Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
In artikel I worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Onderdelen A tot en met D komen te vervallen.
b. Onderdeel E komt als volgt te luiden:
E
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Indien een vereniging toepassing geeft aan artikel 44a, bepaalt de algemene vergadering of een bestuurder wordt benoemd tot uitvoerende bestuurder onderscheidenlijk niet uitvoerende bestuurder.
2. In het vierde lid wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Indien de voordracht één kandidaat voor een te vervullen plaats bevat, heeft een besluit over de voordracht tot gevolg dat de kandidaat is benoemd, tenzij het bindende karakter aan de voordracht wordt ontnomen.
c. Onderdeel F komt als volgt te luiden:
F
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
Na het tweede lid worden enkele leden toegevoegd, luidende:
3. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vereniging en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
4. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 3. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. Bij ontbreken van een raad van commissarissen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen.
5. Tenzij de statuten anders bepalen, kan de algemene vergadering aan de bestuurders een bezoldiging toekennen.
6. De bestuurders hebben als zodanig een raadgevende stem in de algemene vergadering.
d. Na onderdeel F wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
FA
Na artikel 44 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 44a
1. Bij de statuten kan worden bepaald dat de bestuurstaken worden verdeeld over één of meer niet uitvoerende bestuurders en één of meer uitvoerende bestuurders. De taak om toezicht te houden op de taakuitoefening door bestuurders kan niet door een taakverdeling worden ontnomen aan niet uitvoerende bestuurders. Het voorzitterschap van het bestuur, het doen van voordrachten voor benoeming van een bestuurder en het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders kan niet aan een uitvoerende bestuurder worden toebedeeld. Niet uitvoerende bestuurders zijn natuurlijke personen.
2. Bij of krachtens de statuten kan worden bepaald dat een of meer bestuurders rechtsgeldig kunnen besluiten omtrent zaken die tot zijn respectievelijk hun taak behoren. Bepaling krachtens de statuten geschiedt schriftelijk.
3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd tot schorsing van een uitvoerende bestuurder.
4. De uitvoerende bestuurders nemen niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming over het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders.
e. Onderdeel G komt als volgt te luiden:
G
Artikel 47 komt te luiden:
Artikel 47
1. Tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 44a lid 1, kan bij de statuten worden bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn. Deze kan ook als raad van toezicht worden aangeduid. De raad bestaat uit een of meer natuurlijke personen.
2. De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de vereniging en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vereniging en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
3. Tenzij bij de statuten anders is bepaald, is de raad van commissarissen bevoegd iedere door de algemene vergadering benoemde bestuurder te allen tijde te schorsen. Deze schorsing kan te allen tijde door de algemene vergadering worden opgeheven.
4. De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van de raad en zijn leden bevatten.
5. Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Wanneer de raad van commissarissen hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen.
6. Tenzij de statuten anders bepalen, kan de algemene vergadering aan de commissarissen als zodanig een bezoldiging toekennen.
7. Tenzij de statuten de commissarissen stemrecht toekennen, hebben zij als zodanig in de algemene vergadering een raadgevende stem.
8. Het bestuur verschaft de raad van commissarissen tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens.
9. Het bestuur stelt ten minste een keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, van de algemene en financiële risico’s en van de gebruikte beheers- en controlesystemen.
f. Na onderdeel G wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
GA
Na artikel 47 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 47a
1. Op de benoeming van commissarissen die niet reeds bij de akte van oprichting zijn aangewezen, is artikel 37 van toepassing, tenzij de benoeming overeenkomstig artikel 63f geschiedt. Hetzelfde geldt voor schorsing en ontslag van commissarissen.
2. Bij een aanbeveling of voordracht tot benoeming van een commissaris worden van de kandidaat meegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep, de betrekkingen die hij bekleedt of heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van een commissaris. Tevens wordt vermeld aan welke rechtspersonen hij reeds als commissaris is verbonden; indien zich daaronder rechtspersonen bevinden, die tot een zelfde groep behoren, kan met de aanduiding van de groep worden volstaan. De aanbeveling en de voordracht tot benoeming of herbenoeming worden gemotiveerd. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als commissaris heeft vervuld.
g. Onderdeel H komt als volgt te luiden:
H
Artikel 50a komt te luiden:
Artikel 50a
1. Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 131 en 138 lid 1 en leden 3 tot en met 10 overeenkomstige toepassing.
2. Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 138 lid 2 en 139 overeenkomstige toepassing in geval van:
a. een vereniging waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte en die aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen; of
b. een vereniging die bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9.
3. Ten aanzien van de taakvervulling door commissarissen vindt overeenkomstige toepassing:
a. het bepaalde in lid 1 en lid 2, met dien verstande dat in lid 2 voor artikel 139 moet worden gelezen artikel 150; en
b. het bepaalde in artikel 9.
h. Onderdeel I komt te vervallen.
i. Onderdeel K komt als volgt te luiden:
K
Artikel 63f wordt als volgt gewijzigd:
In het vijfde lid wordt «artikel 57a lid 2» vervangen door: artikel 47a lid 2.
j. Onderdeel L komt als volgt te luiden:
L
Na artikel 63j wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 63k
1. In afwijking van artikel 63f lid 1 kan toepassing worden gegeven aan artikel 44a. In dat geval is het bepaalde ten aanzien van de raad van commissarissen onderscheidenlijk de commissarissen in artikel 63f leden 2 tot en met 11 en artikelen 63g tot met 63i van overeenkomstige toepassing op de niet uitvoerende bestuurders.
2. Indien toepassing is gegeven aan artikel 44a, vereisen de besluiten in de zin van artikel 63j lid 1 de goedkeuring van de meerderheid van de niet uitvoerende bestuurders. Het ontbreken van de goedkeuring tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of de bestuurders niet aan.
3. Van de toepassing van artikel 44a lid 2 zijn uitgesloten de besluiten van het bestuur in de zin van artikel 63j.
k. Onderdeel M tot en met P komen te vervallen.
l. Onderdeel Q komt als volgt te luiden:
Q
In artikel 131 wordt «artikel 685 van Boek 7» vervangen door: artikel 671b en artikel 671c van Boek 7.
m. Onderdeel R komt te vervallen.
n. Onderdeel S komt als volgt te luiden:
S
Artikel 134 lid 4 komt als volgt te luiden:
4. De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld.
o. Onderdeel T komt te vervallen.
p. Onderdeel U komt als volgt te luiden:
U
Artikel 138 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het zesde lid wordt de volgende zin toegevoegd: De bestuurder is niet bevoegd tot verrekening met een vordering op de vennootschap.
2. In het zevende lid komt de tweede volzin als volgt te luiden: De vordering kan niet worden ingesteld tegen een door de rechter benoemde bewindvoerder of een door de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam aangestelde bestuurder als bedoeld in artikel 356, onder c.
q. Onderdelen V en W komen te vervallen.
r. Onderdeel X komt als volgt te luiden:
X
Aan artikel 142 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:
4. De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld.
s. Onderdelen Y tot en met BB komen te vervallen.
t. Onderdelen EE tot en met LL komen te vervallen.
u. Onderdeel MM komt als volgt te luiden:
MM
In artikel 241 wordt «artikel 685 van Boek 7» vervangen door: artikel 671b en artikel 671c van Boek 7.
v. Onderdeel NN komt te vervallen.
w. Onderdeel OO komt als volgt te luiden:
OO
Artikel 244 lid 4 komt als volgt te luiden:
4. De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld.
x. Onderdeel PP komt als volgt te luiden:
PP
Artikel 248 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het zesde lid wordt de volgende zin toegevoegd: De bestuurder is niet bevoegd tot verrekening met een vordering op de vennootschap.
2. In het zevende lid komt de tweede volzin als volgt te luiden: De vordering kan niet worden ingesteld tegen een door de rechter benoemde bewindvoerder of een door de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam aangestelde bestuurder als bedoeld in artikel 356, onder c.
y. Onderdelen QQ en RR komen te vervallen.
z. Onderdeel SS komt als volgt te luiden:
SS
Het vierde lid van artikel 252 komt als volgt te luiden:
4. De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld.
aa. Onderdelen TT tot en met XX komen te vervallen.
bb. Onderdeel ZZ komt te vervallen.
cc. Onderdeel BBB komt als volgt te luiden:
BBB
Artikel 291 wordt als volgt gewijzigd:
Na het tweede lid worden enkele leden toegevoegd, luidende:
3. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
4. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 3. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. Bij ontbreken van een raad van commissarissen, wordt het besluit genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, tenzij de statuten anders bepalen.
5. De statuten kunnen bepalen dat aan bestuurders een bezoldiging wordt toegekend.
dd. Na onderdeel BBB wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
BBBA
Na artikel 291 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 291a
1. Bij de statuten kan worden bepaald dat de bestuurstaken worden verdeeld over één of meer niet uitvoerende bestuurders en één of meer uitvoerende bestuurders. De taak om toezicht te houden op de taakuitoefening door bestuurders kan niet door een taakverdeling worden ontnomen aan niet uitvoerende bestuurders. Het voorzitterschap van het bestuur, het doen van voordrachten voor benoeming van een bestuurder en het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders kan niet aan een uitvoerende bestuurder worden toebedeeld. Niet uitvoerende bestuurders zijn natuurlijke personen.
2. Bij of krachtens de statuten kan worden bepaald dat een of meer bestuurders rechtsgeldig kunnen besluiten omtrent zaken die tot zijn respectievelijk hun taak behoren. Bepaling krachtens de statuten geschiedt schriftelijk.
3. Bij de benoeming wordt vermeld of een bestuurder wordt benoemd tot uitvoerende bestuurder of tot niet uitvoerende bestuurder.
4. Het bestuur is te allen tijde bevoegd tot schorsing van een uitvoerende bestuurder.
5. De uitvoerende bestuurders nemen niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming over het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders.
ee. Na onderdeel BBBA wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
BBBB
Na artikel 292 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 292a
1. Tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 291a lid 1, kan bij de statuten worden bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn. Deze kan ook als raad van toezicht worden aangeduid. De raad bestaat uit een of meer natuurlijke personen.
2. De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
3. Tenzij bij de statuten anders is bepaald, is de raad van commissarissen bevoegd iedere bestuurder te allen tijde te schorsen. De schorsing kan te allen tijde worden opgeheven door het orgaan dat of de persoon die bevoegd is tot benoeming.
4. De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van de raad en zijn leden bevatten.
5. Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Wanneer de raad van commissarissen hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de raad onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, tenzij de statuten anders bepalen.
6. De statuten kunnen bepalen dat aan de commissarissen als zodanig een bezoldiging wordt toegekend.
7. Bij een aanbeveling of voordracht tot benoeming van een commissaris worden van de kandidaat meegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep, de betrekkingen die hij bekleedt of heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van een commissaris. Tevens wordt vermeld aan welke rechtspersonen hij reeds als commissaris is verbonden; indien zich daaronder rechtspersonen bevinden, die tot een zelfde groep behoren, kan met de aanduiding van de groep worden volstaan. De aanbeveling en de voordracht tot benoeming of herbenoeming worden gemotiveerd. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als commissaris heeft vervuld.
8. Het bestuur verschaft de raad van commissarissen tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens.
9. Het bestuur stelt ten minste een keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, van de algemene en financiële risico’s en van de gebruikte beheers- en controlesystemen.
ff. Onderdeel CCC komt als volgt te luiden:
CCC
Artikel 298 komt te luiden:
Artikel 298
1. Een bestuurder kan op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie door de rechtbank worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld of wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank ingevolge artikel 297 gegeven bevel.
2. De rechtbank kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur treffen en de bestuurder schorsen.
3. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting worden, tenzij de bestuurder mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4. Een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de bestuurder kan door de rechter niet worden uitgesproken.
5. Het in de voorgaande leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen.
gg. Onderdeel DDD komt als volgt te luiden:
DDD
Artikel 300a komt te luiden:
Artikel 300a
1. Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 131 en 138 lid 1 en leden 3 tot en met 10 overeenkomstige toepassing.
2. Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 138 lid 2 en 139 overeenkomstige toepassing in geval van:
a. een stichting die aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen; of
b. een stichting die bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9.
3. Ten aanzien van de taakvervulling door commissarissen vindt overeenkomstige toepassing:
a. het bepaalde in lid 1 en lid 2, met dien verstande dat in lid 2 voor artikel 139 moet worden gelezen artikel 150; en
b. het bepaalde in artikel 9.
hh. Onderdeel EEE komt te vervallen.
2
Artikelen II tot en met IX komen te vervallen.
3
Artikel X komt als volgt te luiden:
ARTIKEL X WIJZIGING VAN DE WET VERPLICHTE BEROEPSPENSIOENREGELING
In artikel 110, tweede lid, wordt «zijn artikel 129a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 110a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing» vervangen door: is artikel 110a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
4
XI tot en met XIV komen te vervallen.
5
Artikel XII komt als volgt te luiden:
Artikel XII Wijziging van de Woningwet
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
a.
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen de eerste en tweede volzin.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot derde lid.
b.
Artikel 32 komt te vervallen.
6
Artikel XV komt als volgt te luiden:
ARTIKEL XV OVERGANGSRECHT
1. De artikelen 29, eerste lid, 74, 79 en 80 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De algemene vergadering kan, indien een vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is vertegenwoordigd door het bestuur of een bestuurder terwijl er een tegenstrijdig belang was met een of meer bestuurders, die vertegenwoordiging bekrachtigen door de vertegenwoordiger of vertegenwoordigers daartoe aan te wijzen op of na de datum van inwerkingtreding van de wet.
3. Op een statutaire regeling die inhoudt dat in alle gevallen waarin de vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij een tegenstrijdig belang heeft met een of meer bestuurders of commissarissen, de vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij wordt vertegenwoordigd door een ander dan het bestuur of een bestuurder, kan na de inwerkingtreding van de wet geen beroep meer worden gedaan.
7
Aan Artikel XVI wordt een onderdeel C toegevoegd:
C
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 november 2016 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (34 608), tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
In Artikel I, onderdeel A, wordt in artikel 305a, tweede lid, onder a, «artikel 9a, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 44a lid 1 of artikel 291a lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Algemeen
Deze nota van wijziging bevat naast wetstechnische aanpassingen een aantal inhoudelijke wijzigingen van het wetsvoorstel. De wetstechnische aanpassingen zijn ingegeven doordat de regels voor bestuur en toezicht per rechtspersoon in de respectievelijke titels van Boek 2 BW worden geplaatst (zie hiervoor pagina 1 en 2 van de nota naar aanleiding van het verslag). In deze toelichting bij de nota van wijziging worden de aanpassingen toegelicht voor zover er ook een inhoudelijke wijziging plaatsvindt.
De voornaamste aanpassingen in het wetsvoorstel zijn:
1) het vervallen van de verplichte ontstentenis- en beletregeling en de bepaling dat een bestuurder of commissaris niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders of commissarissen tezamen voor de vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting;
2) de toevoeging aan artikel 2:47 lid 1 en 2:292a lid 1 BW dat een raad van commissarissen van een vereniging of een stichting ook mag worden aangeduid als een raad van toezicht;
3) de wijziging van de regels voor aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen van niet-commerciële stichtingen en informele en niet-commerciële verenigingen;
4) een uitzondering op het bestuursverbod van vijf jaar voor stichtingsbestuurders en stichtingscommissarissen in het geval hen geen ernstig verwijt kan worden gemaakt;
5) het toevoegen van een tweetal bepalingen aan Artikel XV die het overgangsrecht voor de gewijzigde tegenstrijdige belangregeling regelen.
Deze wijzigingen zijn opgenomen mede naar aanleiding van vragen hierover in het verslag, het nadere advies van de gecombineerde commissie vennootschapsrecht van NOvA en KNB van 31 augustus 2016 en opmerkingen uit de literatuur.
Artikelsgewijze toelichting
1
Onderdeel a
In onderdeel a wordt geregeld dat onderdelen A tot en met D van het wetsvoorstel komen te vervallen. Dit betreft de artikelen 9 tot en met 11c in het algemeen deel van Boek 2 BW. Dit heeft onder meer tot gevolg de voorgestelde regeling inzake meervoudig stemrecht in de artikelen 2:9 lid 4 en 2:11 lid 5 BW en de ontstentenis- en beletregeling voor bestuurders en commissarissen in de artikelen 2:9 lid 6 en 2:11 lid 7 BW, komen te vervallen voor de coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, vereniging en de stichting. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 1 van de nota naar aanleiding van het verslag (pagina 1 en 2).
Onderdeel n en w
Onderdelen o en z bewerkstelligen dat de ontstentenis- en beletregeling voor bestuurders van de NV en de BV gehandhaafd blijven, met dien verstande dat de regeling wordt aangepast zoals voorgesteld door de gecombineerde commissie vennootschapsrecht (in artikel 2:134/244 lid 4 BW). In de eerste zin van deze bepalingen wordt voor de NV en de BV de formulering «van elk van de bestuurders» vervangen door «van alle bestuurders». In paragraaf 4 van de nota naar aanleiding van het verslag (pagina 29) wordt deze aanpassing nader toegelicht. In de laatste zin van artikel 2:134/244 lid 4 BW wordt duidelijk dat een plaatsvervangend bestuurder die naast een bestuurder bestuursdaden verricht, ook als een bestuurder wordt aangemerkt.
Onderdelen r en z
De bovengenoemde aanpassingen worden eveneens voorgesteld voor ontstentenis- en belet van commissarissen (in artikel 2:142/252 lid 4 BW). Eveneens wordt aan artikel 2:142/252 lid 4 BW een zin toegevoegd waarin wordt geregeld dat diegene die tijdelijk de functie van commissaris vervult bij ontstentenis en belet van de commissarissen met een commissaris wordt gelijkgesteld. Zie voor een verdere toelichting paragraaf 4 van de nota naar aanleiding van het verslag (pagina 31 en 32).
2
Onderdelen e en ee
Onderdelen e en ee plaatsen de regeling betreffende de taakomschrijving van de raad van commissarissen in de verenigingentitel (2:47 lid 1 BW) respectievelijk de stichtingentitel (artikel 2:292a lid 1 BW). Hier is nieuw dat wordt vermeld dat de raad van commissarissen van een vereniging en een stichting ook kan worden aangeduid als raad van toezicht (zie pagina 4 van de nota naar aanleiding van het verslag voor een uitgebreide toelichting).
3
Onderdelen g en gg
Deze wijzigingen betreffen de artikelen 2:50a en 2:300a BW. Deze twee artikelen zijn schakelbepalingen, waarmee enkele artikelen uit het NV-recht van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de vereniging (2:50a) respectievelijk op de stichting (2:300a).
– 2:50a/2:300a lid 1
Naar huidig recht gelden de regels voor bestuurdersaansprakelijkheid in geval van faillissement (artikelen 2:131 en 2:138 BW) via de schakelbepalingen van artikel 2:50a/2:300a ook voor formele verenigingen en stichtingen die vennootschapsbelastingplichtig zijn. In het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel werd in het algemeen deel van Boek 2 BW geregeld (in artikel 2:9c) dat de bestuurdersaansprakelijkheidsregels in geval van faillissement ook voor de bestuurders van informele en niet-commerciële verenigingen en stichtingen kwamen te gelden. Bij deze nota van wijziging vervalt artikel 2:9c.
– 2:50a/2:300a lid 2
Het nieuwe lid 2 van artikel 2:50a/300a regelt de overeenkomstige toepassing van een tweetal bepalingen – artikel 2:138 lid 2 en artikel 2:139 – op formele verenigingen en stichtingen die vennootschapsbelastingplichtig zijn en op de verenigingen en de stichtingen die een financiële verantwoording moeten opstellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening.
Artikel 138 lid 2 betreft het bewijsvermoeden in geval een rechtspersoon failliet is gegaan en de curator moet bezien of aan dat faillissement kennelijk onbehoorlijk bestuur ten grondslag ligt. Voor aansprakelijkheid is vereist dat het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het vermoeden van onbehoorlijke taakvervulling die een belangrijke oorzaak is van het faillissement van de rechtspersoon bestaat wanneer de rechtspersoon niet heeft voldaan aan – samengevat – de boekhoudplicht of de plicht om de jaarrekening tijdig te publiceren.
Naar huidig recht geldt het bewijsvermoeden uitsluitend voor formele verenigingen en stichtingen die vennootschapsbelastingplichtig zijn. Nieuw is dat het bewijsvermoeden gaat gelden ten opzichte van bestuurders van verenigingen en stichtingen die een financiële verantwoording moeten opstellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9 van Boek 2. Met deze toevoeging wordt gewaarborgd dat naast de woningcorporaties ook de andere semipublieke verenigingen en stichtingen die niet aan de heffing van vennootschapsbelasting zijn onderworpen (de zorginstellingen, onderwijsinstellingen en pensioenfondsen) onder het bewijsvermoeden zullen vallen. Met deze nota van wijziging wordt voorts bewerkstelligd dat het bewijsvermoeden – in afwijking van het oorspronkelijke wetsvoorstel – niet gaat gelden ten aanzien van alle (bezoldigde of onbezoldigde) bestuurders van niet-commerciële stichtingen en informele of niet-commerciële verenigingen. Het huidige recht blijft in zoverre in stand.
Artikel 2:139 betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders tegenover derden indien door de jaarrekening, door het jaarverslag of door bekendmaking van tussentijdse cijfers een misleidende voorstelling wordt gegeven van de toestand van de vennootschap. In het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel werd in artikel 2:50a/2:300a de werkingssfeer van artikel 2:139 uitgebreid door in artikel 2:50a/2:300a op te nemen dat de overeenkomstige toepassing van artikel 2:139 ook buiten het geval van faillissement geldt voor formele verenigingen respectievelijk stichtingen die vennootschapsbelastingplichtig zijn. Bij deze nota van wijziging is dit verplaatst naar lid 2 van artikel 2:50a/2:300a. Het toepassingsbereik is ten opzichte van het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel uitgebreid met verenigingen en stichtingen die een financiële verantwoording moeten opstellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening.
– 2:50a/2:300a lid 3
In het derde lid, onderdeel a, van artikel 2:50a/2:300a wordt het bepaalde in de leden 1 en 2 van overeenkomstige toepassing verklaard op de taakvervulling door commissarissen van een vereniging en stichting. Dit betreft de aansprakelijkheid van commissarissen voor de schade die derden lijden als gevolg van een misleidende voorstelling in de jaarrekening. Met artikel 2:50a/2:300a lid 3 geldt het bewijsvermoeden voor commissarissen alleen indien zij commissaris zijn van een vereniging of stichting die een financiële verantwoording moet opstellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening.
In het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel werd in artikel 2:11b BW de persoonlijke aansprakelijkheid van de commissaris van verenigingen en stichtingen jegens de vennootschap geregeld. In het derde lid bij artikel 2:50a/2:300a BW wordt thans hetzelfde bewerkstelligd door artikel 2:9 BW van overeenkomstige toepassing te verklaren op de taakvervulling door de raad van commissarissen (vgl. artikel 2:50a lid 3, onderdeel b).
Voor een uitgebreidere toelichting op de artikelen 2:50a en 2:300a BW wordt verwezen naar paragraaf 1 van de nota naar aanleiding van het verslag (pagina 6–9).
4
Onderdeel j
Onderdeel D betreft het herstel van een omissie (zie pagina 32 van de nota naar aanleiding van het verslag).
5
Onderdeel ff
Het bestuursverbod geldt van rechtswege bij ontslag van een stichtingsbestuurder of stichtingscommissaris (vgl. artikel 2:298 lid 3 juncto artikel 2:298 lid 5). Het wetsvoorstel geeft een ruime(re) interpretatie aan de ontslaggronden van stichtingsbestuurders en stichtingscommissarissen door aan het huidige artikel 2:298 lid 1 toe te voegen dat een bestuurder of commissaris kan worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, of wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld. Het wetsvoorstel zoals ingediend voorzag nog niet in de mogelijkheid voor de rechter om bij toepassing van deze ontslaggronden rekening te houden met de omstandigheden van het geval en mogelijk in een uitzondering te voorzien voor een individuele bestuurder of commissaris, bijvoorbeeld wanneer deze bestuurder of commissaris geen verwijt kan worden gemaakt voor – samengevat – grove fouten van medebestuurders of commissarissen. Hierin wordt nu voorzien in het derde lid van artikel 298 (zie pagina 8 van de nota naar aanleiding van het verslag voor een uitgebreide toelichting).
6
Onderdeel 6
Er worden een tweetal overgangsrechtelijke bepalingen toegevoegd aan Artikel XV. Deze bepalingen regelen het overgangsrecht voor de gewijzigde tegenstrijdigbelangregeling (leden 2 en 3). Met de invoering van een nieuw systeem terzake tegenstrijdig belang bestaat de behoefte aan een overgangsregeling die rekening houdt met oude gevallen ten aanzien waarvan de algemene vergadering tot reparatie wil overgaan. Met deze nota van wijziging wordt in Artikel XV, lid 2, in een overgangsregeling voorzien die de algemene vergadering een mogelijkheid tot reparatie biedt voor transacties die voorafgaand aan de wetswijziging hebben plaatsgevonden. Daarnaast wordt in Artikel XV, lid 3, voorzien in een regeling om te voorkomen dat verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen worden gedwongen om hun statuten onmiddellijk bij de inwerkingtreding van de wet aan te passen aan de nieuwe opzet van de regeling betreffend tegenstrijdig belang. Daarnaast vervalt de eerder in artikel XV opgenomen overgangsregel voor de verplichte ontstentenis- en beletregeling voor de coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, vereniging en de stichting, aangezien de verplichte ontstentenis- en beletregeling komt te vervallen voor deze rechtspersonen (zie onderdeel 1 van deze nota van wijziging). Voor een verdere toelichting op deze overgangsrechtelijke bepalingen wordt verwezen naar pagina 32 van de nota naar aanleiding van het verslag.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker