaardigen is?
Ook vragen zij de initiatiefnemers welke juridische stappen en financiële claims zijn te verwachten, indien het voorstel inwerking treedt en blijvend sprake is van het beperken van eigendomsrecht? Wie zal eventuele schadeclaims dienen te betalen? Kunnen de initiatiefnemers een onderbouwde inschatting maken van de mogelijke schadeclaims per verzekeraar, rekening houdend met de samenstelling en herkomst van de vermogens van de verzekeraars? Zijn de initiatiefnemers bereid, mede gezien de kritische opstelling van de Afdeling Advisering van de Raad van State, hier een juridische second opinion over te vragen bij de landsadvocaat? Door wie dienen de proceskosten te worden opgebracht? Welke kansen zijn er dat de Nederlandse overheid wordt beschuldigd van onbehoorlijk bestuur?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Afdeling advisering van de Raad van State stelt dat het initiatiefwetsvoorstel zowel het vrij verkeer van kapitaal als het vrij verkeer van diensten en het recht van vrije vestiging kan raken. Op basis waarvan concluderen de initiatiefnemers dat het vrij verkeer van diensten en het recht van vrije vestiging niet in het geding zijn? Kunnen zij hun mening ondersteunen met een extern juridisch advies door een erkende deskundige op het gebied van vrij verkeer van diensten en het recht op vrije vestiging? Kunnen de initiatiefnemers aantonen dat dit initiatiefwetsvoorstel niet in strijd is met Europese wet- en regelgeving, in het bijzonder de artikelen 56 en 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)? Kunnen de initiatiefnemers een onderbouwde inschatting geven van de kans dat de Europese Commissie Nederland zal beboeten na de inwerkingtreding van de voorliggende wet vanwege strijd met het vrije verkeer van diensten en het recht van vrije vestiging? Hoe hoog zullen dergelijke boetes kunnen zijn en voor wiens rekening komen dergelijke boetes? Kunnen de initiatiefnemers uiteen zetten in welke andere Europese landen het mogelijk is voor zorgverzekeraars om winst uit te keren? Is er in deze Europese landen sprake van winstbejag door verzekeraars? Welke effecten heeft de winstuitkering gehad op de kwaliteit van zorg? Op welke wijze voldoen deze verzekeraars aan het algemeen belang van een goede en toegankelijke gezondheidszorg? Op welke wijze wordt de markttoegang voor nieuwe, eventueel buitenlandse zorgverzekeraars niet belemmerd? Kunnen de initiatiefnemers onderbouwen waarom het voorliggende wetsvoorstel de huidige aanbieders niet bevoordeelt ten opzichte van eventuele nieuwe toetreders? Op welke wijze dient het kapitaal volgens initiatiefnemers bijeen te worden gebracht om tot markttoetreding te komen indien er geen mogelijkheid bestaat aan investeerders dividend uit te keren? Welke soort toetreders zouden in de ogen van de initiatiefnemers belangstelling kunnen hebben voor investeringen in Nederlandse zorgverzekeraars?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers de kans aanzienlijk achten dat indien winstuitkering wordt toegestaan, zorgverzekeraars de rechtsvorm zullen omzetten naar een NV. Deze leden vragen de initiatiefnemers uitgebreid uiteen te zetten wat volgens hen het gevaar is van het omzetten van de rechtsvorm, uitgesplitst naar concern en individuele labels. Deze leden vragen de initiatiefnemers tevens hoe het omzetten van de rechtsvorm zich verhoudt tot de stelling dat zorgverzekeraars hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan de mogelijkheid tot uitkering van winst aan aandeelhouders of leden. Welke signalen hebben initiatiefnemers dat zorgverzekeraars hun organisatievorm inderdaad omzetten? Welke feitelijke bronnen kunnen de indieners aandragen waar zij hun inschatting op baseren dat zorgverzekeraars hun rechtsvorm zullen omzetten in een NV? Hebben zorgverzekeraars bijvoorbeeld in 2015 voorbereidingen getroffen om hun organisatievorm om te zetten toen de intentie was om winstuitkering mogelijk te maken per 1 januari 2016? Zo ja, kan inzicht worden geboden in deze voorbereidingen door de initiatiefnemers? En voor zover zorgverzekeraars nu al de rechtsvorm van een NV hebben, welke van die verzekeraars zullen op basis van hun statuten daadwerkelijk winst uit kunnen keren?
Een reden voor zorgverzekeraars om geen winst uit te keren, is de vrijstelling van vennootschapsbelasting. Een eventuele afdracht van vennootschapsbelasting kan de concurrentiepositie van zorgverzekeraars benadelen. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers of zij dit argument hebben meegenomen bij het opstellen van dit initiatiefwetsvoorstel. Wat is het financiële effect van de verplichting om vennootschapsbelasting af te dragen?
De leden van de SP-fractie hebben met enige verbazing kennisgenomen van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (RvS). De leden kunnen zich vinden in de beantwoording van de indieners op de enkele inhoudelijke opmerkingen van de RvS en de wijziging die deze tot gevolg heeft gehad.
Deze leden zijn echter van mening dat de inbreng van de RvS zich eerder laat omschrijven als een oordeel dan een advies. Zij vragen de indieners te reflecteren op het naar mening van de leden, ongekend hoge politieke gehalte van de inbreng van de RvS. Hebben de indieners een verklaring voor het feit dat de RvS in dergelijke bewoordingen stelling neemt tegen het verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars? Zijn de indieners bekend met Wetsvoorstellen waarbij de RvS op soortgelijke wijze heeft gereageerd?
De afdeling advies van de Raad van State geeft aan dat het wetsvoorstel op gespannen voet staat met het zorgverzekeringsstelsel, zoals dat sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet functioneert en zich heeft ontwikkeld, en dat een verbod op winstuitkering tot een principiële wijziging van het zorgstelsel zou leiden. De leden van de CDA-fractie zijn het met de initiatiefnemers eens dat het verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars niet op gespannen voet staat met de bedoeling van het zorgverzekeringsstelsel. Het huidige stelsel kent nu immers al het uitgangspunt van gereguleerde marktwerking. De Raad van State constateert dat met dit wetsvoorstel een principiële verandering wordt doorgevoerd ten opzichte van het gevoerde beleid in recente jaren. De leden van de CDA-fractie vragen de indieners of dit niet juist de bedoeling is van dit wetsvoorstel. De indieners geven in de beantwoording daarnaast zelf al een aantal ontwikkelingen weer waaruit blijkt dat het stelsel niet statisch is, en dat bepaalde politieke en beleidsinhoudelijke keuzes het stelsel duidelijk een bepaalde kant op hebben gestuurd. De leden van de CDA-fractie vragen in dit licht of de indieners van mening zijn dat zorgverzekeraars minder financiële risico’s zijn gaan lopen door ontwikkelingen zoals de schaalvergroting bij zorgverzekeraars, de introductie van het macrobeheersinstrumentarium (mbi) waarbij zorgaanbieders generiek gekort worden bij macro overschrijdingen, het toenemend gebruik van omzetplafonds in contracten met zorgaanbieders en het verhogen van het verplichte eigen risico? Leiden deze maatregelen waardoor verzekeraars minder financiële risico’s zijn gaan lopen er volgens de indieners toe dat een beperking van het eigendomsrecht eerder gerechtvaardigd is?
In antwoord op de opmerking van de Raad van State dat een oplossing voor overmatige overschotten onder andere gevonden moet worden in een aanpassing van het vereveningsstelsel, geven de indieners onder andere terecht aan dat de vereveningsbijdrage slechts een deel is van de inkomsten van de zorgverzekeraar. De indieners geven aan dat winst ook behaald kan worden door efficiënt in te kopen, en dat efficiënt inkopen ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg. De leden van de CDA-fractie vragen de indieners nader toe te lichten wat zij bedoelen met de opmerking dat efficiënt inkopen ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg?
In antwoord op de opmerkingen van de Raad van State dat het voorstel ook aan de vrijheid van dienstverlening (artikel 56 VWEU) en het recht van vrije vestiging (artikel 49 VWEU) kan raken, geven de indieners aan dat de memorie van toelichting hierop aangevuld is. De leden van de CDA-fractie missen deze passage echter in de memorie van toelichting en vragen daarom alsnog voor een nadere aanvulling.
De indieners stellen dat het toestaan van winstuitkering een prikkel kan zijn voor meer overnames of verdere schaalvergroting. De leden van de CDA-fractie constateren echter dat ook onder het huidige tijdelijke verbod schaalvergroting op de zorgverzekeringsmarkt heeft plaatsgevonden. Deze leden vragen daarom een nadere toelichting waarom winstuitkering een extra prikkel zou zijn voor schaalvergroting. Deze leden vragen tevens wat er bedoeld wordt met de stelling dat massalere zorgaanbieding een lagere kwaliteit van zorg met zich kan brengen.
De leden van de PVV-fractie lezen in de reactie op het advies van de Raad van State dat de indieners vinden dat efficiënt inkopen ten koste gaat van de kwaliteit van zorg. Waarop is dit gebaseerd? Zijn de indieners tegen het behalen van winst door efficiënt in te kopen?
De leden van de PVV-fractie zien de winsten van de zorgverzekeraars als een mogelijk signaal dat de premies te hoog zijn of dat er teveel compensatie wordt uitgekeerd. Zou dit niet nader onderzocht moeten worden, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Afdeling advisering van de Raad van State flinke kritiek uit op het voorliggende voorstel. Zij stellen dat het verbod op winstuitkering verder gaat dan het vastleggen van de huidige praktijk (waarin merendeel van de zorgverzekeraars coöperaties betreffen en geen winstoogmerk hebben) en een aantasting voor het huidige stelsel zal betekenen. Zij zien zowel juridische als praktische complicaties. De leden vernemen graag van de initiatiefnemers hoe zij de uitspraken van de Afdeling bekijken waar ze stellen dat er, zolang er niet aan de solvabiliteitseisen is voldaan winstuitkering plaats zou kunnen vinden. Voor hoeveel procent van de verzekeraars is dit momenteel het geval? En welke voldoen wel dan wel niet aan de solvabiliteitseisen?
De leden van de D66-fractie vernemen graag een reactie van de initiatiefnemers op de stelling van de Raad van State dat winstuitkering in essentie een vergoeding is voor verstrekt kapitaal inclusief risico-opslag? In hoeverre durven de initiatiefnemers te stellen dat het verbod op winstuitkering geen consequenties zal hebben voor het aantrekken van eigen vermogen van zorgverzekeraars, en op welke bronnen, onderzoeken e.a. gegevens baseren zij zich in deze stellingname?
De Afdeling advisering van de Raad van State stelt dat, indien er een situatie is waarin er sprake zou zijn van positieve (verevenings)resultaten die de zorgverzekeraar «in eigen zak zou kunnen steken» waarna gekozen zal worden voor winstuitkering, dit een indicatie kan zijn dat de berekening van de vereveningsbijdrage te ruimhartig is, en daardoor niet blijft binnen de door de Europese Commissie gestelde kaders in verband met staatssteun. De leden van de D66-fractie vernemen graag hoe de initiatiefnemers hier naar kijken en op welke wijze zij andere mogelijkheden zien om «verkeerde» prikkels, en verkeerde mechanisme uit het systeem te halen, indien een verbod op winstuitkering niet realiseerbaar blijkt?
De leden van de D66-fractie vernemen graag waarop de initiatiefnemers hun stelling baseren als zij stellen dat «indien het voorliggende voorstel van kracht wordt, er geen sprake is van het uitkeren van winst en derhalve ook niet van het incasseren van verlies». Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de ex-ante risicoverevening en mogelijke risico’s die verzekeraars daarbij lopen? Indien de verevening niet aansluit bij de uitgegeven zorg lijkt het de leden dat er wel degelijk sprake kan zijn van een financiële situatie waarbij er mogelijk verlies gemaakt kan worden.
Deze leden vernemen dan ook graag welke mogelijkheden de verzekeraar heeft met het geld dat «overblijft». In hoeverre delen de initiatiefnemers de mening van de leden van de D66-fractie dat het wenselijk kan zijn als dit tijdelijk «op de plank blijft liggen» en in de reserves wordt gestopt, om juist in situaties zoals hierboven geschetst de klap op te kunnen vangen? In hoeverre laten de initiatiefnemers dit vrij aan zorgverzekeraars om zelf in te vullen?
De leden van de D66-fractie vernemen graag hoe de initiatiefnemers reageren op de kritiek van de Raad van State dat dit voorstel er niet toe leidt dat zorgverzekeraars uitvoeringskantoren worden voor het behartigen van maatschappelijke belangen.
De leden van de D66-fractie stelden al eerder in deze inbreng dat er slechts één zorgverzekeraar is waarvan de organisatiestructuur dusdanig is dat winst uitgekeerd kan worden. De leden vernemen graag welke consequenties (zowel beleidsmatig als financieel) een verbod op winstuitkering zou hebben voor deze organisatie. Welke financiële consequenties volgen op een verbod op winstuitkering voor de overheid?
De Afdeling advisering van de Raad van State stelt dat zij niet overtuigd is dat het voorstel de toets aan artikel 1, eerste lid, van het Eerste Protocol bij het EVRM kan doorstaan. Dit is behoorlijk forse kritiek en de leden hebben dan ook kennisgenomen van het antwoord van de initiatiefnemers. Echter blijft het voor de leden onduidelijk in hoeverre de initiatiefnemers bereid zijn de stellingname zoals door hen gekozen voor te leggen aan een onafhankelijke derde. Ook is het de leden niet helder geworden wat hierop de weerlegging is van de initiatiefnemers omdat zij verwijzen naar een voorgaande reactie, maar deze niet vindbaar lijkt te zijn.
Afsluitend, delen de initiatiefnemers de mening van de leden van de D66-fractie dat dit een zeer interessant onderwerp is en een belangrijke stap in het verbeteren van het stelsel, maar dat dit voorstel wel waterdicht moet zijn. Dat er voorkomen moet worden dat er straks conflicten ontstaan met Europese wetgeving, regels en eisen. Indien zo, vernemen de leden graag van de initiatiefnemers waarom zij stellen dat hier geen mogelijke conflicten zullen ontstaan in de toekomst.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting op bladzijde7 dat een eventuele boete bestaat uit de omvang van de winstuitkering inclusief een opslag. In de artikelsgewijze toelichting staat echter niets over een opslag. Genoemde leden vragen de indieners om dit punt te verhelderen en aan te geven hoe hoog de opslag zou moeten zijn.
Op bladzijde 8 van de memorie van toelichting lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat «zorgverzekeraars hebben aangegeven dat zij geen behoefte hebben aan de mogelijkheid tot uitkering van winst aan aandeelhouders of leden.» Tegelijkertijd staat er onderaan deze bladzijde: «De kans is echter aanzienlijk dat indien winstuitkering wordt toegestaan, zorgverzekeraars de rechtsvorm zullen omzetten naar een NV.» Verwachten de indieners nu wel of niet dat zorgverzekeraars gebruik zullen maken van de mogelijkheid tot winstuitkering als het huidige verbod zal worden opgeheven? En zo ja, waarop is deze verwachting gebaseerd?»
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de indieners het überhaupt wenselijk vinden dat zorgverzekeraars als NV zijn vormgegeven, aangezien de aandeelhouders dan relatief veel macht kunnen uitoefenen, los van de vraag of winstuitkering is toegestaan
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de indieners naar aanleiding van het advies van de Raad van State het wetsvoorstel op één punt hebben gewijzigd. Klopt de aanname van deze leden dat in het voorstel de zorgverzekeraars wél winst die gemaakt is op aanvullende zorgverzekeringen mogen uitkeren? Zo ja, is deze winst altijd te onderscheiden van de winst gemaakt op de basiszorgverzekering? En moet dit dan niet verduidelijkt worden in de wetstekst, aanvullende zorgverzekeringen zijn immers ook «zorgverzekeringen»? Hoe verhoudt het niet van toepassing verklaren van het verbod op winstuitkering op aanvullende zorgverzekeringen zich tot het risico dat de indieners zien dat zorgverzekeraars patiënten met een hoog risico gaan weigeren?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners uitgebreid te reageren op de verschillende kritiekpunten van de Raad van State. Op welke wijze zijn deze punten in de memorie van toelichting verwerkt, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de indieners hebben overwogen het verbod op winstuitkering breder te trekken? Hoe staan de indieners tegenover een verbod op winstuitkering door zorginstellingen die werken met collectieve middelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de indieners het billijk vinden dat bij winstuitkering door een zorgverzekeraar dit bedrag tweemaal (dus inclusief bestuurlijke boete) wordt ingevorderd door de NZa, waardoor de verzekerden uiteindelijk gedupeerd worden. Is het niet een betere optie om bij overtreding van het verbod de zorgverzekeraar te verplichten het bedrag van de winstuitkering alsnog ten goede te laten komen van de verzekerden, zo vragen deze leden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de indieners tegenover de mogelijkheid staan om onder artikel 88a toe te voegen dat boetes tegenover individuele bestuurders kunnen worden ingesteld, als blijkt dat een collectieve boete tegenover de zorgverzekeraar niet het gewenste gedrag teweegbrengt. Tevens vragen zij hoe de indieners staan tegenover het intrekken van de licentie als zorgverzekeraar na herhaaldelijke overtreding, als de route van individuele boetes is genomen en dit ook niet het gewenste gedrag teweegbrengt. Dit valt ook onder artikel 88a. Graag denken de leden van de fractie van GroenLinks daar over mee na.
De initiatiefnemers stellen dat dit wetsvoorstel geen financiële consequenties heeft, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Deze leden zetten hun vraagtekens hierbij. Zij vragen de initiatiefnemers wat de financiële consequenties zullen zijn, indien blijkt dat zorgverzekeraars failliet gaan bij het handhaven van het verbod op winstuitkering, bijvoorbeeld omdat zorgverzekeraars niet meer in staat zijn om eerder plaatsgevonden investeringen door derden terug te kunnen betalen. Dit is met name van belang om dat het merendeel van de risicodragers op dit moment al een NV is. Immers kan binnen deze constructie binnen hetzelfde concern een kapitaaltekort bij de ene risicodrager worden gecompenseerd met een kapitaaloverschot van de andere risicodrager. Het verbod op winstuitkering kan ertoe leiden dat kapitaalverplaatsing binnen het concern niet meer mogelijk is. Deze leden vinden dit onwenselijk, aangezien daarmee de kosten worden verhoogd, daar de risicodrager zelf meer reserves moet aanhouden en proportioneel dient te beleggen om voldoende draagkracht te behouden. Indien dit niet lukt, is de enige optie nog premieverhoging. Tevens kan dit marktverstorend werken en de solidariteit tussen verzekerdengroepen ernstig verminderen. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers uitgebreid op deze stelling te reflecteren.
Welke juridische claims zijn in het geval van faillissement of het niet langer kunnen verplaatsen van kapitaal te verwachten? Kunnen de initiatiefnemers hiervan een inschatting maken en extern juridisch advies inwinnen over deze consequenties? Wat betekent het faillissement van één of meerdere zorgverzekeraars voor verzekerden, (de stabiliteit van) het zorgstelsel en de concurrentie? Wat betekent het faillissement van één of meerdere verzekeraars voor zorgaanbieders waarvan de rekeningen na faillissement niet meer betaald kunnen worden? Kunnen de initiatiefnemers een scenario schetsen op deze onderdelen bij faillissement van een kleine verzekeraar (maximaal 250.000 verzekerden), een middelgrote verzekeraar (maximaal 2.000.000 verzekerden) en een grote verzekeraar (meer dan 3.500.000 verzekerden)?
Voorts vragen deze leden de initiatiefnemers welke mogelijkheden zij zien in het geval dat een zorgverzekeraar niet langer kan voldoen aan de solvabiliteitseisen en nieuw kapitaal moet aantrekken. Waarom willen de indieners met dit wetsvoorstel verbieden dat een verzekeraar die aan de grenzen van de solvabiliteit komt kapitaal mag aantrekken van een investeerder zoals een pensioenfonds? Is er een principiële reden waarom de initiatiefnemers een verzekeraar die in solvabiliteitsproblemen komt dwingen de premies te verhogen of een bancaire lening tegen forse rente aan te gaan in plaats van aan te kloppen bij een investeerder? Waarom is het uitkeren van rendement aan een investeerder volgens de initiatiefnemers iets dat verboden moet worden, maar is het verhogen van premies en het betalen van rente aan een bank wel acceptabel? Kunnen de initiatiefnemers onderbouwen wat het principiële verschil is tussen het betalen van rente en het uitkeren van dividend? Kunnen zij onderbouwen waarom het in het algemeen belang is dat verzekeraars wel rente betalen, maar geen dividend? Kunnen de initiatiefnemers inzicht geven in de premieontwikkeling de afgelopen jaren en de verwachte premieontwikkeling voor zowel de basis- als aanvullende verzekering na inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel rekening houdende met de situatie dat een verzekeraar gedwongen is kapitaal te verhogen omwille van de solvabiliteitseisen en er een verbod is op het uitkeren van dividend? Daarnaast vragen deze leden de initiatiefnemers wat de kans is dat zorgverzekeraars met het voorliggende voorstel de winst niet teruggeven in de vorm van een lagere premie, maar plussen op hun reserves. Is dat het beoogde doel van de initiatiefnemers? Zo nee, hoe denken zij dit te kunnen voorkomen?
Tot slot stellen de leden van de VVD-fractie dat één van de huidige concerns, ASR, op dit moment nog deels in handen is van de Nederlandse overheid. In de Tweede Kamer is uitvoerig gesproken over de beursgang van dit concern. Deze leden vragen de initiatiefnemers of zij bereid zijn de Minister van Financien in kaart te laten brengen welke consequenties het mogelijk tussentijds van kracht worden van het voorliggende wetsvoorstel heeft op de verdere beursgang. Heeft het verbod op winstuitkering voor twee labels binnen dit concern bijvoorbeeld invloed op de mate van verkoopbaarheid, de prijs en de snelheid van de verkoop? Welke effecten heeft het verbod op winstuitkering op het reeds gestarte traject? Wie neemt de eventuele kosten op zich indien blijkt dat er op de markt minder interesse is voor dit concern na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de concurrentie tussen zorgverzekeraars kan toenemen indien nieuwe partijen toetreden tot de zorgverzekeringsmarkt en dat de premiebetaler daar vervolgens van profiteert. Zij stellen dat het verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars het nog moeilijker maakt om de zorgverzekeringsmarkt te betreden, daar derden minder geneigd zullen zijn te investeren indien het eigen vermogen na inwerkingtreding van dit voorstel indirect eigendom van verzekerden wordt. Kunnen de initiatiefnemers de zorgen van deze leden wegnemen? Op welke wijze kunnen nieuwe toetreders volgens initiatiefnemers nog kapitaal aantrekken, zodat nieuwe toetreders kunnen voldoen aan de solvabiliteitseisen en andere wettelijke verplichtingen? Zorgverzekeraars zijn wettelijk verplicht om de solvabiliteitseisen gesteld door De Nederlandsche Bank (DNB) na te leven. Welke gevolgen heeft het niet langer (kunnen) naleven van de solvabiliteiteisen volgens de initiatiefnemers? Welke boete kan worden uitgedeeld door DNB aan verzekeraars en welke consequenties zal een dergelijke boete hebben? Graag in de beantwoording rekening houden met de premieconsequenties van de boete zelf en het moeten aanvullen van de reserves via premieverhoging en/of bancaire leningen tegen forse rentes. Op welk moment zal de DNB ingrijpen? Zijn de initiatiefnemers bereid DNB om advies te vragen welke consequenties het voorliggende wetsvoorstel heeft op het huidige zorgstelsel?
Artikel I
In artikel I wordt opgesomd dat er met dit wetsvoorstel een verbod komt op uitkeren van dividend, winstuitkering aan leden en winstuitkering aan werknemers (winstdelingsregeling). De leden van de CDA-fractie vragen of hiermee alle mogelijkheden tot winstuitkering uitgesloten zijn.
De leden van de CDA-fractie wijzen hierbij op het huidige verbod op winstuitkering door ziekenhuizen, die in de praktijk via juridische sluiproutes alsnog winsten wegsluizen, bijvoorbeeld door allerhande externe diensten tegen forse tarieven af te nemen van commerciële bedrijven van de eigenaren van het ziekenhuis. Op welke wijze wordt gehandhaafd dat op een dergelijke wijze niet alsnog winsten worden uitgekeerd door zorgverzekeraars?
De leden van de CDA-fractie wijzen hierbij ook op het voorbeeld van het kinderopvangconcern Estro, dat door opkoopfonds Providence werd opgekocht en overladen werd met schulden, waardoor het rendement fiscaal vriendelijk in de vorm van rente aan de aandeelhouders uitgekeerd kon worden. Op papier maakte deze onderneming geen cent winst, en toch werd er maatschappelijk kapitaal via rente uitgekeerd aan aandeelhouders. Op welke wijze wordt gehandhaafd dat op een dergelijke wijze niet alsnog winsten worden uitgekeerd door zorgverzekeraars?
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het verbod op winstuitkering alleen geldt voor winsten die gemaakt worden op de basisverzekering, en niet op winsten die gemaakt worden op de aanvullende verzekering. Hoe wordt geborgd dat er een duidelijke scheiding gemaakt wordt tussen winsten op de basisverzekering en de aanvullende verzekering?
In het derde lid is een delegatiegrondslag opgenomen voor het specificeren van de doelen tot verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg, die niet onder het verbod op winstuitkering komen te vallen. De leden van de CDA-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen om een voorhangprocedure van deze algemene maatregel van bestuur op te nemen.
Artikel II
De initiatiefnemers stellen dat de NZa de zorgverzekeraar een bestuurlijke boete kan opleggen in geval winst wordt uitgekeerd aan aandeelhouders, leden of werknemers. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers wat precies wordt verstaan onder leden? Gaat het om de vertegenwoordiging van de leden in de ledenraad of om alle leden (de verzekerden) binnen het label? Wanneer is precies sprake van winstuitkering? Deze leden stellen dat verschillende zorgverzekeraars gedurende het jaar premie hebben teruggeven aan hun verzekerden (de leden). Interpreteren deze leden het juist dat dit initiatiefwetsvoorstel tussentijdse premieteruggave verbiedt? Zo ja, is dit het beoogde doel van de initiatiefnemers met dit voorstel?
De leden van de PVV-fractie vragen waarom eventuele ingevorderde boetes in het zorgverzekeringsfonds worden gestort. Is ook overwogen om het te vorderen bedrag in mindering te brengen op de vereveningsbijdrage die de desbetreffende zorgverzekeraar ontvangt?
Artikel III
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte op welke datum de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel is.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De griffier van de commissie, Post