Ontvangen 4 november 2016
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid van artikel 193m wordt de zinsnede «In afwijking van het bepaalde in lid 1 is» vervangen door: Mits volledige vergoeding van schade kan worden verkregen van de andere bij de inbreuk betrokken ondernemingen, is in afwijking van het bepaalde in lid 1.
2. In het tweede lid van artikel 193t wordt de tweede volzin vervangen door: De verlenging vangt aan de dag na het verstrijken van de verjaringstermijn. De duur van de verlenging is gelijk aan de periode benodigd voor de vaststelling van een definitieve inbreukbeslissing of het op andere wijze beëindigen van de procedure, vermeerderd met een jaar.
Onderdeel 1
Op grond van artikel 6:193m, eerste lid, BW zijn inbreukplegers hoofdelijk aansprakelijk jegens alle benadeelden van de inbreuk. Het tweede lid van dit artikel formuleert een uitzondering op deze aansprakelijkheid voor kleine en middelgrote ondernemingen. Zij zijn niet hoofdelijk aansprakelijk jegens alle benadeelden indien is voldaan aan de voorwaarden opgenomen in dit lid. De in deze nota van wijziging voorgestelde toevoeging aan het tweede lid («Mits volledige vergoeding van schade kan worden verkregen van de andere bij de inbreuk betrokken ondernemingen (...)») verduidelijkt dat deze uitzondering alleen van toepassing is indien er geen gevolgen zijn voor het recht op volledige schadevergoeding van de benadeelden. Dit is in overeenstemming met artikel 11, tweede lid, aanhef, van de richtlijn («onverminderd het recht op volledige vergoeding»).
Onderdeel 2
Artikel 6:193t, tweede lid, eerste volzin, BW voorziet in de verlenging van de verjaringstermijn van een vordering tot vergoeding van schade. Het gaat om gevallen waarin de mededingingsautoriteit een handeling verricht in het kader van een onderzoek of procedure met betrekking tot de inbreuk waarop de rechtsvordering betrekking heeft. De actie die een mededingingsautoriteit onderneemt kan resulteren in een inbreukbeslissing. Ook kan de mededingingsautoriteit concluderen dat geen sprake is van een inbreuk. De procedure kan ook worden beëindigd door een onherroepelijke rechterlijke beslissing. De voorgestelde wijziging verduidelijkt dat de verjaringstermijn in al deze gevallen wordt verlengd. De duur van de verlenging is gelijk aan de periode benodigd voor de vaststelling van een (definitieve) inbreukbeslissing dan wel de periode benodigd voor het op andere wijze beëindigen van de procedure, vermeerderd met een jaar (zie art. 10, vierde lid, laatste zin, van de richtlijn en de toelichting bij art. 6:193t, tweede lid, BW).
Deze nota van wijziging wordt aangeboden mede namens de Minister van Economische Zaken.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur