Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen waardoor in krimpregio’s de problematiek die het gevolg is van de afnemende bevolkingsomvang te verlichten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aanvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;
het substantieel en structureel afnemen van het inwonertal en huishoudenaantal van een gemeente;
gemeente, genoemd in bijlage bij deze wet;
Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst.
1. Deze wet is uitsluitend van toepassing in de krimpgemeenten, genoemd in de bijlage bij deze wet.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan de bijlage, bedoeld in het eerste lid, worden gewijzigd.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. De gemeenteraad van een krimpgemeente kan een aanvraag doen bij Onze Minister om van bepalingen in de bij of krachtens in artikel 9 genoemde wetten af te wijken met als doel de sociale, economische of maatschappelijke gevolgen van krimp in die gemeente te beperken.
2. Een afwijking als bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat;
3. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt in elk geval bepaald:
a. de krimpgemeente waarvoor de afwijking, bedoeld in het eerste lid, van toepassing is;
b. de bepalingen waarvan wordt afgeweken;
c. de wijze waarop van die bepalingen wordt afgeweken;
d. de periode waarvoor wordt afgeweken, en
e. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de beoogde effecten van de afwijking worden geëvalueerd.
4. De periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, bedraagt ten hoogste vier jaren. Deze termijn kan op aanvraag van de gemeenteraad van de krimpgemeente bij algemene maatregel van bestuur vier maal met telkens ten hoogste vier jaren worden.
5. De voordracht voor een krachtens het tweede en vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. De aanvraag bevat ten minste:
a. het doel van de afwijking;
b. de noodzaak en geschiktheid van de afwijking om de sociale, economische of maatschappelijke gevolgen van krimp in die gemeente te beperken;
c. de bepaling waarvan moet worden afgeweken;
d. de wijze waarop van deze bepaling moet worden afgeweken;
e. de periode waarvoor van deze bepaling moet worden afgeweken, en
f. de mogelijke de financiële consequenties van de afwijking.
2. Bij de voorbereiding van de aanvraag pleegt de gemeenteraad overleg met de gemeenteraad van de aan de krimpgemeente grenzende gemeenten.
1. De aanvraag wordt toegezonden aan Onze Minister, aan gedeputeerde staten van de provincie waarin de krimpgemeente is gelegen en aan het college van burgemeester en wethouders van iedere aan de krimpgemeente grenzende gemeente.
2. De aanvraag wordt ingediend in de periode die gelegen is tussen 1 januari en 15 januari of tussen 1 juli en 15 juli.
3. Onze Minister bevestigt de ontvangst van de aanvraag aan de krimpgemeente die de aanvraag doet, aan de gedeputeerde staten van de provincie waarin de krimpgemeente gelegen is en aan het college van burgemeester en wethouders van de aan de krimpgemeente grenzende gemeenten.
4. Gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders van de aan de krimpgemeente grenzende gemeenten worden in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag hun zienswijze over de noodzaak en de geschiktheid van de afwijking kenbaar te maken aan Onze Minister.
5. Indien naar het oordeel van Onze Minister de aanvraag onvoldoende onderbouwd is of essentiële gegevens ontbreken, stelt hij de gemeenteraad van de krimpgemeente, in de gelegenheid om de aanvraag dienovereenkomstig aan te vullen. Onze Minister stelt gedeputeerde staten van de provincie waarin de krimpgemeente gelegen is en het college van burgemeester en wethouders van de aan de krimpgemeente grenzende gemeenten hiervan in kennis. De gemeenteraad van de krimpgemeente zendt een afschrift van de aan Onze Minister verstrekte aanvullende informatie, gelijktijdig aan gedeputeerde staten van de provincie waarin de krimpgemeente gelegen is en aan het college van burgemeester en wethouders van de aan de krimpgemeente grenzende gemeenten. De termijn van zes weken, bedoeld in het vierde lid, wordt opgeschort met ingang van de dag waarop Onze Minister de krimpgemeente de gelegenheid heeft gegeven de aanvraag aan te vullen tot het moment waarop de aanvullende informatie is ontvangen door Onze Minister.
1. Onze Minister, in overleg met Onze Ministers wie het aangaat, betrekt bij de beoordeling van de aanvraag onder meer in hoeverre de afwijking:
a. noodzakelijk en geschikt is om de sociale, economische of maatschappelijke gevolgen van krimp in die gemeente te beperken;
b. in strijd is met de Grondwet en andere voor Nederland verbindende internationale verplichtingen;
c. gevolgen heeft voor het beleid van de provincie en het Rijk inzake de krimpgemeente overstijgende onderwerpen;
d. geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de aan de krimpgemeente grenzende gemeenten;
e. verenigbaar is met aanvragen van andere krimpgemeenten die in dezelfde provincie gelegen zijn, en
f. gevolgen heeft voor de Rijksbegroting.
2. Indien Onze Minister en Onze Ministers wie het aangaat, voornemens zijn de aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, stelt hij de gemeenteraad die de aanvraag gedaan heeft in de gelegenheid te worden gehoord.
3. Binnen zes weken na het moment waarop de termijn, bedoeld in artikel 5, vierde lid, is verstreken, zendt Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat, een besluit op de aanvraag aan de aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan de gemeenteraad die de aanvraag heeft gedaan.
4. Indien Onze Minister, in overeenstemming Onze Ministers wie het aangaat, besluit tot het toestaan van een afwijking, wordt samen met het besluit, bedoeld in het derde lid, een ontwerp van algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
1. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de periode, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de toepassing van de afwijking, van de in die algemene maatregel van bestuur genoemde bepalingen, evenals een standpunt van de gemeenteraad over een eventuele verlenging, indien deze daarom heeft verzocht.
2. Op een aanvraag van de gemeenteraad tot verlenging zijn de artikelen 3, 4, 5 en 6 van overeenkomstige toepassing.
1. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt ingetrokken of gewijzigd voor zover:
a. de gemeenteraad daarom verzoekt, of
b. de afwijking van de in die algemene maatregel van bestuur genoemde bepalingen, niet langer noodzakelijk en geschikt is om de sociale, economische of maatschappelijke gevolgen van krimp in die gemeente te mitigeren, en
2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
De wetten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn:
a. de Crisis- en herstelwet;
b. de Drank- en Horecawet;
c. de Gemeentewet;
d. de Leegstandwet
e. de Mededingingswet;
f. de Omgevingswet;
g. de Wet langdurige zorg;
h. de Wet marktordening gezondheidszorg;
i. de Wet educatie en beroepsonderwijs;
j. de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
k. de Wet op het primair onderwijs;
l. de Woningwet,
m. de Zorgverzekeringswet.
o. de Wet personenvervoer 2000
p. de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
In bijlage 1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
het besluit, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en het besluit op de aanvraag bedoeld in artikel 7, tweede lid.
Onze Minister zendt uiterlijk vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, waarbij ten minste het oordeel van elke krimpgemeente waarvoor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van kracht was in de periode waarop het verslag betrekking heeft, wordt overlegd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Gemeenten bedoeld in artikel 2, eerste lid:
Appingedam
Delfzijl
Eemsmond
Loppersum
Bellingwedde
Menterwolde
Oldambt
Pekela
Stadskanaal
Veendam
Vlagtwedde
De Marne
Brunssum
Heerlen
Kerkrade
Nuth
Landgraaf
Onderbanken
Simpelveld
Voerendaal
Eijsden-Margraten
Gulpen-Wittem
Maastricht
Meerssen
Vaals
Valkenburg aan de Geul
Beek
Schinnen
Sittard-Geleen
Stein
Hulst
Sluis
Terneuzen
Aalten
Bronckhorst
Berkelland
Doetinchem
Montferland
Oost Gelre
Oude IJsselstreek
Winterswijk
Achtkarspelen
Dantumadeel
Dongeradeel
Ferwerderadeel
Kollumerland C.A.
Tietjerksteradeel